Vrijdag 24 december 2010
door Hans Gulpen
Op 26 januari van dit jaar kreeg Clemens Gerard Antoon Cornielje (Lobith 1958)
in het Rijnstate Ziekenhuis; in Arnhem het slechte nieuws te horen: een
kwaadaardige tumor in de longen. Met uitzaaiingen. De vooruitzichten waren
zonder meer somber. „ïk keek de dood in de ogen, als het ware."
Maar er gebeurde een klein wonder. Na een cliemokuur, bestralingen en een
operatie is Cornielje nu kankervrij en genezen verklaard. Hij heeft zijn
werkzaamheden inmiddels met hernieuwde energie hervat. Volgend jaar wachten
hem verkiezingen voor een nieuw provinciebestuur en, als het aan hem ligt, een
nieuwe ambtstermijn van zes jaar. Want de commissaris is beschikbaar.
„Ik ben een optimist. Ik ga iets moois maken van elke dag."
Q—
racefiets kan in de schuur blijven. Mijn
86-jarige vader rent nog over de tennis
baan. Mij zal dat niet meer lukken. En ik
ben pas 52. Vroeger wandelden mijn part
ner en ik zo'n 20 kilometer op zondagen.
Zit er niet meer in. Of toch? Ik ga het
wandelen wel weer oppakken."
Hij is door zijn ziekte meer gaan vooruit
kijken. Naar de dingen die komen gaan,
die hij nog graag wil doen. In maart de
statenverkiezingen, dan een nieuw colle
ge van GS, met nieuwe gezichten. „Als
oudste en meest ervaren lid moet ik een
heel nieuw team bouwen. Spannend!"
Hij heeft de mooiste baan in bestuurlijk
Nederland, vindt hij. „Dat ik dit mag
doen. Het is eervol, ik geniet ervan. Het
is mijn leven. Ik ga iedere dag met plezier
naar mijn werk."
Cornielje, op 1 september weer aan de
slag gegaan, laat er geen twijfel over be
staan: volgend jaar loopt zijn eerste ter
mijn als commissaris af maar hij tekent
graag voor nog eens zes jaar bij.
Het gevoel dat het zo afgelopen kan zijn,
dat het leven een delicate zaak is, zal
hem nooit meer loslaten.
„Het vertrouwen in het eigen lichaam
heeft een behoorlijke knauw gekregen. Je
weet niet of die nare ziekte niet weer te
rugkeert. Wat kun je dan doen? Je kunt
gaan relativeren, maar daar ben ik het
type niet voor. Ik ben een optimist. Ik ga
er weer vol in. Ik ga iets moois maken
van elke dag. Want een dag wordt niet
vanzelf leuk, daar moet je energie inste
ken."
langzaam revalideren begon. „Ik heb een
scherp oog ontwikkeld voor trappen. Als
je nog maar de helft van je longcapaciteit
hebt, kun je geen drie treetjes op. Het is
oefenen, oefenen, oefenen. Maar wat je
nog meer beperkt in je activiteiten, is de
pijn. Ik heb heel veel pijn gehad na de
operatie. En nog steeds heb ik pijn."
Toen de chirurg hem mededeelde dat hij
'in technische zin' genezen was, was hij
zo blij en beduusd, dat
hij van de rest van het
gesprek geen woord meer
meekreeg. Cornielje
spreekt van een 'klein won
der'. Hij is door het oog
van de naald gegaan. „Vol
gens de wet van de grote
getallen zag het er niet
best voor me uit. Maar je
kunt altijd tot die kleine
groep horen die het wel
redt. Ik zit daarbij. Ik ben
er nog, ik leef."
Hij is steeds open geweest
over wat hem overkwam.
„Ik vertel mijn verhaal, ik
ontloop dat niet. Doordat
ik open ben, vinden men
sen het makkelijker mij te
benaderen, met hun mede
leven, maar ook met hun
verhalen. Er zijn zoveel
mensen die verdriet heb-
y ben omdat ze ziek zijn of
een naaste hebben die ziek
is. Ik ben in mijn positie mis
schien in staat iets voor anderen te doen.
Er ligt nog steeds een groot taboe op kan
ker. Kanker is bijna synoniem met dood.
En dat hoeft niet meer per se. Er zijn an
no 2010 goede behandelmogelijkheden."
Hij zegt dat de ziekte zijn 'ouderdom
naar voren heeft gehaald'. „Ik ga nu 25
jaar overslaan door dingen die ik niet
meer kan doen. Ik zal nooit meer een ma
rathon kunnen lopen, bijvoorbeeld. Mijn
reerd, zo hoorde hij, maar het was geen
ongevaarlijke ingreep. „Je moet heel ge
zond en sterk zijn om die operatie te
overleven. En dat was ik. Misschien is dat
wel mijn grote geluk."
Eind juni ging hij in het VU-Ziekenhuis
in Amsterdam onder het mes. Tweeder
de van zijn rechterlong werd wegge
haald. Een week later was hij al weer
thuis, in Arnhem, waar een proces van