Wandelende portemonnee in Nepal ii spectrum Zaterdag 12 februari 2011 in Kathmandu en zij dragen opties aan. Een van de ideeën is de aanschaf van een laptop voor de directeur van een school. Het apparaat is al gekocht voor ik iets heb toegezegd. Ik krijg een mailtje dat de lap top 1.500 euro kostte en dat ik die in Kath mandu kan komen betalen. Verbaasd mail ik dat ik hiermee niet akkoord ga. De direc teur schrijft terug dat hij het geld dan op de kinderen.moet verhalen. Ik houd voet bij stuk en heb ineens heel veel zin mijn ticket te verscheuren. Later blijkt dat het bluf was. De laptop is niet gekocht. In Kathmandu ga ik eerst terug naar de sloppenwijk. Ik ben benieuwd hoe de za ken ervoor staan en hoe de bewoners er aan toe zijn. De ontvangst is terughou dend. De sloppenwijk lijkt vooruitgang te hebben geboekt. Er staan meer stenen huis jes dan hutten en meer mannen hebben een baan, met name in de bouw. Maar er is ook een keerzijde. Doordat de mannen meer verdienen, zijn er ook aan de drank geraakt, 's Nachts wordt er gevochten, mensen wantrouwen elkaar. De grootste teleurstelling is Mukunda, die door mijn ouders wordt gesponsord voor zijn studie. Hij heeft nu een stenen huis. Wanneer we binnen een kop thee drin ken, geeft hij schoorvoetend toe dat hij het toelatingsexamen niet heeft gehaald. Hij heeft geen werk, want hij kon geen goed betaalde baan vinden. Van het geld van mijn ouders is nog de helft over. Zijn broer eiste een deel op, de rest is uitgege ven aan 'leven'. Ik zeg dat hij beter een minder betaalde baan kan aannemen dan geen baan, maar tegen elk voorstel heeft hij bezwaren. Hij ziet beren op de weg, klaagt over onduide lijke pijntjes en ik krijg het gevoel dat hij me maar vindt zeuren. Wanneer ik hem vraag waarom hij zo'n kans om zijn leven te verbeteren laat schieten, antwoordt hij: „Door het geld van je ouders ben ik lui ge worden." 's Nachts weet ik niet of ik wakker lig van de vragen, de kou of de straathonden die onder mijn raam een openluchtconcert op voeren. In 2008 was het gemakkelijker. Toen ge loofde ik nog naïef dat hulp goed was. Punt. Die punt is nu een vraagteken. In de dagen die volgen, begint de luiheid waar over Mukunda sprak, me meer op te val len. Mijn voormalige gastgezin wil naar Ne derland gehaald worden. Een vriend vraagt of ik 4.000 euro voor een studie kan ophoesten. Een jarige kennis vraagt me om een peperdure mobiel. Wanneer ik in de wijk Patan binnen vijf minuten langs acht gebouwen van hulpor- ganisatieswandel, krijg ik het onbehaaglij ke vermoeden dat de mensen in dit land nooit zullen stoppen met vragen omdat het nooit genoeg is. De tweede helft van de week bezoek ik een opvanghuis waarin zeventig bejaarden zijn gepropt. De oprichtster was bezig met een aanbouw, maar kan de kosten niet meer opbrengen. Omdat ik geen geld wil geven, besluiten we dat ik eten koop waar mee ze de komende maanden vooruit kun nen, waarna zij de bespaarde kosten in de aanbouw kan steken. Ik regel een vracht wagentje dat het voedsel aflevert, krijg een toespraak en een oorkonde en de volgende dag een telefoontje. Als ik dit kon betalen, waarom de aanbouw van 2.000 euro dan niet? Moedeloos begin ik aan de laatste twee we ken. Ik moet op zoek naar de bloemen in de modder. Een ander project wordt me aangedragen door Rupchandra, een vriend met een boekwinkeltje in de toeristenwijk Thamel. Het gaat om een school in een bui tenwijk van Kathmandu, waar de ouders van 38 kinderen problemen hebben met het betalen van het schoolgeld. Ik ga er kij ken. De school is armoedig. De directeur vraagt of ik er een nieuw gebouw kan neer zetten, hoewel hij weet dat mijn budget niet zover reikt. We besluiten dat ik voor de 38 kinderen een jaar gratis school, uni forms en schoolmaterialen regel. Rupchan dra neemt van alle kinderen de maten op, we maken een begroting, schatten alles ruim in en ik stel heel duidelijk wat het maximale budget is. Rupchandra schaft zonder overleg passers en geodriehoeken aan voor de kleuters. Hij raakt de gegevens van de kinderen kwijt, waarna hij op de gok schoenen, broeken, overhemden en truien bestelt. Wanneer we de kleding verdelen, stelt hij dat bepaal de kinderen de truimaat van een volwasse ne hebben en de schoenmaat van een kleu ter. Ook blijft hij meer kinderen aandra gen. Steeds als ik hem vraag of dit binnen het budget past, antwoordt hij positief Wanneer we per kind gevulde tassen in de taxi willen zetten vallen de bodems er uit. Hij maakt geen prijsafspraak met de taxi chauffeur waardoor die na de rit de hoofd prijs eist. Uiteindelijk komen we 5.000 roe pies, zo'n 50 euro te kort. Ik weet dat Rupchandra het goed bedoelt, maar toch laat ik hem het probleem met de budgetoverschrijding zelf oplossen. Ik ben duidelijk geweest. Deze weken zijn voor mij een lesje assertiviteit. Telkens weer moet ik ingewikkelde knopen door hakken, streng zijn en soms boos worden, terwijl dat helemaal niet in mijn aard ligt. Halverwege de reis heb ik een afspraak met Kesang Shresta. Hij heeft in Kathman du een middelbare school opgericht en heeft veel ervaring met ontwikkelingshulp in zijn land. Ik wil weten wat hij van mijn aanpak vindt. Kesang vertelt me dat er veel misbruik wordt gemaakt van goedbe doelende buitenlanders, dat veel Nepale- zen gewend zijn geraakt aan krijgen zon der zelf iets te doen, dat er veel misverstan den ontstaan door gebrek aan inzicht in de Nepalese cultuur en dat de ontwikkelings hulp corruptie in de hand werkt. „Met geld kun je mensen helpen, maar ook ka potmaken. Je moet daar heel goed over na denken." Uit Nederland krijg ik opbeurende mail- tjes. Het is goed wat ik doe, zeggen vrien den en familie. Maar waarom voelt het dan niet zo? In de laatste week ontmoet ik op straat 'schoenendokter' Dharam. Hij is met zijn gezin vanuit India naar Kathman du geëmigreerd, omdat daar meer werk zou zijn. Toen de bus arriveerde, ontdekte hij dat zijn schoenpoetskist was gestolen. Dharam treft het niet. Zijn verhaal bevat alle elementen van een eersteklas-oplich- tersverhaal. Ik ben het die dag spuugzat dat mensen me steeds zien als een wande lende portemonnee. Maar wie zegt dat hij niet de waarheid spreekt? Wanneer ik hem een paar dagen later weer tegenkom, besluit ik met hem mee te gaan. Ik kijk rond in zijn woning van palen en zeildoek en constateer dat hij liefdevol met zijn vrouw en kinderen omgaat. Ik vertrouw op mijn intuïtie en koop een goedgevulde schoenpoetskist voor hem. Dat voelt goed. De reis zit erop. Drie weken Nepal hebben veel stof tot nadenken opgeleverd. Een maal thuis vind ik mijn empathisch vermo gen terug. Ik lig in bed en denk aan al die Nepalezen die maar niet vooruitkomen, omdat ze aanhoudend in afwachting zijn van wat ze krijgen van mensen zoals ik. Had Mukunda wel gestudeerd als we hem het geld niet hadden gegeven? Wat moe ten de kinderen volgend jaar, als ik niet naar Nepal kom om het schoolgeld te beta len? Waar is de Nepalese regering in dit he le verhaal? Het maakt me boos en verdrie tig, maar ik kan het de Nepalezen niet kwa lijk nemen. Dan nog eerder mezelf Ik hoor geen straathonden buiten. Het is niet koud. En toch lig ik wakker. reageren? spectrum@wegener.nl

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2011 | | pagina 103