Naar de reizen 4 Boutique Op de romp van het aftandse vliegtuigje stond met grote letters Kut Zaterdag 11 december 2010 reizen@wegener.nl 024-3650360 O Ik zal een jaar of 14 zijn geweest toen in de provincie plaats waar wij woonden de boetiek haar intrede deed. Tot dat moment kochten we onze jaarlijkse wintertrui nog gewoon in een winkel. Een kledingwinkel weltever staan. Soms bij CScA of Peek en Cloppenburg in de grote stad. Maar nu was er dus een boetiek, na een tijdje zelfs een aantal boetieks. Vooral mijn zussen zwoeren bij de boetiek. Spullen uit een boetiek waren vanzelfsprekend hip. Boetiek stond voor klein, trendy en modern. Sinds een jaar of tien heeft de boetiek ook haar opwachting gemaakt in de reiswereld. Alles is uiteraard precies hetzelfde gebleven, maar het heet nu anders. Er zijn 'boutique'-reis- agentschappen en 'boutique'-hotels, etablissementen die vroeger vanwege hun geringe aantal kamers nog gewoon fa miliehotel heetten. Elke toeristenstad is tegenwoordig verge ven van de 'boutique'-hotels. Er is zelfs een internationale keten van 'boutique'-hotels. Onlangs, tijdens een verblijf in Bangkok, logeerde ik daar om uiteraard in een 'boutique'-hotel. En ik moet zeggen, daar was niks mis mee. In Bangkok bleek echter dat we ook nog een en ander moesten uitzoeken in Luang Prabang, de oude hoofdstad van Laos. De enige airline die vanuit Bangkok op Luang Prabang bleek te vliegen, was Bangkok Airways. Jawel een 'bouti- que'-airline, speciaal opgericht om toeristen in de regio naar idyllische bestemmingen te vliegen. De maat schappij beschikt over een vloot licht verouderde propellertoestellen die in fleurige kleuren zijn be schilderd. Elk toestel kreeg als naam een van de be stemmingen van de maatschappij. Zodoende heb ben de kisten exotische benamingen als Siem Reap, Phuket, Koh Samuï en Luang Prabang. De toestellen vliegen kriskras door de regio en er komen steeds nieuwe bestemmingen bij. Dat bleek toen ik aan boord ging om naar Laos af te reizen. Op de romp van het schreeuwend gedecoreerde, maar enigs zins aftandse kistje stond met grote letters Kut. Tja, daar kijkt een mens toch wel een beetje vreemd van op. De me dereizigers zetten elkaar, niets vermoedend, poserend voor het toestelletje met die verrassende naam vrolijk op de foto. Geen van hen was een Nederlander. Toen ik van de schrik bekomen was, realiseerde ik me dat Kut de naam is van een lieflijk eilandje in de golf van Thailand, dat je blijkbaar in middels dus ook met deze 'boutique'-airline kon bezoeken. Gerustgesteld en welgemoed vertrokken we naar Laos, waar ik een kleine twee uur later landde in de door oer woud en bergen omgeven, oude koningsstad. Over het feit dat ik geen visum had, werd niet moeilijk ge daan: dat stempeltje kon je gewoon voor 31 dollar kopen op het piepkleine vliegveldje, eigenlijk een 'boutique'-airport. De rest van mijn uitgaven zou in de lokale Laotiaanse munt moeten geschieden: de kip. In een hoekje stond een heuse flappentap en voor 100 euro spuwde het apparaat maar liefst een miljoen kip uit. Zwaar beladen met biljetten vertrok ik naar mijn hotelletje, sfeervol gelegen aan de oever van de Mekong rivier. Inder daad een 'boutique'-hotel. Wat ik moest uitzoeken, had ik al snel te pakken. Daardoor kon ik bij zonsondergang tevre den, met mijn zakken vol kips, een glaasje wijn gaan drin ken aan de Mekong. Een verademing. De volgende dag moest ik alweer terug naar de hectiek van Bangkok. De Kut, of een van zijn collega-'vogels', zou om een uur of twaalf opstijgen in Luang Prabang. Op het vlieg veld kocht ik van mijn laatste kips nog een zijden sjaal voor mijn moeder. Buiten Laos kon je de briefjes toch niet in wisselen. Geheel kiploos wachtte ik op het vertrek van mijn vlucht. Twee uur later werd medegedeeld dat deze vertraagd was. Tja, dat kan zelfs een 'boutique'-airline overkomen. Na drie uur werd ik nerveus. Na vier uur verscheen eindelijk een kleine stip aan het firmament. Reizigers voor Bangkok haal den opgelucht adem. Daar was onze vertrouwde, vrolijke vliegmachine. Hotsend en slingerend raakte het de landings baan. Langzaam taxiede het kistje naderbij. Toen het toestel nog een laatste bocht maakte en vlak voor de vertrekhal tot stilstand kwam, kon ik de naam op de romp prima lezen. De terugreis zouden we. ondernemen met, inderdaad, de Koh Samuï. Een varaan op het strand van Komodo. foto EPA Wandelen door een Unesco Werelderfgoed, foto GPD/Parool Met zijn tong kan een varaan 'ruiken', foto EPA Onderweg naar Komodo. foto GPD/Parool e zijn wat laat. De meeste Komodogangers arriveren de avond voor hun boot tocht in de haven van La- buanbajo op het Indonesi sche eiland Flores. Maar wij landen pas in de ochtend op Komodo Airport, het vlieg veldje dat is vernoemd naar de belangrijkste attractie in de buurt. Een straalvliegtuig van een lokale luchtvaart maatschappij vliegt heen en weer tussen toeristenparadijs Bali en het stadje aan de noordwestpunt van Flores. Net een uur kost te de vlucht vanaf Bali, en dat maakt Komo do een dagbestemming. Onze late aankomst betekent dat we niet naar Komodo zelf va ren, dat even verderop in de middagzon glin stert. We bezoeken Rintja, het andere grote eiland waar varanen in het wild voorko men. En voor die varanen komen we. Rintja is een uur of vier varen vanaf Labuan- bajo, een uurtje minder als de tweede diesel motor wordt aangezet, die het houten vis sersscheepje en ons flink door elkaar schudt. Onderweg buitelt een dolfijn enige tijd aan stuurboordzijde, terwijl we aan bak boord de kampongs voorbij zien glijden. Genoeg tijd voor een aan boord bereide lunch, met vis als hoofdmoot. Onder het af dak van het bootje is het goed uit te hou den, zeker met de lichte bries die om ons heen waait. Het dek is groot genoeg voor een man of zeven. De bemanning, kinderen nog, zien we maar af en toe. Het is bij het steigertje van Rintja even wringen een plekje te vinden tussen alle an dere scheepjes die hier al liggen. Eenmaal aan land, passeren we de mangroven die de ze kusten afbakenen. We wandelen over een drooggevallen vlakte, waar de zon bar sten in de modder heeft gebrand. In poel tjes scharrelen krabbetjes. De gids die ons al vanaf Flores vergezelt, bouwt ondertussen de spanning behoorlijk op met een verhaal over een bloeddorstige varaan die onlangs de hete savanne overstak om aan de steiger Japanse toeristen te belagen. Er is ook nog het bloederige relaas over een bezoek van een volwassen varaan aan de hut van de hoofdopzichter van dit natuur park. Die kan het verhaal even later bevesti gen door een indrukwekkende hoeveelheid littekens op zijn ledematen te tonen. Ter wijl we in zijn hut de toegang tot het reser vaat regelen, kijken we bezorgd naar de toe gangsdeur. Rintja is met Komodo en een aantal tussen liggende eilanden al dertig jaar beschermd natuurgebied en bovendien een Unesco Werelderfgoed. Een poging ook een van de zeven wereldwonderen te worden, misluk-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2010 | | pagina 80