Spinnen spectrum 8 Zaterdag 9 oktober 2010 Een rijtjeshuis telt gemiddeld 1.500 spinnen. Aangezien momenteel druk wordt gepaard, laten ze zich in volle glorie zien. Met spinnenkenner Aart Noordam op zoektocht in de hoeken en spelonken van een woning. door Malika Sevil D eze weken roert de Tegen- aria atrica zich, een griezel met harige kromme poten. Hij kan wel 10 centimeter lang worden. Hij rent vlie gensvlug over de vloer en als je niet beter wist, zou je denken dat hij met een tros ba nanen is meegekomen. Alsof het achter neefje van de vogelspin op visite is. Maar aan de Tegenaria atrica zit niets exotisch. Hij is zo Hollands als een sudderlap. We hebben het hier over de gewone huis- spin, een nogal tegenvallende naam voor zo'n krachtpatserfiguur. „De schrik van heel veel huisvrouwen", zegt bioloog en spinnenkenner Aart Noordam. De deskun dige staat in zomaar een twee-onder-een- kap in Amsterdam-Noord. Wat hier aan spinnenspul rondloopt, is exemplarisch voor wat iedereen kan tegenkomen, tenzij de plumeau dagelijks wordt gehanteerd. In dit huishouden is dat niet het geval. Zo kan het dat vrijwel elke avond, rond de klok van elf uur, een monster de kamer oversteekt. In rap tempo richting tv-meu- bel. De bewoners, die op dat uur door gaans op de bank zitten te suffen, schieten omhoog en kijken elkaar vragend aan. Die spin moet weg. Maar wie gaat het doen? En hoe? Het glas of de stofzuiger? Noor dam werpt een doordringende blik op het meubel. „Ze moeten een vrouwtje ruiken." Want dat is waar volwassen mannetjes op dat uur naar op zoek zijn: vrouwtjes. Geen vrouwtje te bekennen. Maar dat zegt niks. Spinnen zijn meesters in het onzichtbaar aanwezig zijn. Anders kom je ook nooit aan het gemiddelde aantal van 1.500 per huis. In Nederland zijn circa zeshonderd soorten spinnen geteld. Noordam behoort tot het handjevol actie ve spinnendeskundigen in Nederland. De natuurkundige en bioloog was oorspronke lijk van de vogels, maar dat pad was door de grote schare liefhebbers al platgetrapt. Op zijn 19e besloot hij zich op spinnen te storten. Daar valt tenminste nog wat aan informatie te winnen. Inmiddels zijn drie spinnen naar hem vernoemd, waaronder een springspin op Lesbos, de Salticus hoor- dami, en een Griekse mierenetende spin. Hij heeft duizenden foto's van spinnen en honderden filmpjes van zeker dertig soor ten wolf- en springspinnen. Maar zelfs een adept als Noordam krijgt van zo'n exemplaar als de gewone huis- spin de kriebels, al weet hij donders goed dat deze snuiter volstrekt ongevaarlijk is. Je moet veel moeite doen om het beest aan het bijten te krijgen. Als hij dat al doet, dan komt hij met zijn kleine kaakjes niet door de huid heen. je kunt hem dus ge woon oppakken en buiten zetten. Noor dam, die zijn favoriete dier absoluut niet wil stigmatiseren, wil wel gezegd hebben dat de hobo spider in Amerika - ook uit de Tegenaria-familie - wel voor nare beten zorgt. Daar wel. Hoe kan dat? En wat zit er nog aan te komen aan gevaarlijke dan wel bijtende spinnen? In het zuiden van België en Duitsland leeft de grote spoorspin. Een beet zorgt voor hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, rillen en zweten. Maar als hij vanwege klimaatveranderingen al op rukt, dan zal dat hiér voorlopig niet het "ge val zijn, sust Noordam. Kortom: Neder land kent geen gevaarlijke spinnen, laat staan dodelijke. Waarom zoveel mensen bang zijn voor spinnen? „Daar zijn boeken over volgeschreven. In de tropen heb je ge vaarlijke soorten, dus helemaal onlogisch is het niet. Het zit in onze natuur." Dan constateert Noordam een grote tril- spin. Hij zit in een web tegen de muur, vlak onder het plafond. Het is een fragiel type. Met lange, dunne poten. Hij wordt vaak verward met de hooiwagen en wordt ook wel hooiwagenspin genoemd. Maar zelfs een leek kan het verschil zien: een hooiwagen heeft een lijfje bestaande uit één deel, de romp van de hooiwagenspin bestaat uit twee delen. Een trilspin spant een web, de hooiwagen niet. En de trilspin heeft een verrassende verdedigingstech niek: als hij wordt aangevallen, gaat hij hef tig trillen. De bedoeling is dat hij minder goed zichtbaar is, maar ook dat de agressor in verwarring raakt. Toch heeft de trilspin de reputatie van een slachter, al zou je het van het scharminkel niet zeggen. Er zijn foto's, weet Noordam, van een grote tril spin die een gewone huisspin naar binnen werkt. Er zijn zelfs voorbeelden van tril- spinnen die een zwarte weduwe verorbe ren. En die kan, zonder antiserum, dode lijk zijn voor mensen. Op weg naar buiten, naar een troep kruis spinnen tussen de uitgebloeide lelies, ziet hij op de deurpost een klein insect. „Een buitenkans! Een spinnendoder." De tuin- spinnendoder om precies te zijn, de Calia- durgusfasciatellus. Een wespachtige. Een klein beestje met een gemene steek, ook voor mensen. De spinnendoder grijpt een spin, bij t hem waardoor het beest verlamd raakt en trekt hem mee een holletje in. Daar legt zij een eitje op de spin. Als de larf uitkomt, weet die wat de pot schaft: verlamde spin. In Nederland leven circa zestig soorten spinnendoders. We gaan door naar de voortuin, naar de kruisspinnen dus. De kruisspin is door de Europese arachnolo- genvereniging uitgeroepen tot spin van het jaar 2010. Hier zitten er vijf, allemaal in het midden van hun eigen web. De mees te zijn druk in de weer met een fijne ver snapering in de bijensfeer. Noordam vertelt over de gewone kruis spin, volgens hem voor de meeste mensen 'het prototype' van de spin. Hij kijkt naar een vrouwtje. „Deze is in het voorjaar ge boren, zij is zich nu aan het volvreten en zal zich binnenkort gaan voortplanten. Dat moet snel gebeuren, want in de late herfst sterft zij." In de achtertuin, tegen het tuinhuis - spin- nenwalhalla in optima forma - hangt nog een aantal kruisspinnen. Op hun kop. De wetenschappers zijn er nog niet over uit waarom de kruisspin ondersteboven hangt, maar Noordam heeft er wel een lo gische verklaring voor. „Als er een prooi in het web vliegt, ben je natuurlijk sneller be neden dan boven, doordat je de zwaarte kracht mee hebt." Er zijn spinnendoders, de Episyron rufipes, die voor het web vliegen, en hup, de spin uit zijn web trekken. Kennelijk weegt voor de kruisspin dit akelige nadeel op tegen de voordelen, namelijk meer voedsel. Gis werk dus. Wat dat betreft is er nog een hoop te ont dekken, zegt Noordam. 1-Iij lepelt een be roemd spinnenonderzoek op uit de jaren vijftig, waarin de Zwitserse apotheker Peter Witt spinnen drogeerde. „De spin die koffie had gehad, maakte een compleet chaotisch web, terwijl de spin op lsd een supergeconcentreerd web produceerde. Ui terst regelmatig, zoals je het in de natuur nooit tegenkomt." Tot slot nemen we nog een kijkje in de schuur, waar de heer des huizes een plastic bale met vier dikke huisspinnen heeft ge zien. Noordam-kijkt en ziet er nog maar één. Kennelijk volgevreten, want van de andere was niet veel meer over dan een paar harige poten. „Oh, oh, hier heeft zich een veldslag voltrokken." Andere spinnensoorten - springspinnen en renspinnen - kunnen dankzij speciale haren aan het uiteinde van hun poten over de gladste materialen lopen.-Huisspin nen zijn daar slecht in. Ze zaten kennelijk in de val en vermoedelijk heeft de sterkste de anderen opgepeuzeld. „Noem het kanni balisme, of gewoon moord." De dader is inmiddels losgelaten. „Want je kunt je spinnen maar beter laten leven, tenzij je van muggen houdt." reageren? spectrum@wegener.nl

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2010 | | pagina 102