m 35 wonen Zaterdag 26 maart 2011 Eric Heinst bewoont met Petrina Koemans één van de negen appartementen die hij op Aruba bouwde en beheert, foto's EH Wel lang over nagedacht zeker? „Haha, nee. Het ging allemaal heel snel, ik heb het blind ge kocht. Niet wezen kijken, niets. In totaal is het 3.000 vier kante meter. Op zich niet overdreven veel, maar je zult het moeten maaien. Toen moest ik ineens hard gaan sparen. Ik had in Zwitserland gelukkig een goed salaris en had het op korte termijn benodigde geld in een halfjaar bij elkaar." Zwitserse schepen verbrand en per vliegtuig naar het paradijs? „Nee joh, ik wist eerst niet eens wat ik met de grond wilde doen. Eerst een gewoon huis op gezet, daar zat ik tijdens va kanties zelf, verder verhuurde ik het. Pas een paar jaar later ging ik aan de slag met het appartementencomplex." Veel zelf gedaan? „Het grootste deel wel ja. Ik liet de appartementen casco neerzetten en deed de afbouw bijna helemaal zelf Al scha kelde ik voor het grove werk soms lokalen in. Ik kwam wel iswaar uit de gezondheidszorg, maar ben wel technisch aan gelegd, heb in het verleden ook een tijd mts gedaan." Met je Nederlandse pak-aan-mentaliteit was het snel klaar? „Ik werkte keihard, zag de lokale bevolking denken: 'Jezus, wat een gek!' En na een tijd kwam ik er wel achter dat je bij deze temperaturen je tempo moet aanpassen. Soms word je echt onpasselijk van de hitte en kom je niet vooruit." Welke lessen leerde je nog meer? „Bijvoorbeeld dat afspraken niet altijd afspraken zijn zoals wij ze in Nederland gewend zijn. En dat ineens een tijdlang bepaalde producten hier gewoon niet te krijgen zijn. Zie ik bouw- of klusmateriaal waarvoor ik op korte termijn niet zozeer een bestemming heb, maar waarvan ik denk dat ik ze later nodig heb, dan koop ik ze. Anders zul je zien dat ze er niet zijn op het moment dat ik ze moet hebben." En nu? Je bezit verkopen en als man in bonus terug naar Europa? „Dat zit er niet in. Ik heb nog niet zo lang geleden een bod gehad. Naar Arubaanse maatstaven was dat heel interes sant, zou dat behoorlijk wat opleveren. Maar in Europa be gin je voor een dergelijk bedrag niet zo veel hoor. Boven dien, dit werk is vooralsnog mijn alles." Eindstation Aruba? „Nou, misschien als we het financieel ooit zo goed voor el kaar hebben, dat we regelmatig van het eiland afkunnen. Want hoe mooi het hier ook is, het blijft natuurlijk een ei land dat zo groot is als Texel. Je wereldje is daardoor wel heel klein. Dit paradijs heeft letterlijk zijn grenzen." Reageren en aanmelden? redactie.wonen@wegener.nl wonen@wegener.nl 024-3650509 Blofield: een opblaasbare Chesterfield-bank van Jeroen van de Kant. wie Eric Heinst (47) en Petrina Koemans (41) beroep hij: eigenaar en beheerder appartementencomplex voor toerisme en vaste verhuur; zij: supervisor Aru baanse kantoor chartermaatschappij ArkeFly eerder hij: Lichtenvoorde, Noordwijk, Davos (Zwitserland); zij: Den Haag nu vlakbij Hooiberg, Aruba. want het type meubel heeft geen merknaam, maar een productnaam. In Canada wordt zelfs elke bank aangeduid met de term 'Chester field'. De populairste Chesterfield-bank, ook anno 2011, is de tweepersoons versie. Er is een levendige handel in tweedehands, al dan niet gerestaureerde banken. Vaak worden de ban ken traditioneel afgewerkt met bolle kopspij kers. Maar ook in een nieuw jasje blijft de klas sieke vorm sterk en herkenbaar. Vooral vanwe ge zijn opvallende, geruite stiksels en gecapiton neerde rugleuning en sierlijke vorm van de arm leuning. De nieuwe versies van de Chesterfield-bank hebben allerlei verschijningsvormen. Hoewel we hem van oudsher kennen in een lederen be kleding, kan het ook anders. Zo is er zelfs een tje van beton. Afgelopen oktober werd die ver sie gepresenteerd op de beurs 100% Design in Londen. Er zaten zelfs losse kussens van beton op. Hij is inmiddels te koop bij Engelse tuincen tra en schijnt lekker te zitten. Het andere uiterste is een opblaasbare Chester- field-bank, genaamd Blofield. De Nederlandse ontwerper Jeroen van de Kant ontwierp deze stoel een paar jaar geleden en won er diverse designprijzen mee. Inmiddels is er ook een ver sie voor kinderen, de Baby Blo. Nog steeds verschijnen er nieuwe Chesterfield achtige ontwerpen. Ook onlangs op de Parijse meubelbeurs Maison et Objet. Designer Donna Wilson gaf voor het Britse merk SCP een vrolij ke draai aan het model door te. kiezen voor een kleurrijke, stoffen bekleding. Italiaanse meubelmakers zijn vooral gechar- Bank Alfred heeft een luxe uitstraling. Te koop in Ontwerper Donna Wilson heeft met de Munro-sofa authentieke (leer) en softe (stoffen) versie. een vrolijke draai gegeven aan de Chesterfield-bank. Chesterfield-bank in beton, te koop bij Engelse tuincentra. Hij schijnt best lekker te zitten. www.grayconcrete.co.uk www.blofield.com www.scp.co.uk www.baxter.it www.busnelli.it www.diesel.com/collec- tiondiesel-home Reageren? redactie.wonen@wegener.nl meerd van de luxe uitstraling van de Chesterfield-bank, maar gaan daar op een losse manier mee om. Baxter heeft bijvoorbeeld de Alfred, een ontwerp van Marco Milisich. Het model is verkrijg baar in een authentieke lede ren versie, afgewerkt met ron de spijkers, en een softe versie met stoffen bekleding, waar door het een gezellige plofbank wordt. Het Italiaanse merk Busnelli presen teerde afgelopen jaar in Milaan de Bohé mien bank van architect Castello Lagravine- se. Het is een moderne interpretatie. Busnelli speelt in op de gewoonte oude bankstellen een nieuw leven te geven door er een grand foulard overheen te leggen. De bekleding van de Bohémien zit echter vast aan het frame. Door de bekleding te capitonneren en te plooien, ontstaat het uiterlijk van de klas sieke Chesterfield, maar dan met een zachter zitcomfort. Datzelfde trucje paste Diesel (van de spijker broeken) een paar jaar geleden toe in de eer ste Homecollectie. Kopers konden toen een grand foulard met gecapitonneerde print kie zen om over de bank te draperen. Zo komt voor iedereen de luxe van de Chesterfield- bank een stukje dichterbij. De hertog van Chesterfield had eens moeten weten...

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2011 | | pagina 105