reizen^ es
Zeereis
li"
In Kathmandu, de hoofdstad van Nepal, stikt het
van de reisbureautjes waar je een trekking kunt
boeken. Peter van den Berg ging veertien dagen
de Himalaya in en overwon zijn hoogteziekte.
Heel licht deint mijn bed,
te onopvallend om
zeeziek van te worden
Zaterdag 6 november 2010 lo®2
IW
reizen@wegener.nl
024-3650360
twee vrachtwagenchauffeurs te kaarten. Er staan opvallend
veel lege wodkaglazen op hun tafel. Zo zat als een aap zijn
ze. Wanneer ook zij aan een sigaretje toe zijn, kan een van
beiden niet eens meer lopen. Languit stort hij het ijskoude
zonnedek op. Zijn maat lalt achter hem aan, Het is nog
maar net middag.
Ik ben benieuwd waar ons vrachtautootje geparkeerd staat.
De Finse receptionist begrijpt me niet. Bozig weigert hij de
deur naar de 'auto-afdeling' te openen. Wanneer een boots
man uit de verboden schuifdeur stapt, glip ik ongezien naar
binnen. Lekker puh! Het blijkt een domme actie. Ten eerste
is de vrachtauto niet te vinden en ten tweede gaat de deur
niet meer open. Opvallend is overigens wel dat vrijwel het
gehele autodek in beslag wordt genomen door Nederlandse
trucks vol bloemen. Goeie handel. In angstige spanning
wacht ik tot de deur weer wordt geopend voor iemand die
wel bevoegd is. Een half uur later schuift een boomlange
Fin naar binnen en ik er snel weer uit. Het gezicht van de
receptionist staat op onweer. Vlug naar de bar en dan het
avondeten. Nog één nacht genieten van de deining.
De volgende ochtend rijden we uit de haven van Helsinki
richting Sint-Petersburg. De grens met Rusland is goed voor
urenlang oponthoud. Papieren, wachten en stempels. Veel
stempels. Een lokale deskundige stuurt ons naar het 'beste'
restaurant van de grensstreek. In het donkere hol, waar we
even later binnen gaan, zijn nog maar een paar tafels vrij.
Met rood en blauw fluweel beklede stoelen, banken én mu
ren. Een podiumpje met twee glanzend verchroomde palen
doet vermoeden dat hier meer op het menu staat. We zit
ten overduidelijk te dineren in een nachtclub. Onze ober
knipt een romantisch lampje aan en brengt even later een
prima maaltijd. Welkom in Rusland.
Voor me rijdt een klein, wit vrachtwagentje met daar
in een verzameling kostbare schilderijen. Romanti
sche meesterwerken uit de negentiende eeuw. Sa
men met een vriend - de eigenaar van de collectie - ben ik
op weg naar de Hermitage in Sint-Petersburg waar de land
schappen, stadsgezichten en zee-impressies worden ten
toongesteld. Een hele eer. Om allerlei organisatorische rede
nen kunnen we niet met een vliegtuig van Amsterdam
naar Sint-Petersburg. Onder het motto 'waarom makkelijk
als het ook moeilijk kan' is er een spannende reis uitgerold
met als pièce de resistance een boottocht van 36 uur. Via de
Duitse Autobahn gaan we daarom naar Lübeck, het begin
punt van ons nautisch avontuur. In de haven van Helsinki
zullen we weer voet aan wal zetten.
Ik heb het niet zo op boten. Om de een of andere reden
ben ik snel zeeziek. Ik word al draaierig als ik langs een vis
winkel loop. Eerlijk gezegd, zie ik een beetje op tegen de an
derhalve dag op de Baltische zee. Het is donker als'we de
boot oprijden. Nou ja, boot. Het is een drijvend flatgebouw.
Bij de receptie krijg ik de sleutel van een kamer, iets dat op
een schip uiteraard een hut heet. Onze waardevolle vracht
auto verdwijnt ergens ver weg in het ruim. Aan boord voelt
het goed. Solide. Logisch, we liggen nog onbeweeglijk voor
anker. Ik val voldaan in slaap. Een paar uur later lijken we
nog steeds vredig aan de kade te dobberen. Maar een blik
naar buiten maakt duidelijk dat we inmiddels op weg zijn
naar Helsinki. Het grote raam, dat uitziet over zee, toont de
kleur grijs in vele schakeringen. Grijze zee, grijze regen, grij
ze lucht. Snel terug naar bed. Wat varen we eigenlijk lekker.
Heel licht deint mijn bed. Te onopvallend om ziek van te
worden en net goed genoeg om in een diepe slaap weg te
zinken en te dromen.
Maar een mens is op een gegeven moment wel uitgedut en
volgens de 'routeplanner' hebben we nog minstens een et
maal varen voor de boeg. Wat te doen? Een omme
tje maken. Onze boot is een Finse ferry. Ik ken
geen Finnen, maar het lijkt mij een raar volkje.
Somber ook. Ik zie de bemanning nooit lachen. Ge
kleed in een saaigrijze outfit doen zij hun droeve
plicht als ober, kok, schoonmaker of receptionist.
Omdat niemand een woord Engels spreekt, kan ik
ook niet vragen waarom niets hen kan plezieren.
Op het zonnedek is het nat en guur. Als ik een blik
door de beslagen ramen werp, zie ik onder een af
dakje vijf, bijna blote mannen staan roken. Ze zijn
even uit de sauna gekomen voor een gezellig paije.
Buiten is het 2 graden boven nul. Binnen zitten