spectrum 10 Bitterheid Zaterdag 12 februari 2011 Rugbydag in Zuid-Afrika. Bij een stadion in Johannesburg heeft een vriendengroep anderhalf uur voor de wedstrijd de braai, Afrikaans voor barbecue, ontstoken. Uit de boxen in de achterbak van een auto knalt Afrikaner volkszanger Koos Kom buis. Het Zuid-Afrikaanse bier Castle komt tevoorschijn, kampeerstoelen wor den onder een parasol gezet. Het is zo mer en de zon zindert op de lichte huid. Het rugbypubliek - voor het merendeel Afrikaners, blanken met veelal Neder landse wortels - komt bij iedere wed strijd vroeg naar het stadion. Zo kunnen ze een goede parkeerplek bemachtigen voor hun SUV of bakkie, een auto met open laadbak. Ze willen vooraf genieten van een drankje met een boereworsrol, een broodje met daarin een worst van rund, varken of lam. Het vet spat ervan af als deze Afrikaan se delicatesse de hete plaat raakt. Terwijl het vlees bruint, klagen de jongeren dat ze geen werk kunnen vinden. „Zwarte Zuid-Afrikanen worden voorge trokken", mokt er een. „We denken erover naar het buiten land te vertrekken om daar werk te zoeken", zegt een an der. Maar als je doorvraagt, blijkt dat geen van hen werk loos is. Ze hebben wel vrien den die thuis op de bank zitten, knikken ze heftig. Of vrienden van vrienden. - r k De jeugdwerkeloosheid in Zuid-Afrika is hoog, laten nieu we cijfers zien. Meer dan de helft van de jongeren tussen 15 en 24 jaar heeft geen baan. Opgedeeld naar kleur komen blanke jongeren er met 21 pro cent werkeloosheid goed vanaf tegen over 57 procent van hun zwarte, jonge landgenoten. Veel van de zwarte jongeren hebben hun school niet afgemaakt en zijn daarom werkloos. Zij zijn geen concurrentie voor de blanken. Dat geldt wel voor de groeiende groep zwarte Zuid-Afrikanen die verder studeert Zuid-Afrika kent positieve discriminatie ter compensatie van het onrecht van de apartheid. Ondernemers moeten vooral zwarten in dienst nemen. Daarom krij gen blanke afgestudeerden soms geen reactie op hun sollicitatiebrief. Waarom moeten ze boeten voor het ver leden, vraagt deze groep zich af. Alles is toch goed nu? Zij en ik gaan naar een wedstrijd in het Ellis Park-stadion. In dit stadion won in 1995 het nationale team, de Springboks, de finale van het WK rug by, tegen Nieuw-Zeeland. De wereldtitel was niet alleen een sportief hoogtepunt, maar ook een moment van verzoening. De nieuwe president Nelson Mandela trok een Springbok T-shirt aan en over handigde de wereldcup, gepaard met een knuffel, aan de blanke Afrikaner aanvoer der Francois Pienaar. Maar de ongelijkheid blijft onvermin derd groot Onderzoek van de Universi teit van Stellenbosch laat deze maand zien dat 'alles' nog zeker niet goed is. Het gemiddelde inkomen van blanke Zuid- Afrikanen is nog altijd acht keer hoger dan dat van zwart Zuid-Afrika. Hoewel zwart Zuid-Afrika de politieke macht heeft, is de economische macht nog altijd grotendeels in handen van de blanken. De blanke jongeren draaien de worsten om. Ze trekken nog een biertje open en drinken hun bitterheid weg. Zij kunnen het bier in ieder geval makkelijk betalen. Jaarlijks-reizen duizenden Nederlanders naar derdewereldlanden om 'goed te doen'. Arme mensen helpen geeft een goed gevoel, zeker als je het zelf zoveel beter hebt. Maar is ontwikkelingswerk altijd goed? tekst en foto's Suzanne van der Horst Het is 7 januari 2011. Ik zit in een vliegtuig met bestem ming Kathmandu, Nepal. In mijn rugtas zit 5.000 euro. Het is niet mijn geld. Ik heb het gekregen van vrienden en kennissen die via mij arme mensen in Nepal willen helpen. We maken een tussenlanding in Bahrein en moeten even het vliegtuig uit. Ik benut de tijd om steekproefsgewijs twin tig mensen te vragen naar het doel van hun reis. Elf van hen noemen iets met hulp. Het blijkt een populaire bezigheid en Nepal is een goede bestemming. De meeste goeddoeners hebben een uitge sproken visie op wat 'goede' en 'verkeerde' hulp is. Geld geven is dom, dat komt vaak verkeerd terecht. Materiaal geven is beter. De term microkrediet komt voorbij. Alles moet in overleg met de lokale bevolking. Wij moeten niet voor hen denken. Elk ver haal eindigt met de dankbaarheid van de Nepalezen, waar de hulpgevers met een glinstering in de ogen over vertellen. Het land van Himalaya, Mount Everest en hindoeïsme is geen onbekend terrein voor me. In december 2008 bezoek ik het voor het eerst. Nepal is vier keer groter dan Ne derland, telt twee keer zoveel inwoners en ligt ingeklemd tussen India en Tibet. De helft van de inwoners moet het doen met minder dan één euro per dag. Ik wil er een documentaire fotograferen over het leven in een sloppenwijk, maar eerst wacht me een cultuurshock. Ik was voor mijn eerste bezoek met mijn 25 lentes nooit eerder in een derdewereld land geweest en moet wennen aan de cul tuur, de religie, het voedsel en de omgangs vormen. Het is koud, de huizen zijn niet verwarmd, er is amper water en elektrici teit. Ik logeer bij een Nepalees gezin. Het duurt een maand voor ik niet meer in een continue staat van verbazing rondloop. De sloppenwijk die ik uitkies om foto's te maken, ligt in het stadsdeel Thapathali, aan de heilige, maar erg vervuilde Bagma- ti-rivier die dwars door de stad loopt. Vier honderd gezinnen wonen er in zelfge maakte hutten van bamboe en zeil. De kin deren dragen gescheurde kleding, hebben verweerde gezichtjes en gaan naar school wanneer ze willen. Ik kom er de eerste dag huilend vandaan. Toch went ook deze om geving na verloop van tijd. Het is een geweldige locatie voor mijn foto grafie, maar ik wil iets terugdoen. Met hulp van familie en vrienden in Nederland knap ik het schooltje op. Ik koop banken en bureaus, schoolmaterialen en speel goed. Ik word op handen gedragen. Na drie maanden zwaaien ze me uit met grootse gebaren, lange toespraken en bloe menkransen. Wanneer ik thuis over mijn ervaringen vertel, willen meer mensen geld geven. De kleinschaligheid van mijn project spreekt aan en al vrij snel heb ik 5.000 euro bij elkaar. Ik kan een maand on betaald verlof krijgen en boek weer. Ondertussen pakken mijn ouders een spe cifiek 'hulpproject' op. De 20-jarige Mu- kunda die een vriend van me is geworden, zou graag doorstuderen en mijn ouders willen hem helpen. Hij opent op hun ver zoek een bankrekening en zij storten 1.000 euro. In de maanden voor ik terugvlieg, word ik onrustig. Waar kan ik die 5.000 euro het best aan uitgeven? Microkredieten? Onder wijs? Of aan de meest hulpbehoevenden in de samenleving zoals bejaarden en inva liden? Ik mail mijn vrienden en bekenden CHINA INDIA

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2011 | | pagina 102