spectrum 8
ÉSS
Paddenstoelen en hun naam
m
Meer dan zomaar een ontdekking
Zaterdag 6 november 2010
Blonde vezelkop.
Paarse schijnridder.
mm
ÖC3
Vals judasoortje.
13
13
ftS
2
De grootste charme van het bestuderen van
paddenstoelen is het feit dat je nog een beet
je bezig bent met pionierswerk. Dat is heel
anders dan bij andere takken van veldbiolo-
gie. Een heel actieve vogelaar kan met erg veel geluk
een soort ontdekken die nog niet eerder in ons land ge
zien is. Maar dat is echt een kwestie van once-in-a-life-
time. Wie zich in paddenstoelen verdiept weet eigen
lijk wel zeker: vroeg of laat vind je een soort die niet
eerder in ons land is aangetroffen. En de kans is reëel
dat je een paddenstoel aantreft die nog niet beschreven
is: een nieuwe soort voor de wetenschap!
Wie een nieuwe soort ontdekt, heeft het recht om die -
weliswaar volgens een ingewikkelde wetenschappelij
ke procedure - zelfvan een wetenschappelijke naam te
voorzien. Het is niet ongebruikelijk om daarbij vakgeno
ten te eren door hun naam in die van een nieuw ont
dekte soort te verwerken. Zo bestaat e'r een paarden-
bloem met de naam Taraxacum beeftinki, genoemd
naar de Zeeuwse onderzoeker Wim Beeftink, die zich
tot voor kort bezig hield met vegetatie-onderzoek van
uit het voormalige Delta-instituut in Yerseke.
De mooiste naamsverwijzing die ik ken is eveneens toe
gekend aan een microsoort uit het geslacht van de paar-
denbloemen: Taraxacum johannis-jansenii. Bij padden
stoelen kennen we wetenschappelijke namen als Copri-
nus piepenbroeki, Pholiota tjallingiorum en Lepiota
huysmanni die allemaal vernoemd zijn naar Nederland
se mycologen. Maar ik moet eerlijk toegeven: de pad
denstoel Lepiota jacobi en het zandbijtje Andrena jaco-
bi zijn voor zover mij bekend niet vernoemd naar
schrijver dezes.
Weliswaar vind ik nu en dan een soort die nog niet be
kend is uit de wetenschappelijke literatuur, maar ik mis
de wetenschappelijke achtergrond om die adequaat in
wetenschappelijke termen te beschrijven. Mocht het
ooit zo ver komen, dan weet ik nu al dat ik de door mij
ontdekte soort zal beschrijven met de naam jacobi, als
een hommage aan mijn vader. Zo doen sommige onder
zoekers dat: bescheiden als ze zijn, zien ze af van hun
eigen naam, maar ze eren de naam van hun voorouders
- zich niet bewust van het feit dat daarmee onbedoeld
ook hun eigen naam vereeuwigd wordt.
Maar alles overziende heb ik tot nu toe maar weinig
soorten ontdekt die nieuw zijn voor de wetenschap.
Dus met naamsverwijzing wordt het voorlopig nog
niks en daarom heb ik besloten de procedure om te ke
ren. Omdat ik geen paddenstoelen vind die ik van de
naam van een mens kan voorzien heb ik gezocht naar
mensen die je de naam van een paddenstoel zou kun
nen geven. En als je wilt dat dat echt iets wordt, moet
je natuurlijk niet bij je buurman of de zus van je achter
neef beginnen. Ie moet mensen van statuur hebben die
bij het grote publiek bekend zijn. Daarom heb ik eens
gekeken binnen het circuit van de Haagse politiek.
Voor een paddenstoel als de Paarse schijnridder hoefde
ik niet lang na te denken. Dat kan echt niemand anders
zijn dan Alexander P. De naam Blozende vezelkop lijkt
op het lijf geschreven van Hans van B. en er kan nauwe
lijks twijfel over bestaan wie er recht heeft op de naam
'Vals judasoortje'.
Met de Olijfkleurige slijmkop ligt het ingewikkelder. Je
zoekt dan toch eerder naar een politicus op wie de
naam niet van toepassing kan zijn. Of je met de naam
Zijdefranjehoed de heer Ronald P. een plezier zou doen
moet je nog maar afwachten. En als je daar eenmaal uit
bent zit je nog met tal van andere namen die aanspre
kend zijn. Soms liggen de zaken heel duidelijk; zoals in
het geval van de Blonde vezelkop. Maar over de Stijve
grauwkop twijfel ik nog en ik heb vooralsnog geen en
kel idee wie ik blij zal maken met de naam Reuzendik-
hoed.
1
ï'3 C
R <D
,->'J —3
£/;J CD
Voorzichtig trekt Aad van Dijke uit Ril
land het houten deksel weg. We staan
midden in zijn moestuin en kijken in
een vierkante schacht. Hans Bostelaar,
vrijwilliger bij SLZ en amateur archeoloog, twij
felt geen seconde en springt er in. Het water
staat tot aan de bovenkant van zijn laarzen. „Het
is een oude regenbak, maar het bovenstuk is er
af', weet Hans ons te vertellen. Aan de soort bak
stenen kan hij zien dat de put van rond 1900 is.
De regenbak ziet er verder nog prima uit Hans
verdwijnt met een zaklamp in de put en roept
van binnen uit dat er toch wel het een en ander
aan gerepareerd is in het verleden. Maar het ge
welf is nog prima intact. Onderuit de put heeft
Aad al een heleboel puin gehaald. Ook dat bestu
deert Hans aandachtig. De bakstenen zijn uit ver
schillende bouwperioden en er komt zelfs een
plavuis uit de 17e eeuw te voorschijn. Het huis
dat bij de regenbak heeft gestaan, is toch wel
heel oud geweest Vermoedelijk heeft men de
put met het sloopafval gedempt Niemand in de
omgeving weet nog van een huisje op die plaats,
dus dat vraagt om wat speurwerk. Tegenwoor
dig kan dat redelijk eenvoudig via internet Ver
schillende keren stuitte Van Dijke tijdens het
spitten op iets hards. Nu moest en zou hij weten
wat dat was. Al gravend werd duidelijk dat het
om een heel bouwwerk ging, te groot om hele
maal bloot te leggen. Graag zou de familie Van
Dijke de keel weer op de put zetten en hem
weer in gebruik nemen als wateropslag voor de
tuin. Aan de hand van foto's en tekeningen van
eerder via SLZ herstelde regenbakken, wordt uit
gelegd hoe de bak weer in oorspronkelijke staat
kan worden teruggebracht. Aad en Phily van Dij
ke zijn enthousiast en terecht trots op hun ont
dekking. Ze gaan het nieuw leven inblazen en
weten nu wat meer over de geschiedenis van
hun geliefde plekje.
foto Sylvia Tuinder