spectrum 10 Zaterdag 6 augustus 2011 Miniziekenhuisj e Joriska Zilverschoon praat met een patiënte. Het idee van de Zorgsaamkliniek in Hulst is zo voor de hand liggend, dat het eigenlijk gek is dat het niet op veel meer plaatsen in het land navolging krijgt. Regels, budgetten en de angst voor het onbekende staan vaak in de weg, ten koste van de patiënt. „Je moet elkaar iets willen gunnen." door Nadia Berkelder foto's Marcella Davidse Het is acht uur 's ochtends. Huisarts Joriska Zilver schoon meldt zich bij de teampost. Samen met zorg- coördinator Jeannette van den Berg neemt ze de patiënten van de dag door. „Nou", zegt Van den Berg. „Die nieuwe pijnstiller is de oplossing van de eeuw. Hij slaapt, hij voelt zich beter en hij heeft er honger van gekregen." „Echt?", vraagt Zilverschoon. Ze maakt een aantekening in het dossier en hangt de map terug in haar kar. Huisartsen werken normaal niet in zieken huizen. Maar in Hulst wel. Daar staat dan ook een bijzonder ziekenhuis: de Zorg saamkliniek Hulst, een combinatie van een huisartsenkliniek en een ziekenhuisafde ling, met wat bedden voor verpleeghuispa tiënten. Mensen die na een behandeling in het ziekenhuis langzamer herstellen dan anderen, of mensen die na een ongeluk of ziekte niet thuis beter kunnen worden, ko men hier terecht. „We zijn met twintig bedden een miniziekenhuisje", zegt Mar- nix van Oyen van Zorgsaam. Nadat het ziekenhuis in Hulst sloot, in 1988, was de bevolking van Oost-Zeeuws Vlaanderen aangewezen op Terneuzen voor ziekenhuiszorg. Bijna vier jaar gele den opende de kliniek, die ondergebracht is op het terrein van zorgcentrum De Blaauwe Hoeve, boven huisartsenpraktijk Pallion en onder de revalidatie-afdeling. „Daarmee hebben we een schuld ingelost voor de regio Hulst", vindt Van Oyen. Zilverschoon en Van den Berg gaan één voor één de dossiers van de patiënten langs. Ze vragen zich af hoe het komt dat die meneer zo traag reageert, waarom die mevrouw nog niet naar huis wil, wat de oorzaak is van de enorm gezwollen benen van een andere mevrouw en of ze met de kinderen van één van de patiënten een ge sprek moeten voeren. „We mogen haar zó in de Blaauwe Hoeve steken, vinden de kinderen. Maar ik heb het idee dat hun moeder daar nog te goed voor is", vertelt Van den Berg. Zilverschoon knikt. Daar is ze het mee eens. De mevrouw is te fit voor het verpleeghuis. Even later knielt Zilverschoon bij een bro ze mevrouw, die aan een ontbijt van kiwi, peperkoek en thee zit. „Kunt u zich thuis wel redden?", vraag de dokter. „Ja hoor", antwoordt de mevrouw stellig. „Heeft u hulp thuis?", vraagt Zilverschoon door. „Ja, dat wel", geeft ze toe. „En wat zou u zelf willen? Naar huis of naar een verzorgings huis?" „Dat weet ik nog niet", zegt ze zachtjes. „Denk daar maar eens over na", zegt de arts. „Ja", peinst de mevrouw. Een paar kamers verder bezoekt René de Bakker, specialist ouderengeneeskunde, een mevrouw die hier anderhalve week ligt. „Mag ik even in je billen knijpen?", vraagt hij, met een knipoog. „Dat mag wel", lacht ze. De vrouw heeft kanker. Ze is hier omdat ze tot overmaat van ramp ook nog eens haar arm brak, waardoor thuis blijven onmogelijk werd. Binnenkort moet ze naar De Meander„de afdeling voor mensen die ongeneeslijk ziek zijn. En daar heeft ze geen zin in, zegt ze, als de dokter en de verpleegkundige van de ka mer zijn.. „Dan kom je in het eindstadium. En dat ben ik eigenlijk nog niet zo van plan. Ik blijf liever hier. Op deze afdeling is het prettig, levendig. Daar is het zo stil." „Ze komen uit het hele land om hier te kij ken", zegt René de Bakker even later. „Al-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2011 | | pagina 100