spectrum 12 Zaterdag 19 maart 2011 Jé komt toch enigszins schoorvoe tend binnen bij de 'gearriveerd en vertaald schrijver'. De avond tevo ren nog zijn laatste boek uitgelezen, waarin hij fulmineert over de tol van het schrijverschap: de voortdu rende aanloop van interviewers, het achter ste van je tong moeten laten zien en op vragen moeten antwoorden, die zelfs je beste vrienden je nog niet zouden durven stellen. Elk bezoek een inbreuk. En dan heeft hij ook nog helse pijnen. Als je hem echt gelukkig wilt maken, had zijn uitgeverij gemeld, kun je truffelkaas meenemen of chocola. Het zoenoffer wordt met verrassing in ontvangst geno men. Paaien blijkt niet nodig. De mens is milder dan de schrijver voorgeeft. Ach, zegt Maarten 't Hart, een beetje ongenoe gen en bozigheid zijn de motor om lekker te kunnen schrijven. Hij begrijpt dat het voor de uitgeverij be langrijk is, zo'n interview. Zeker nu zijn nieuwe boek Dienstreizen van een thuisblij ver wegvliegt uit de boekhandels. Vroeger verkochten boeken langer. Een vlucht regen wulpen bleef jarenlang verkopen. Maar dat maak je niet meer mee. „De uitgeverij zegt: je moet nu het momentum vasthouden, het loopt nu goed." Dus is hij toch weer ge zwicht. Kom maar mee, zegt hij, in de kamer brandt de kachel, binnen is het warm hoor. Omkranst door zonlicht zit hij op de bank, 'het hondje' snurkt naast hem. Bui ten prijken sneeuwklokjes, de lente lonkt. Maar van werken in de tuin komt het am per. Hij loopt enorm achter. Al is er lang zaam herstel, sinds oudjaar heeft hij last van zijn schouder. Als hij 's ochtends Als je dood bent, zo is de lijfspreuk van Maarten 't Hart, hoef je goddank niet meer op reis. „Vermoedelijk zou ik makkelijker in het leven staan als mijn moeder niet overal een domper op had gezet." door Marjolijn de Cocq vroeg in Leiden mssen de oudjes zwemt, kan hij niet eens de schoolslag meer en plonst hij wat op zijn rug. RSI, had hij ge dacht, maar elke specialist zegt iets anders: plexusletsel, hernia, slijmbeursontsteking. Alles was trouwens ook nog lang stijf be vroren. Er viel niks te spitten. „Maart al en er bloeit nog niks. Geen speenkruid, geen klein hoefblad. De grond is nog in winter slaap. Ik zie wel dat de hazen in het wei land bezig zijn. Die storen zich nergens aan. Die denken: kom, we gaan baltsen." De wereld lijkt samen te spannen om hem van zijn werk af te houden, klaagt 't Hart in 'Dienstreizen'. „Wat blijkt als je schrij ver bent geworden? Dat er onophoudelijk druk op je wordt uitgeoefend om je zolder kamer te verlaten." Literaire cafés en televisieoptredens des avonds, terwijl zijn ogen om negen uur dichtvallen. Promotiereisjes en Buchmes- sen, terwijl hij een echte thuisblijver is. Als je dood bent, is zijn lijfspreuk, hoefje god dank nooit meer op reis. Nou ja, een klein beetje heeft hij het hier en daar wel overdreven, bekent 't Hart. Van tevoren zie je ertegenop, zo'n reisje, maar achteraf zou je het vaak niet gemist willen hebben. Al is hij nu heel lang niet meer weggeweest. „Het idee dat je weg moet en het hondje achterlaten. Zie je 'm wel gezond terug? Het hondje is zo oud, dat kan ieder moment misgaan." Als je reizen van huis uit gewend zou zijn, zegt hij, was het misschien anders. „Maar we gingen nooit weg, er was geen geld. Een week per jaar naar Hoek van Holland, vanuit Maassluis op de fiets. Tot mijn 20ste ben ik nooit verder geweest. En ik heb er nooit echt aan kunnen wennen." Ooms en tantes wilden dat hij kwam loge ren. Daar zag hij vreselijk tegenop. Het komt er vooral op neer dat hij niet slaapt in een vreemd bed. „Anders zou het best uit te houden zijn. Maar dan ga je liggen tobben en gaat het mis en wil je naar huis. Hoe luxer het hotel, hoe beter het gaat. Maar ja, dan ga je weer denken: ik lig hier voor 400 euro. En dat zit dan toch dwars." Vaak heeft hij het veel te warm. Je kunt in hotels vaak niks aan de verwarming rege len, geen raam opengooien. Dus als hij op reis moet, neemt hij een eigen, dun deken tje mee. „Ook wel dwaas eigenlijk. Eén keer werd ik door de douane aangehou den. In Zweden. Toen moest mijn koffer open. Zat er alleen dat dekentje in. Dat werd toch niet vertrouwd, zo'n man met een dekentje." Het liefst gaat hij gewoon niet weg. Hier is het veilig, in het grote huis aan het bonki ge weggetje in Warmond, waar hij als stu dent al op kamers woonde. De ruimte, de bomen die, als ze in het blad staan, het zicht op het spoor ontnemen. Weids ge baar. „Moet je eens kijken, hoe mooi het hier is. Wat zou je je anders kunnen wen sen dan thuis?" Waarom zou een mens op reis gaan, vindt hij ook, als je op televisie de mooiste rei zen kunt maken? „Ik krijg Animal Planet, op Digitenne. Dan kun je overal heen. Het enige nadeel van televisie is: je kunt het niet ruiken. Sommige plekken ruiken zo heerlijk. Mijn vrouw heeft me eens overge haald mee naar Madeira te gaan. Oh, oh, oh, wat rook het daar heerlijk. Gontsjarov had dat honderd jaar eerder al beschreven. Het was nog steeds zo." Hij gebaart naar het televisietoestelletje.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2011 | | pagina 82