II
'Mijn vader heeft altijd een goede boterham kunnen verdienen,
waarom zou mij dat niet lukken?'
De beroepsvissers op de binnenwateren hebben het nog
nooit zo zwaar gehad. Kleine visstanden en vervuiling
maken hen radeloos. Niet Aaltje Stellema. Ze is een van de
jongste beroepsvissers. En vrouw.
zaterdag 16 juli 2011
Aaltje Stellema, palingvisser
Beroepsvissers
Nederland telt zo'n 250 beroeps
vissers op de binnenwateren.
Ruim vijftig van hen worden direct
bedreigd in hun voortbestaan, van
wege het vangstverbod voor paling
op de grote rivieren.
Rondom het IJsseimeer zijn rond
de zeventig vissers werkzaam; in
Noord-Holland 45. De rest van de
bedrijven is verspreid over het
land.
Veel beroepsvissers kunnen niet
louter van het vissen leven. Neven
inkomsten zijn vaak gelieerd aan
water, zoals een baan in rietteelt,
havenbedrijf of waterschapswerk.
De vangst van paling is voor bijna
alle vissers de belangrijkste inkom
stenbron. Daarnaast vangen sommi
gen met name in de wintermaan
den schubvissen, zoals de snoek
baars die steeds meer culinair ge
waardeerd wordt.
De vangst van snoekbaars stuit op
weerstand bij sportvissers, die
ook graag op deze vis jacht maken.
In het verleden is afgesproken dat
paling bestemd is voor beroepsvis
sers en de overige vissoorten voor
sportvissers.
wordt
palingvisser
door Niek Opten
M
et zo'n voor
naam - Aaltje
- ben je haast
voorbestemd
om palingvis
ser te wor
den. Maar dat zag zij anders. Aal
tje wist van kleins af aan al zeker
dat ze later juf zou worden. En
zo gebeurde het ook. Na de pabo
ging ze aan de slag op een basis
school in haar woonplaats Dok-
kum. Ze vond het heerlijk, wer
ken met de kinderen in groep 7.
Ze zijn spontaan en groot ge
noeg om uit te leggen hoe de we
reld zo'n beetje in elkaar steekt.
Geen dag is hetzelfde.
Maar dan de schoolvakanties.
Dan hees ze zich in haar stevige
broek met bretels en trok ze haar
laarzen aan om mee te gaan vis
sen met haar heit Sape. Zoals ze
dat vroeger ook altijd had ge
daan. „Ik weet niet beter of ik
ging met mijn vader mee op de
boot", vertelt de Friezin 's och
tends om half zeven op haar
sloep, 'de Aaltje'. We zijn op
weg naar haar fuiken in de Dok
kumer Ee. Zo vroeg wordt ze ten
minste niet gestoord door de ple
ziervaartuigen, die later in grote
aantallen voorbij zullen varen.
Aaltje staat niet meer voor de
klas. Sape Stellema maakte eind
jaren zestig zijn beroep van pa-
lingvissen. Toen hij in 2009 65
jaar werd wilde hij de netten en
fuiken voorgoed uit het water ha
len, want zijn twee zonen had
den geen trek in een vissersle
ven. 'Maar ik kan het toch ook
overnemen', bedacht zijn doch
ter, toen 24 jaar oud. Vorig jaar
werd ze officieel beroepsvisser.
Vrienden en familie keken er
niet raar van op. „Ze weten alle
maal hoe leuk ik dit vind." Vori
ge maand kreeg ze de aanmoedi
gingsprijs van de belangenvereni
ging, de Combinatie van Be
roepsvissers. „Hopelijk zul je een
voorbeeld worden voor andere
dochters en schoondochters van
vissers", sprak de voorzitter van
de Combinatie.
Een paar meeuwen cirkelen bo
ven de boot als Aaltje de fuiken
uit het water haalt. De vogels
azen op het kleine grut in de net
ten dat weer overboord gaat.
Twee kilo, schat Aaltje de glibbe
rige opbrengst die aan boord in
een reservoir krioelt. Ze sms't
het aantal door naar NatuurNet-
werk, de organisatie die toezicht
houdt op haar quotum. Later,
thuis, zal blijken dat ongeveer de
helft van de vijftien alen nog te
klein is. Een voor een worden de
vissen langs een meetlat gelegd.
Korter dan 40 centimeter gaat
weer terug het water in. Voor de
tijd van het jaar een redelijke op
brengst uit twee fuiken.
Toen Sape begon als beroepsvis
ser telde hij nog vijftig collega's
in zijn provincie, nu zijn er nog
zeventien over. Verdeeld over
het hele land zijn dat er nog zo'n
250. Hun voornaamste inkom
stenbron, de vangst van paling,
staat onder druk. De hoeveel
heid aal is de afgelopen decennia
fors teruggelopen waardoor jaar
lijks drie maanden een vangst-
verbod geldt. Omdat de bodems
van de grote rivieren zijn ver-
'Er zit genoeg paling
hier, ik moet het alleen
nog even vangen'
vuild mogen de vissers in het
zuiden sinds dit jaar helemaal
geen aal meer uit het water ha
len.
Al deze negatieve ontwikkelin
gen ten spijt ziet Aaltje haar toe
komst zonnig. In tegenstelling
tot de collega's in het zuiden
heeft zij geen last van vervuilde
paling. Daarnaast doet ze mee
aan een pilotproject. In plaats
van een vangstverbod in de
herfst en winter is zij een van de
Friese vissers die als proef een
vangstquotum hebben gekregen.
„Daardoor mag ik wel in de
maanden september tot en met
november vissen. Dat zijn juist
de maanden waarin de paling
het meest actiefis." Voordeel
van deze opzet is ook dat wordt
vastgelegd waar hoeveel paling is
gevangen, nuttige gegevens voor
een goed beheer van de paling
stand. Naast hun quota vangen
de vissers ook nog paling om
over de dijk, in de zee, uit te zet
ten. Dat is belangrijk, want de pa
ling paart in zout water. Door al
le sluizen en gemalen hebben de
alen steeds meer moeite om zelf
standig hun weg naar zee te vin
den.
„Mijn vader heeft altijd een goe
de boterham kunnen verdienen,
waarom zou mij dat niet luk
ken?", vertelt ze bij een kopje
koffie aan de keukentafel. La
chend: „Er zit genoeg paling
hier, ik moet het alleen nog even
vangen. Ik vind het heel erg voor
de collega's in het zuiden die
niet meer mogen vissen op pa
ling. Cynisch genoeg is mede
daardoor de prijs van paling wel
gestegen."
Haar vader rookt nu nog een
klein gedeelte van de paling, in
de toekomst wil Aaltje ook die
activiteit overnemen. En mocht
het allemaal niet goed gaan, dan
kan ze altijd nog weer terug
voor de klas. Die combinatie zou
ze sowieso graag willen maken,
educatie en vissen. „Toen ik
mijn klas vertelde dat ik visser
ging worden, dachten ze dat ik
met een hengel langs de water
kant zou gaan zitten. Zelfs de
kinderen uit deze streek, waar
zo veel water en vis is, weten
niet meer wat palingvisserij is.
Daar zou ik ze graag meer over
willen vertellen."
Hoe anders haar leven nu ook is,
ze ziet ook overeenkomsten tus
sen haar huidige en haar vorige
beroep. „Je weet niet van tevo
ren wat de opbrengst is, net zo
min weet je hoe de kinderen
zich door de dag zullen gedra
gen. Vissen eenzaam? Je kunt
lekker je gedadhten laten gaan
als je in de boot zit." Het vlakke
landschap dat zich in de boot
langzaam aan haar voorbijtrekt,
leent zich daar uitstekend voor.
Haar praatjes maakt ze wel on
derweg met passanten of thuis
met klanten die gerookte paling
komen kopen. En dat de fuiken
elke dag geleegd moeten wor
den, zodat ze moeilijk op vakan
tie kan? „Ik weet niet beter.
Toen mijn vader nog viste was
dat ook al zo."
En hoe zit het nou met haar
voornaam? Nee, haar ouders wil
den er niet haar beroepskeuze
mee beïnvloeden. Ze is ver
noemd naar haar oma. En die
was geen beroepsvisser.