7 spectrum Van larve tot oester Zaterdag 11 september 2010 Japanse oester (Zeeuwse creuse). Ovaal met ruwe, golvende en scherpe schelp. Meest geprodu ceerde oester. Consumptie- geschikt in 3 jaar. Na zo'n 21-30 dagen is het oestertje klaar om zich permanent vast te zetten, in de natuur meestal op volwassen oesters, zodat hele banken ontstaan. Kieuwen Hart Darmen Maag Spijsverteringsorgaan Scharnier Rolant Quist] bron Nederlandse Oestervereniging Croeistadia (Japanse) oester Trochophore larve (2 dagen oud) Spier voor openen en sluiten van schelp Mantel Orgaan dat voedsel van kieuwen naar de maag brengt Oesters zijn tweeslachtig (hermafrodiet). Ze beginnen hun leven als mannetje, worden na 8 tot 10 maanden geslachtsrijp en veranderen in het derde of vierde jaar in vrouwtjes. Zeeuwse platte oester. Rond, gladde schelp, in vrije natuur zeldzaam, dus duur. Consumptiegeschikt in 5 tot 6 jaar. D-larve (week oud) Veliger (twee weken oud) Zwem- en eetorgaan (velum) Boven: De oesters worden voor verzending ingepakt. Onder: Het bereiden van de oesters. Links: Een bord vol lekkernij. foto Willem Mieras ook overwogen om alles te verplaatsen naar de Waddenzee, waar ook proe ven zijn gedaan. Yersekenaar Jan Bol (8o) was des tijds als senior technician in aquaculture bij het ministerie van LNV jarenlang nauw betrokken bij onderzoek naar de opkweek van oes ters. „We hadden een laboratorium in de Stormezandepolder bij Wemeldin- ge. Na de beslissing om de Deltawer ken aan te leggen ontstond in 1962 het idee om een kunstmatige oesterkweek op te zetten in het Veerse Meer, aan de Vrouwenpolderse kant. Dat stond een heel eind in de steigers, maar Water staat, die dat moest financieren stak een spaak in de wielen. Ze wilden we ten wat het zoutgehalte moest zijn voor oesterkweek. Onderzoeker Piet Korringa heeft toen een grote fout ge maakt door zich vast te zetten op een bepaald percentage. Waterstaat trok zich daarna terug, want ze dachten dat dat zoutgehalte door de toekomstige Haringvlietsluizen niet gehaald zou worden." In de winter van i962-'63 diende zich het grootste onheil tot dan toe aan. Door extreme en langdurige kou was 97, 98 procent van de oesters kapotge- vroren. „Je wist niet wat je zag bij laag water, alles was dood", zegt Bol, die het slagveld als eerste aanschouwde. De oesterkweek moest feitelijk op nieuw beginnen. „Dat kon wel, na elke oorlog blijven soldaten over, dat is met oesters ook zo. Maar de exporteurs zijn toen als gekken alles wat nog leefde gaan opkopen. Dat was dom, want dat was de kip slachten. Toen heeft het nog tot 1979 geduurd totdat de produc tie weer redelijk op peil was. Dat had dus veel eerder gekund. Wetenschap en praktijk hadden mooi hand in hand kunnen gaan, maar het was allemaal korte baanwerk. Nog snel wat verko pen, ziezo." Die winter, in combinatie met de drei gende afsluiting van de Oosterschelde, maakte dat de meeste kwekers zich lie ten uitkopen en een ander beroep gin gen uitoefenen. Om toch weer snel oes ters op de markt te kunnen brengen, opperde Korringa het idee om de Ja panse oester te importeren; snelle groeiers die zich niet zouden voortplan ten, want daarvoor zou het water een temperatuur van 22, 23 graden moeten hebben. Ze zouden dan ook geen con current zijn voor de platte Zeeuwse oester, zei Korringa. Later bleek echter dat de Japanse oester zich wel degelijk op.grote schaal had vermenigvuldigd. Dat was net rond de tijd dat per toeval en tot grote verbazing de platte Zeeuwse oester werd ontdekt in het Grevelin- genmeer. Dat bood perspectief voor een glorieuze terugkeer, maar een met de geïmporteerde oesters meegeko men ziekte (bonamia ostrea) gooide roet in het eten. De Japanse oester bleek er immuun voor en ook niet uit te roeien. In de loop der jaren paste de 'onkruid oester' zich aan de Oosterschelde aan en tegenwoordig wordt hij dus ver markt als Zeeuwse oester. De huidige onderzoeken zijn er op ge richt om de positie van Nederland als oesterproducent te verbeteren ten op zichte van grote concurrent Frankrijk. Dat land heeft momenteel te maken met een grote sterfte onder oesters door een herpesvirus. Dat virus heeft zich inmiddels uitgebreid naar Ierland en Zuid-Engeland. Afgelopen donderdag werd bekend dat het virus ook in de Oosterschelde is aangetroffen. Dat leidt vooralsnog niet tot paniek. Ondanks deze nieuwe dreiging heeft Van Liere vertrouwen in de toekomst. „Je kunt gewoon nog zoveel meer met die oesters, ook in presentatie bijvoor beeld. Daar moeten we op inzetten. Al les wat de deur uitgaat, ben je kwijt." Jan Bol vindt dat 'alles moet worden geprobeerd'. „Maar als die nieuwe kweekmethode heel arbeidsintensief blijkt, wordt het toch moeilijk. En er zal denk ik ook nog wel een discussie komen over de invloed van die poly meren boeien en touwtjes van de mos- selzaadinvanginstallaties en dus ook oesterbroedinvanginstallaties op het milieu. Belangrijk is dat er saamhorig heid is binnen de sector, dan ben je al een heel eind."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2010 | | pagina 71