N spectrum 4 Een ruiter van heel ver weg Over Grenzen Zaterdag 8 januari 2011 Half oktober ontdekte vogelaar Mark Hoek- stein een zeldzame steltloper op Noord-Beve land. Het betrof een grote geelpootruiter; een dwaalgast die van origine thuishoort in Ame rika maar die bij uitzondering een enkele keer in Neder land opduikt. De vogel houdt zich nog steeds op rond de inlaag 's-Gravenhoek en is daar vrijwel dagelijks te zien. Al maandenlang trekt de vogel horden vogelaars aan die van heinde en ver naar Noord-Beveland komen om de grote geelpootruiter te zien. Onder hen voge laars uit heel Nederland en zelfs vrijwel dagelijks enke le buitenlanders uit België of Duitsland. Het maakt weer eens duidelijk hoe populair het vogels kijken als hobby geworden is. De geelpootruiter is een steltloper die behoort tot de fa milie van de ruiters. In Nederland komen verwanten als de zwarte ruiter en de groenpootmiter algemeen voor en ook de bekende tureluur behoort tot dezelfde familie. Ruiters hebben als gezamenlijk kenmerk dat ze erg lange poten hebben, waar ze een beetje stijve wan delpasjes mee maken. De algemeen aanvaarde verklaring van de naam ruiter is dat de vogel zich voortbeweegt als een ruiter (ridder) die naast zijn paard loopt. Dat zal wellicht kloppen, maar wie ziet hoe een gealarmeerde of alerte ruiter wat 'schokschouderende' bewegingen maakt kan daarin een sterke gelijkenis met de bewegingen van een te paard zittende ruiter herkennen. Hoe het ook zij: mi ters zijn door hun postuur en houding goed van andere steltloperfamilies te onderscheiden. De grote geelpootruiter heeft zulke knalgele poten dat herkenning probleemloos is; als je tenminste de bijna even zeldzame kleine geelpootruiter buiten beschou wing laat. Het slootje waar de vogel dagelijks rondloopt biedt prima mogelijkheden om te vergelijken. Bijna al tijd lopen er de zwarte ruiter en de tureluur; een enkele keer ook een groenpootmiter. Om te zien lijkt de grote geelpootruiter nog het meest op de groenpoot, maar be halve door de pootkleur onderscheidt de vogel zich ook door een veel sterker contrast tussen de zeer donkere bovenkant van de vleugels en de witte buik. De weten schappelijke naam van de geelpootruiter 'meianoleuca' betekent zwart-wit en dat doet helemaal recht aan het kenmerkende contrast. Aan het gedrag van de vogels is goed te zien dat ze el- kaars verwanten zijn. Ze lopen op dezelfde manier, foe- rageren op dezelfde manier en bovendien gedragen ze zich een beetje als concurrenten. Vooral de aanwezige tureluurs doen af en toe een schijnaanvalletje naar hun overzeese familielid, maar tot een echte confrontatie komt het nooit. Wel duidelijk is dat de vogels op elkaar reageren. Als een nieuwsgierige vogelaar wat al te dichtbij komt gaat de tureluur meestal als eerste op de wieken, veelal met luidruchtig geroep. De geelpootruiter, die maar heel weinig schuw is gaat op de wieken zodra de tureluurs of zwarte ruiters dat ook doen. De grote geelpootruiter is een trekvogel die broedt tot in het hoge noorden van Noord-Amerika en overwin tert langs de kusten van Zuid-Amerika. Ook onze mi ters zijn trekvogels afkomstig uit het hoge noorden. Weliswaar is de tureluur in onze weilanden ook als broedvogel vertegenwoordigd, maar de tureluurs die 's winters langs de Deltawateren te vinden zijn beho ren tot een andere ondersoort, waarvan het broedge bied gelegen is in IJsland. Ze zijn iets groter van for maat en een tikje soberder getint dan onze eigen broed- vogels, maar de verschillen zijn alleen zichtbaar als je ze naast elkaar zou zien, wat in de praktijk vrijwel nooit voorkomt. Alhoewel: je moet nooit nooit zeggen. Onze grote geel pootruiter bewijst dat og maar een week geleden is het dat we de grens van oud- naar Nieuwjaar zijn gepasseerd. Al in november I werden we geconfronteerd met de overgang van na- JL jaar in winter. Een witte wereld waarop we jaren hadden gehoopt dat die de kerstdagen sprookjesachtig zou om kleden, is bewaarheid gewo'rden. Over grenzen gesproken; in Zuid-Beveland komen nog veel grenslinden voor. De dikwijls meer dan honderd jaar oude bomen kenmerken zich als majes tueuze markeringen. Mochten we denken dat grenslinden of ro -bomen specifiek aan Zeeland zijn voorbehouden dan geeft in- "55 formatie op het internet een ander beeld. Tot de invoering van het Kadaster (1832) werden op erf- en landscheidingen vaak bo- ■3S N men geplant Tot ver in de negentiende eeuw waren in het oos ten van Nederland landbouwgronden in gemeenschappelijk be zit van de marke, een bestuursvorm uit vroeger tijd. Marke be tekent grens of scheiding, en grenzen moeten worden gemar keerd. Men deed dat door aanplant van bomen. Meestal eiken, essen of iepen. In Zeeland droeg zo'n gebied de naam Ambacht of Heerlijkheid en de eigenaars of bestuurders, de Ambachtshe ren, markeerden ook hun gebiedsgrenzen met veelal linden. De Zak van Zuid-Beveland is een gebied is waar nog veel grens linden voorkomen, Er staan er nog zo'n tachtig. Door inpolde ring in het oudland ontstond een netwerk van honderden kilo meters dijk en vele poldertjes op een relatief klein oppervlak.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2011 | | pagina 78