io vismigratie De sluizen in de Haringvlietdam gaan toch op een kier. Landbouwers vrezen de terugkeer van zout water, maar de vissen kunnen nu gemakkelijker vanuit zee de paaigebieden in de Europese wateren bereiken. Zalm Zeeprik woensdag 29 juni 2011 reageren? nieuwsredactie@wegener.nl Deur op een kier voor de door Joost Sijtsma Miljoenen euro's investeer je als buurland om de visstand weer op peil te krijgen. Jonge zalm, houting en elft worden uitge zet en bij barrières als stuwen, slui zen en waterkrachtcentrales, die de migratie van vissen hinderen, worden speciale voorzieningen als vistrapjes gebouwd. Niets staat trekvissen nu in de weg om vanuit zee naar hun paaigebieden te zwemmen. Behalve dan de Haring vlietdam die als een onneembare barrière fier oprijst uit het Haring vliet. Niet leuk voor de vissen, maar ook niet voor de buurlanden die geïnvesteerd hebben in het be vorderen van de vismigratie. Voor die landen was het bericht van af gelopen vrijdag dat het kabinet het Kierbesluit gaat uitvoeren, dan ook goed nieuws. In het Kierbe sluit belooft het kabinet de sluizen in de Haringvlietdam ook bij vloed op een kier te zetten zodat de vissen mee kunnen liften op het zoute water dat de Haringvliet binnenstroomt. Met het openzet ten van de sluizen kan ook het zoute water met het zoete worden gemengd. De harde overgang tus sen zout en zoet is nu te abrupt en kan veel vissen fataal worden. Daarnaast kunnen vissen door 'de kier' weer het Haringvliet op- zwemmen als ze tijdens het spuien van water op zee naar bui ten zijn gespoeld. Het Haringvliet is belangrijk voor de vismigratie. André de Breuke laar, adviseur rivierecologie bij Rijkswaterstaat: „Bij jonge zalm en zeeforel trekt verreweg het groot ste deel van de jonge vis via het Haringvliet naar zee. Bij terugkeer als volwassen paairijpe exempla ren zullen vissen dezelfde route te rug naar het zoete water kiezen. Dus voor de meeste terugkerende vissen is de intrekroute via de Nieuwe Waterweg niet interessant omdat ze daardoor niet naar zee zijn gekomen." Er is tijdens de bouw van de Ha ringvlietdam, die in 1971 in ge bruik werd genomen, wel reke ning gehouden met vismigratie. Er werden in zes van de achttien dampijlers visriolen aangebracht. In zo'n riool die als een soort schutsluis werkt, kunnen vissen het verschil in waterniveau over bruggen en wordt de stroomsnel heid teruggebracht. Het blijkt ech ter dat vissen nauwelijks gebruik maken van de riolen. Vissen kun nen nu ook tijdens het spuien - het bij eb lozen van zoet water in zee - het Haringvliet binnentrek ken. Uit onderzoek blijkt dat de grootste trek van vissen aan het eind van de spuiperiode plaats heeft. Als het lozen van zoet water begint, moet de lokkende werking van het zoete water op de vissen nog op gang komen waardoor de trek van vissen naar het Haring vliet gering is. „Bij het spuien kun nen alleen gedurende een korte tijd als de stroomsnelheid nog laag is, net na gelijk tij, de goede zwem mers nog tegen de stroom in naar binnen zwemmen. Slechte zwem mers zullen dit niet redden", zegt De Breukelaar. Al met al komen door de visriolen en het spuien niet genoeg vissen het Haringvliet binnen. „Die deur zit nu dicht", zegt Erwin Winter. Hij is verbonden aan Imares, een instituut voor marien-ecologisch onderzoek. „Voor zalm en forel, maar ook voor paling, is het Ha ringvliet de poort van Maas en Rijn. Zo'n 90 procent van de zalm die we terug vinden in de Rijn, zwemt via het Haringvliet." Win ter is blij dat het kabinet toch de sluizen opent: „Met de alternatie ven die onderzocht zijn, bereik je niet hetzelfde effect als met het openen van de-sluizen. Bovendien hebben wij ook in Nederland inves teringen gedaaft om vismigratie mogelijk te maken. Alleen de slui zen moeten nog open." De Breukelaar is optimistisch over het effect: „De verwachting is dat dit een grote verbetering gaat ople veren voor heel veel vissen die van zoet naar zout en vice versa willen migreren. Deels omdat bepaalde vissoorten er nu helemaal niet doorheen komen en deels omdat de mogelijkheid voor andere vis sen om te passeren sterk worden verbeterd." De aal groeit op in zoet wa ter en plant zich voort in zout water. De paaigebie den van de Europese aal be vinden zich in de Sargossa- zee, 6000 km van Europa. De paaitrek van de volwas sen, geslachtsrijpe aal, of wel schieraal, begint tegen het einde van de zomer. De stroomafwaarts trekkende schieralen zwemmen bij voorkeur in de sterkste stro mingen van de hoofd stroom van rivieren. Uit het stroomgebied van de Rijn zwemmen de schieralen vrij wel allemaal via de Nieuwe Waterweg naar zee. Jonge aal, ofwel glasaal, komt met de stromingen van de oceaan terug naar Eu ropa. Hun aantallen bedra gen nu nog maar maximaal 5 procent van wat een hal ve eeuw geleden normaal was. Bij Europa aangeko men trekt de glasaal het zoete water op of zwemt eerst nog voor kortere of langere tijd rond in de kust wateren. Jonge zalmen, ofwel smolts, die in de zijrivieren van de Rijn zijn uitgezet, trekken na één of twee jaar naar zee om daar tot paairijpe vissen op te groeien. Na één tot drie jaar op zee te hebben geleefd, trekken de volwassen zalmen via dezelf de route weer naar de bovenstroomse gebieden om te paaien. Het aantal smolts dat jaarlijks vanuit het stroomgebied van de Rijn naar zee trekt ligt tus sen de 100.000 en 250.000 exemplaren. In 2008 trok ken tussen de 33.500 en 137.000 jonge zalmen via het Haringvliet de zee op. Het aantal volwassen zal men dat zich voor de Neder landse kust verzamelt, schommelt de laatste jaren tussen de 7.500 en 15.500 exemplaren. Van deze die ren trekt 35 tot 40 procent het rivierengebied op, de meeste via het Haringvliet of de Nieuwe Waterweg. In de Nederlandse rivieren neemt sinds 1987 het aan tal zeeprikken weer toe. Bij een onderzoek dat vorig jaar werd gehouden, trok ken zeeprikken die waren uitgerust met een zender tje, vanaf zee zowel via de Nieuwe Waterweg als de spuisluizen van de Haring vlietdam naar het zoete wa ter. Na de bouw van de Haring vlietdam is de rivierprik sterk achteruitgegaan, maar deze soort beleeft nu een heropleving. Naar schatting trekken zeker 100.000 vol wassen exemplaren per jaar Nederland in voor de voort planting. Voor de Haringvlietdam en Afsluitdijk worden grote concentraties rivierprik aan getroffen, evenals voor de stuwen bij Hagestein en Lith.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2011 | | pagina 10