spectrum 4 Voor velen is zelfs de fazant nog een uitheemse vogel De polders van Tholen zijn niet zo leeg als we dachten Zaterdag 20 november 2010 Het is altijd heerlijk om in de polder te zijn en ieder seizoen heeft daarbij zijn eigen char mes. Nu zijn het de geluiden van de vroege winter die de sfeer bepalen. Het gebabbel van de kolganzen roept herinneringen op aan lange winteravonden en koude vriesnachten. Het is een heer lijk geluid, dat mij als luisteraar als muziek in de oren klinkt, maar voor de ganzen is het gewoon de manier om onderling een beetje contact te houden. Het komt neer op de voortdurende uitwisseling van een simpele boodschap: 'waar ben je?', 'Hier ben ik!'. Geen overbodi ge luxe voor de lange trektocht vanuit noordwest-Sibe- rië naar onze contreien. De reis wordt afgelegd in grote groepen, maar in die groepen van vaak vele duizenden exemplaren blijven de familieverbanden intact. Als de ganzen in hun winterverblijf in de Zeeuwse polders zijn neergestreken is het na enige oefening niet moei lijk om de afzonderlijke families als groepjes te herken nen. Die ganzen, dat is maar één van de winterse geluiden in de polder. Als je geluk hebt hoor je ook de melancho lische roep van kleine zwanen, maar die kans bestaat lang niet overal. Het zijn selecte gebiedjes waar de zwa nen zich vertonen, maar toch, ze zijn verspreid door heel Zeeland te vinden vanaf de open polders in ooste lijk Duiveland tot in de grensstreek bij Aardenburg. Soms zoeken de kleine zwanen het gezelschap op van groepen rietganzen of grauwe ganzen, maar vaak ook zijn ze in een groep van uitsluitend soortgenoten. Groepen ganzen en zwanen in de polder zijn niet altijd van noordelijke komaf. We hebben de laatste jaren gro te groepen ganzen die hier de zomer door blijven. De grauwe ganzen, die hier van origine in kleine aantallen thuis horen, maar ook de Canadese gans en de nijlgans die hier van nature helemaal niet voorkomen. Ook die exotische ganzen produceren het nodige geluid, maar dat zal het voor de meeste liefhebbers nooit halen bij de vanouds vertrouwde roep van de kolganzen. Voor wat betreft de zwanen is de knobbelzwaan oorspronke lijk een exoot. Groepen knobbelzwanen zul je overi gens nooit horen, want hoewel de vogel wel zachte ge luidjes kan maken in het broedterriorium, kreeg de knobbelzwaan de Engelse naam mute swan (stomme zwaan) niet voor niets. Nu valt er natuurlijk over te twisten hoe lang je een uitheemse vogel die ingeburgerd is, als exoot blijft be schouwen. In de Zeeuwse dorpen was je als mens nog maar een paar generaties geleden voor je leven lang 'die van Kortjeen' of'd'n dieën van Noten' als je in een ander dorp geboren en getogen was. Maar zo'n geman keerde afkomst was na één generatie toch wel vergeten en vergeven. Vogelaars zijn wat dat betreft wat minder ruimhartig. Je zal ze de kost moeten geven die de fazant nog steeds als een exoot beschouwen, hoewel het in middels een kleine 700 jaar geleden is dat de eerste exemplaren werden uitgezet als jachtvogel. En dan pra ten we nog maar niet over recent ingeburgerde soorten als de mandarijneend of de halsbandparkiet. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de vrees voor verdrin ging van oorspronkelijk inheemse soorten. Die is over bekend van eilanden met niet-vliegende vogels, maar die heeft zich op kleine schaal in onze regio net zo goed voorgedaan. Bijvoorbeeld toen op Noord-Beveland de oorspronkelijk inheemse noordse woelmuis werd ver drongen door de aardmuis. Soorten die op eigen kracht nieuwe gebieden kolonise ren worden veelal wat welwillender bejegend. Geen vo gelaar die niet geniet van de zilverreigers die dankzij de klimaatopwarming talrijk in onze omgeving te vinden zijn. Maar op de keper beschouwd kan de uitbreiding van dergelijke soorten natuurlijk net zo goed ten koste gaan van inheemse soorten. Kolgans Grauwe gans T" n een flits is hij weer weg. Even I moeten we het tot ons laten door- -L dringen: het was een wezel! Een kleine marter die in twee grote spron gen vlak voor onze wielen de weg overstak. Wat een waarneming! Ik krijg er kippenvel van. Even later stoppen we bij een erf met veel bomen en struiken er omheen. Beide batdetectors slaan uit. Dat bete- m kent dat er zowel dwergvleermuizen als laatvliegers rondcirkelen. De ratel tjes op de detectors worden flink ver stoord door het gekras van een grote groene sabelsprinkhaan en het getik van een struiksprinkhaan. Het lampje in de auto gaat aan en drif tig worden alle waarnemingen in het notitieboekje genoteerd. Zo, weer een paar stippen op de kaart erbij. Met groot licht rijden we met een groepje zoogdiervrijwilligers langzaam door het donkere landschap. Hier en daar stoppen we of gaan even de auto uit. Een haas op het land, een ree of een vos, niets blijft onopgemerkt. Zelfs kerkuilen zien we regelmatig oplich ten, als het felle licht op hun lichte ve ren weerkaatst. Een auto die ons al enige tijd achter volgt, stopt naast ons. Argwanend kij ken twee heren bij ons naar binnen. Als we uitleggen dat we zoogdieren in kaart aan het brengen zijn, wordt er verbaasd maar geïnteresseerd gerea geerd. Het is een heerlijke avond: haast geen wind en nog lekker warm tot diep in de nacht. Vlak voor we be sluiten naar huis te gaan zien we nog een bosmuis de weg over huppelen. Dat is dan al de achtste zoogdiersoort van deze avond. De volgende ochtend wordt alles ingevoerd op Waarnemin- gen.nl. De kaart ziet er nu een stuk ge vulder uit. De polders van Tholen zijn toch niet zo leeg als we dachten. Ook een vos ontsnapt niet aan de aandacht. foto Sandra Dobbelaar

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2010 | | pagina 86