Lam of Leeuw?
ii spectrum
Zaterdag 26 februari 2011
De Middelburgse Abdij, het kloppend hart van bestuurlijk Zeeland.
Hoogwaardige samenwerking tussen Zeeuwse ziekenhuizen is mislukt.
hard nodig om een acceptabel kwaliteitsni
veau te bereiken. Blijkbaar viel het de
NMa moeilijk om concurrentie als middel
tot kwaliteitsverbetering te zien. Toch was
dat oorspronkelijk de bedoeling bij de op
richting van dat instituut.
Ook in het hoger onderwijs doet
zich iets dergelijks voor, zij het
dat de NMa daar geen rol speelt
maar haar functie vanouds wordt verzorgd
door de koepelorganisaties van VSNU (uni
versiteiten) en HBO-Raad (hogescholen).
Die hebben met elkaar een haast ondoor
dringbaar woud aan studierichtingen ge
creëerd. Elke studierichting heeft een ei
gen licentie nodig om te kunnen werken.
Waarom zouden - met een blik naar het
verleden - verschillende HTS-achtige oplei
dingen en specialisaties niet onder dezelf
de licentie kunnen vallen, waardoor wel
licht ook meer synergie tussen die richtin
gen wordt gerealiseerd? Datzelfde geldt
voor opleidingen en specialisaties in. de
sfeer van het vroegere HEAO of de Busi
ness School. De tientallen licenties die nu
nodig zijn om dat soort opleidingen te ver
zorgen, leiden tot dunbevolkte en daar
door zwaar bedreigde opleidingen. Dat, ge
voegd bij de eigen waakhond voor het ho
ger onderwijs, de macrodoelmatigheids-
commissie, maakt dat alleen die studierich
tingen in de periferie overleven waar el
ders (vaak terecht) geen belangstelling
voor bestaat. Het licentiewoud zet de peri
ferie dus op achterstand, zonder dat daar
voor serieuze noodzaak bestaat. In het uni
versitair onderwijs speelt iets dergelijks, zij
het dat met de komst van de 'university
colleges' een eerste bres in dat bastion is
geslagen. Die university colleges 'draaien'
immers op een enkele licentie voor alle
academische disciplines. Dat wordt de Li
beral Arts Sciences-licentie genoemd.
Voor de periferie is dat een uitkomst. Het
is overigens een constructie die in alle
Amerikaanse universiteiten en 'colleges'
normaal is.
Op nog een heel ander gebied - de haven -
wordt de markt vreemd genoeg nog steeds
afgebakend door nationale grenzen. Daar
bij speelt natuurlijk dat het belang van de
Rotterdamse haven als nationaal belang
wordt gezien. Dat er bij Zelzate een ander
land begint, zorgt er dus voor dat in het
Schelde-gebied geen samenhangend ha
venconsortium van Antwerpen, Gent, Ter-
neuzen en Vlissingen bestaat dat de econo
mische revenuen proportioneel verdeelt.
Het is dan ook niet vreemd dat een van de
grote Antwerpse overslagbedrijven (PSA)
de steun yoor de Vlissingse WCT heeft op
gezegd op het moment dat de zoveelste
verdieping van de Westerschelde een feit
leek te gaan worden: toen was de verbin
ding met Vlissingen niet meer nodig. Een
Europees getint Scheldeverdrag zou niet
alleen het 'nationalistische' verdrag van
1839 naar de archieven verwijzen, maar bo
vendien een zoveelste verminking van het
Schelde-estuarium voorkomen. Diezelfde
WCT, nu zo vaak gezien als een aantasting
van het milieu, zou dan zowaar het Schel-
de-milieu gaan dienen.
Naast de hier genoemde voorbeelden zijn
er nog vele andere die met onduidelijkhe
den rondom markten en marktwerking te
maken hebben. Wat te denken bijvoor
beeld van de enorme influx van Duitse (en
straks ook Britse) studenten in het Neder
landse Hoger Onderwijs op kosten van de
Nederlandse belastingbetaler, terwijl tege
lijkertijd de universiteiten zijn gaan plei
ten voor beperking van de instroom van -
jawel - Nederlandse studenten? Wat te
denken van de 100 miljoen euro die Zee
land jaarlijks naar de randstad exporteert
in de vorm van afgestudeerden van VWO
en HAVO, terwijl ze er een schamele 15
miljoen voor terugkrijgt (in de vorm van
niet-Zeeuwse studenten aan de RA)? Of
wat te denken van de boete van 19 miljoen
die de PZC en BN/De Stem van de NMa
kregen omdat ze in Zeeuws Vlaanderen
(te) nauw samenwerken?
Het derde structurele element dat Zeeland
op achterstand plaatst, is de nogal heftige
anti-Europa- en renationaliseringsbewe
ging van de laatste jaren. Voor Zeeland
zijn zowel de WCT als de Hedwigepolder
daarvan de meest saillante voorbeelden.
Een verdrag uit 1839, op het hoogtepunt
van de nationale strijd tussen Nederland
en België, wordt in een geleidelijk eenwor
dend Europa van stal gehaald om nationa
le (en voor wat Nederland betreft: randste
delijke) belangen ten koste van de perife
rie door te drukken.
De belangrijkste conclusie die ik uit
het bovenstaande zou willen trek
ken is dat er ruimte moet worden
geschapen voor een scherpere screening
van wet- en regelgeving op randstadcen-
trisme. Dat legt een bijzondere verant
woordelijkheid bij het provinciebestuur,
niet alleen het Zeeuwse provinciebestuur
maar ook dat van andere perifere gebie
den. Niettemin zou het Zeeuwse provincie
bestuur hierin voortrekker kunnen zijn, al
was het maar omdat de verderfelijke dyna
miek van randstadcentrisme en Zeeuwse
ziekte hier extra hard lijkt toe te slaan. Het
provinciebestuur hoort nu eenmaal de hoe
der te zijn van het regionale belang, een
taak die met het aantreden van het nieuwe
kabinet alleen nog maar noodzakelijker is
geworden. Het rijk mag dan wel verordon
neren dat de provincies zich tot hun kern
taken moeten beperken, maar het meest
wezenlijke aspect van die kerntaak is regio
naal ontwikkelingsbeleid te stimuleren.
Waar dat gehinderd wordt door randstad-
centrische wet- en regelgeving, dient de
provincie dat duidelijk te maken.
Kijk ik nu uitsluitend naar het terrein van
het onderwijs - vanuit het adagium
'schoenmaker blijf bij je leest' - dan lijkt
mij de uitbouw van de provincie naar een
heuse, sterk residentiële onderwijsprovin-
cie een van de meest kansrijke en lucratie
ve ontwikkelingsmogelijkheden. Zouden
wij er in slagen om via het realiseren van
kwalitatief hoogwaardige campusachtige
onderwijsvoorzieningen op het niveau
van het WO en HBO, het saldo van in- en
uitstroom van studenten op nul te hou
den, dan zou dat een jaarlijkse additie op
de regionale economie betekenen van on
geveer 100 miljoen euro of meer dan 1200
voltijdsbanen. Daarvoor dient dan wel me
nige randstadcentrische hindernis te wor
den genomen. Maar als dat lukt dan kan in
het komende decennium een Zeeuwse in
stelling van hoger onderwijs ontstaan
waarin naast een aantal residentiële univer
sity colleges of academies ook een aantal
residentiële professional colleges deelne
men. Dat hoeft niet eens verre toekomst
muziek te zijn. Het rapport van de commis
sie D'Hondt, Kerend Tij geheten, vormt
daartoe een belangrijke stap.
Hans Adriaansens is deken
van de Middelburgse Roose
velt Academy die hij in
2004 oprichtte. Hij is in
1946 geboren in Middel
burg. Naast deken van de
Roosevelt Academy is
Adriaansens momenteel
voorzitter van de Raad van
Beheer van de Anto-
nius-Mesos Groep en van
de twee ziekenhuizen in de
regio Utrecht. Hij is ook lid
van de Raad van Beheer
van zowel de Hogeschool
Utrecht als de Hogeschool
Zeeland.