io serviceclubs
Ze hebben het elitaire imago van sjieke
heren en tegenwoordig ook dames. Rota
rians en Lions netwerkten al voordat het
woord bestond. Maar lidmaatschap van
een serviceclub is anno 2011 niet vanzelf
sprekend. De 'oude' elite bestaat niet
meer. Tijd voor bezinning.
Ledental serviceclubs stagneert
donderdag 10 maart 2011
zie onze website:binnenland
Bekijk de mijlpalen in de ge
schiedenis van de Rotary
Op zoek
naar j onge
weldoeners
Serviceclubs in Ne
derland (SIN) is
sinds 1974 de koe
pelorganisatie van
serviceclubs, die via
de koepel kennis en
ervaring uitwisselen.
SIN sluit ook samen
werkingsovereen
komsten met Niet
Gouvernementele
Organisaties om zo
goede doelen te on
dersteunen.
Het ledenbestand volgens SIN in juli 2010 (tus
sen haakjes de aantallen van juli 2009):
- Rotary 19.699 (19.832)
-Lions 11.982 (11.881)
- Soroptimist International 3.343 (3.231)
-InnerWheel 2.653 (2.738)
-JCI Nederland 1.970 (onbekend)
- Zonta Nederland 573 (570)
- Kiwanis 2.728 (2.746)
- Ladies' Circle 830 (845)
- Fifty-One 85 (94)
- Rotaract 467 (483)
- Leo's, ledental onbekend
- Round Table 3.000 (3.050)
door Joost de Poel en Joep Trommelen
De Nederlandse service-organisaties
hebben een probleem. Ze vergrijzen.
Vorig jaar trok Rotary International
aan de bel: de zoektocht naar jonge
ren moest nü worden ingezet, anders zou het
over een aantal jaren zomaar afgelopen kunnen
zijn met de liefdadigheid van de maatschappe
lijk succesvolle weldoeners.
„Het is een grijze groep dames en heren", erkent
hoogleraar filantropie Theo Schuyt, die een aan
tal jaar geleden werd gevraagd lid te worden van
de Lions Club Alkmaar. Spijt heeft Schuyt nooit
gehad van zijn jawoord - 'het is eervol werk' -
en voor de serviceclubs zijn er overlevingskan
sen te over, verzekert hij.
„Daarvoor hoef je alleen maar te kijken naar de
ontstaansgeschiedenis van de clubs. Ze zijn
bijna allemaal in Amerika ontstaan in een tijd
die economisch nogal risicovol was. In die Ame
rikaanse wild-west-economie wist je als onder
nemer niet goed wie je kon vertrouwen. Er was
behoefte aan normen en waarden. In die behoef
te van fatsoenlijk ondernemen voorzagen de
clubs. Tegenwoordig heet dat maatschappelijk
verantwoord ondernemen. Dat is helemaal van
nu."
Een voorwaarde voor een glorieuze toekomst is
wel dat de clubs zich 'herpositioneren'. „Jaren
lang heeft de overheid van alles geregeld voor de
burger. En dus zochten serviceclubs voor hun
liefdadigheid de marge op, zeg maar 'de randen'
die de overheid liet liggen. Maar de overheid
kan en wil niet alles meer doen. In dat gat kun
nen de serviceclubs springen. Niet meer oubol
lig chocolademelk gaan verkopen op de kerst
markt. Maar wél het eigen netwerk optimaal ge
bruiken, om snel een concreet resultaat te boe
ken waar de maatschappij mee is geholpen. Le
den van serviceclubs kunnen via hun vaak uit
stekende contacten dingen bewerkstelligen waar
de overheid zich niet meer mee wil bemoeien."
Schuyt noemt een paar concrete 'Alkmaarse'
voorbeelden: de oprichting van een voedselbank
en de inzameling van 15.000 euro voor een vrij-
willigerscentrale.
Ria Schutte is voorzitter van de Stichting Servi
ceclubs in Nederland (SIN), de koepel van
twaalf service-organisaties en de vele lokale
clubs die daarbij zijn aangesloten. SIN staat, zegt
Schutte, ook voor Samenwerken Informeren
Netwerken. Ook volgens haar is er nog volop be
hoefte aan werk door serviceclubs. „Nu de over
heid keuzes moet maken, is dicht bij huis best
veel te doen voor ons."
Wat serviceclubs kan helpen in de strijd tegen
vergrijzing is zelfkritiek, zegt Theo Schuyt. Uit
onderzoek blijkt dat de Nederlandse clubs ge
middeld per persoon per jaar niet meer dan een
paar honderd euro voor het goede doel opbren
gen. In 2006 deed de Vrije Universiteit onder
zoek: de leden van de Rotary, de grootste club
in Nederland, haalden toen jaarlijks 3,2 miljoen
euro op voor goede doelen, omgerekend slechts
160 euro per lid. De liefdadigheid kan, wat
Schuyt betreft, soms ook concreter. „Clubs
moeten zich afvragen: doen we eigen
lijk wel genoeg aan maatschappe
lijke service? Sommige clubs doen
heel veel, andere niet."
De geheimzinnigheid die en het elitai
re karakter dat van oudsher aan service
clubs kleven, zijn volgens zowel Schuyt
als Schutte al jaren aan erosie onderhevig.
Door sociale mobiliteit is van standen allang
geen sprake meer.
Schuyt: „Serviceclubs moeten niet geheimzin
nig doen over hun goede werk. Dan bereik je
denk ik ook meer jongeren. Willen clubs
overleven, dan moeten ze zichtbaarder en zelfbe
wust zijn. Ze moeten duidelijk communiceren:
'dit zijn wij en dit is wat we doen. Wilt u ook
maatschappelijk verantwoord bijdragen, meld je
dan bij ons aan'."
Schutte: „Het adagium be good and tell it geldt
ook voor ons. Maar serviceclubs zijn van
oudsher samengesteld uit een laag van de maat
schappij die het wat beter had. Dan ga je jezelf
niet op de borst kloppen. In de huidige tijd ver
tel je wie je bent en wat je doet. Transparantie is
natuurlijk erg wennen als je een eeuw lang an
ders hebt gedaan."
Ondanks de vergrijzing is-er hoop dat jongeren
alsnog hun weg naar serviceclubs zullen vinden.
Onderzoek toont aan dat zij wel degelijk meer
willen dan alleen cheques uitschrijven voor het
goede doel. Schutte begrijpt dat: „De handen uit
de mouwen steken, geeft veel meer voldoening."