boeken115 Twee boeken, twee universums O Een doolhof zonder uitganglouter geheimtaal Om iets minder bang te zijn vrijdag 15 april 2011 het Oost-Eiiropese meisje dat een schijnhu welijk met hem wil sluiten. Met vaart ver teld, fijn balancerend tussen kolder en schrij nende treurnis en met genoeg authentiek klinkende dialogen en achtergrondschetsen om de op het eerste oog wat clichématige personages tot leven te laten komen. Kortom, een vermakelijk literair neefje van de film Little miss Sunshine. Foulds' tweede boek is, zoals gezegd, van een geheel andere orde. Voor De dwaaltuin koos hij namelijk het High Beach Private Asylum in Epping Forest als decor. Een psy chiatrische inrichting waar in 1840 twee dichters verkeerden: Alfred Tennyson, wiens broer Septimus er werd opgenomen, en de (nu) minder bekende natuurpoëet John Clare, die er zelf patiënt was. Rond dat intrigerende gegeven spint hij een ragfijn, impressionistisch web van verhalen. Het verhaal van de directeur van de inrich ting, dr. Matthew Allen, bijvoorbeeld, die als geneesheer een opvallend verlicht type is (hij vindt dat je gekken als mensen moet behandelen, moet helpen met gesprekken en therapeutische lichaamsbeweging), maar die ook wordt gekweld door een troebel fi nancieel verleden én bran dende ambitie. Gevolg: een Thomas Rosenboomachtige gedoemde onderneming, waarin hij rijk hoopt te wor den met een automatische houtsnijmachine. Het wordt, uiteraard, een de bacle. Ook voor (echt ge beurd!) Tennyson, die een groot deel van zijn familie kapitaal in het apparaat steekt. Terwijl hij ondertus sen treurt om een jong over leden vriend, voor wie hij een in memoriam probeert te dichten en, verstrooid als hij is, geen enkel oog heeft voor de avances van Aliens dochter Hannah. Foulds schetst het allemaal knap. Net als zijn cast van bijfiguren, onder wie een godsdienstwaanzinnige pa tiënte en de brute oppasser William Stockdale, die bui ten Aliens medeweten een waar schrikbewind voert, en de sfeer in het landelijke gesticht. Maar dé ster van De dwaal tuin is toch John Clare. De dichter, die zich aanvanke lijk nog bewust is van zijn recente succes en werk op stuurt naar literaire tijd Een doldwaze road novel en een rag fijn poëtisch web van verhalen. Bei de soorten literatuur vloeien uit de pen van de getalenteerde Brit Adam Foulds. door Dirk-Jan Arensman schriften, maar die langzaam steeds verder wegzakt in schizofrene wanen, waarin hij af wisselend een beruchte vuistvechter en Lord Byron is, smacht naar zijn echtgenote en is ervan overtuigd dat hij jeugdliefde Ma ry trouwde. Het zijn ijle, soms nachtmerrie achtige scènes. Maar Clare kreeg zo'n fraaie stem - poëtisch, vervoerd door de natuur, eenzaam en wanhopig - dat je helemaal zijn wereld, zijn hoofd, wordt ingetrokken. Indrukwekkend. TWee boeken, twee com pleet uiteenlopende universums. Als je dan nog weet dat Foulds tussendoor het epische gedicht The broken word (2008) schreef over de Mau Mauopstand in Kenia, in de jaren vijftig, kun je alleen maar razend benieuwd zijn waar hij hierna mee zal ko men. Adam Foulds - Hoe het werkelijk is gegaan. Vertaling Ronald Cohen. Ailantus, 20,50 eu ro. De dwaaltuin. Vertaling Jan Fastenau. Ai lantus, 18,95 euro. Dat de eerste twee romans van de Britse schrijver Adam Foulds (1974) onlangs met een tussenpoos van nauwelijks meer dan een maand in vertaling verschenen, lijkt vreemd. Vreemd laat vooral. Zijn debuut, The truth about these strange times (2007), werd in eigen land destijds al enthousiast ontvangen en bekroond met de Sunday Ti mes Young Writer of the Year Award. En zijn The quickening maze (2009) werd zelfs genomineerd voor de Man Booker Prize. Maar die geconcentreerde inhaalslag heeft wel een bijkomend voordeel: het benadrukt nog-eens hoe groot en veelzijdig Foulds' ta lent is. Want hoewel deze romans in opzet en toon nauwelijks meer van elkaar konden verschillen, zijn ze, elk op hun eigen manier, zeer geslaagd. Hoe het werkelijk is gegaan is een klassieke buitenbeentjes komedie, die begint als een be jaarde klant in de sportschool waar hij werkt in de armen van de sullige Schotse dikzak Howard McNamee een hart aanval krijgt. Howard bezoekt de eenzame, oude dame we ken trouw in het ziekenhuis. Uit de goedheid van zijn hart, omdat hij weinig beters te doen heeft en omdat hij een dijk van een moedercomplex heeft. Waarna hij, als ze een maal gestorven is, wordt opge nomen in het Londense gezin van haar zoon en de 10-jarige Saul, een hartveroverend wijs neusje dat door zijn ouders met overstuurd fanatisme wordt gedrild voor de Mondia le Geheugenkampioenschap pen. Als de druk het joch daar te veel dreigt te worden, gaat dit merkwaardige duo ervandoor. Wat volgt, is een doldwaze roadnoveltocht, inclusief poli- tieachtervolgingen en een tra gikomisch zijlijntje, waarin Howard als een blok valt voor Adam Foulds. foto Caroline Forbes wanneer het zover is, zover is gekomen (met mij) schrijf ik? schrijf ik HANS FAVEREY (1933-1990) door Mario Molegraaf p school gingen huiveringwekkende verhalen over een leraar geschiede nis. Op repetities kwam hij met vra gen als: wie werd waar geboren en hoe werd hij genoemd? De gedichten van Hans Faverey zijn even ongenaakbaar. Hij zorgde er, net als die leraar, voor dat ieder aankno pingspunt was afgekapt. Zoveel geheimzin nigheid maakt nieuwsgierig. De vraag is al leen: hoe krijg je greep op zulke poëzie? Want natuurlijk is ook de gebruiksaanwijzing vernietigd en zijn de bedieningsknopjes kapot. Je belandt in een doolhof zonder uitgang, er wordt louter geheim taal gesproken. 'Hier het zich ooit uitvond', 'Dit is de straf: hoe ner gens ik ook ben', hij was een mees ter in zulke formules. En toch wil je weten wat de drijfveer is achter dit oeuvre, in deze nieuwe editie uitgebreid met nog eens 193 gedichten uit de nalaten schap. Favereys poëzie werd aanvankelijk door on begrijpende uitgevers afgewezen. Maar in 1968 debuteerde hij met Gedichten. Toen kort voor zijn dood Het ontbrokene ver scheen, was hij een veelgeprezen dichter. Er zijn een paar patronen te herkennen. Zo hebben zijn gedichten vaak een drastisch einde. Ik noteer slotwoorden als verwijde ren, vloei af, opheft, punt er ach ter. Gedichten die zomaar verschij nen en zomaar verdwijnen, en er in de tussentijd zomaar zijn. Net als wij eigenlijk. Een eindeloze stil te voor we er waren, een eindelo ze stilte nadat we er waren, en in de tussentijd is er het leven. Voor onszelf het enige en alles, maar in het grote geheel een onbetekenen de flits. lhmU>vero .Het ij» HM eenlir j «cpubUivcriir (fnUfhlvn uil llf -nitflHniwIup i 'Een lek in het zwijgen', begon Faverey een gedicht. Het is een definitie van de poëzie, maar evengoed een omschrijving van het le ven. Hij schreef in zekere zin altijd hetzelfde gedicht, een afspiegeling of herschepping van het bestaan. Je kunt je als lezer in Fave reys werk, om de woorden uit een van zijn nagelaten verzen te lenen, voelen 'als een kat verzopen in een nooit begonnen onach terhaalbaar gedicht'. Maar je kunt je ook aangesproken voelen, bijvoorbeeld door het hierbij afgedrukte gedicht, ook uit zijn nala tenschap. 'Twee o's tussen twee d's,' vat hij ergens samen. Dat is de inzet van dit ge dicht, van al die andere gedichten. Poëzie waarin antwoord wordt gegeven op die al omvattende vraag van de geschiedenisle raar. Hans Faverey - Gedichten 1962-1990. Be zorgd door Marita Mathijsen. De Bezige Bij, 49,90 euro

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2011 | | pagina 15