i9 spectrum is overal Zoutmuseum Zaterdag 21 augustus 2010 In de zestiende eeuw kon je voor 5 kilo zout een compleet huis kopen in Amsterdam. Nu haal je zo'n zelfde voorraadje keukenzout voor 2 euro in de supermarkt. Een waardevermindering van jewelste, lijkt het. Maar wat zouden we moeten, zonder zout? door Cor de Boer Zout is een onmiskenbaar on derdeel van de aarde en van alle leven daarop. Het moet er meteen al zijn geweest toen onze planeet 4,6 miljoen jaar geleden ontstond uit een explosie van gassen. Het is terug te vinden in de bodem en - in opgeloste staat - in het water van alle oceanen. Dat de mens heel veel later is geëvolueerd uit schepsels die zich ooit aan die zeeën hebben ontworsteld, is nog te merken aan de samenstelling van ons lichaam. In al on ze cellen zit zout. Bloed, zweet en tranen smaken niet voor niets zilt. Uit een mens van 70 kilo zou je een half pond zout kun nen halen. Onze nieren hebben er een dag taak aan om de zout- en vochtbalans in on ze lichamen te reguleren en overschotten als urine te lozen. Keukenzout is een mineraal dat door geo logen haliet wordt genoemd, zolang het in de bodem zit. Het is de enige steensoort die we dagelijks eten. Dat is opvallend, want in de kubusvormige kristallen ko men twee elementen samen die we afzon derlijk nooit zouden slikken: natrium (een onstabiele metaalsoort met een positieve lading) en chloor (een giftig gas met een negatieve lading). Gebundeld als NaCl vor men ze een ongevaarlijke smaakmaker. Zout is zwaarder dan water. Het heeft een dichtheid van 2,17 gram per kubieke centi meter. Wie goed roert, moet in 1 liter wa ter 360 gram zout kunnen oplossen. Om de kristallen te smelten, zou je deze moe ten verhitten tot 801 graden Celsius. Om het vloeibare zout vervolgens ook nog te laten koken, is een temperatuur van 1.465 graden nodig. Onze vroegste voorvaderen taalden niet naar zout. Die scharrelden met speer, pijl en boog hun kostje bijeen en kregen vol- p doende zout binnen via het vlees van die ren, de hoofdmoot van hun menu. Dat ver anderde toen de mensen zich bekeerden tot de landbouw en plantaardige kost. Van-- af dat moment werd zout een welkome en kostbare delfstof, die lang niet overal ge makkelijk te vinden was. Het werd niet alleen gebruikt om smaak te geven aan voedsel, het kwam ook van pas bij het conserveren daarvan. Gezouten vlees, vis en groenten bleven veel langer goed. Farao's ook trouwens. De oude Egyp- tenaren legden de lichamen van hun heer sers, ontdaan van ingewanden en herse nen, veertig dagen in het zout om ze goed te laten drogen. Pas daarna werden ze geo lied, in linnen gewikkeld en bijgezet als mummie. In de warmere delen van Europa werd het zout rond het begin van onze jaartelling vooral gewonnen langs de rand van zoute zeeën en moerassen. Een waardevol goed je. Romeinse soldaten kregen een deel van hun soldij uitgekeerd in zout (sal). Ons woord 'salaris' herinnert daar nog aan. Zout werd wereldwijd eeuwenlang ge bruikt als betaalmiddel. Machthebbers wa ren er dol op. Die versterkten hun (finan ciële) positie door belasting te heffen op deze onmisbare smaakmaker. Dat hielden ze eeuwenlang vol. In 1930 ondernam Ma- hatma Gandhi in India zijn 400 kilometer lange zoutmars, om aan de oceaan een handvol zout te rapen, als protest tegen de zoutbelasting van de Britse overheersers. Als het gaat om het winnen van zout uit de bodem, waren de Chinezen de Europea nen ver voor. Al in de derde eeuw voor Christus haalden zij in Sichuan zout uit zilt bronwater. Met metalen beitels en hei-installaties sloegen de Chinezen put ten om het pekelwater met bamboeleidin gen naar boven te halen. Dat lieten ze ver dampen, waarna er zout overbleef. Overigens stopten de Chinezen het zout niet in zoutvaatjes. Ze kookten de witte korrels met sojabonen tot een saus die ze over hun eten druppelden. In Nederland werd het zout aanvankelijk veel minder diep in de bodem gezocht. Van de achtste tot de zestiende eeuw was in ons land het 'darinkdelven' in zwang. In zoutrijke veengebieden werd turf ('da- rink') gestoken. Die werd verbrand, waar na de as werd opgelost in zeewater en inge kookt tot zout. Dit proces was nogal ar beidsintensief en sloeg bovendien grote ga ten in het landschap. Ons land hield er niet alleen de Biesbosch aan over, maar ook diverse rampzalige overstromingen. De methode werd daarom door Karei V in 1515 verboden. In de zestiende en zeventiende eeuw ont stonden door onze kolonisatiedrift snelle re en profijtelijker manieren om aan zout te komen. Zo hanteerde onze West-Indi sche Compagnie een bedenkelijk verdien- model op de Antillen. De compagnie voer Afrikaanse slaven naar de eilanden, om ze daar in de helse hitte zeezout te laten win nen. De piepkleine slavenhuisjes bij de zoutpannen van Bonaire herinneren daar nog aan. De vrucht van de dwangarbeid werd teruggevaren naar hier, waar aan het zout goed werd verdiend. Deze zwarte bladzijde in onze geschiede nis had Nederland wellicht kunnen over slaan, als we eerder kennis hadden geno men van de Chinese zoutwinningstechnie ken. Het duurde evenwel tot 1886 voor we In het Twentse Delden, vlakbij de plaats waar ooit de eerste Nederlandse zoutbron werd aangeboord, staat het Nederlandse Zoutmu seum. In het witte pand, vorig jaar heropend na een grondige opknapbeurt, wordt de wereldge schiedenis van het zout aanschouwelijk ge maakt in woorden, beelden en objecten. Op de zolder is een collectie van tweedui zend zoutvaatjes uitgestald. www.zoutmuseum.nl er achter kwamen dat in onze eigen bo dem ook volop steenzout zit, neergeslagen op de bodem van vroegere zeeën. In dat jaar liet de Twentse baron Rudolphe Frédéric van Heeckeren van Wassenaer op zijn domein Twickel bij Del den een put slaan om aan schoon drinkwa ter te komen. De bron voldeed niet aan de verwachtingen. Er stroomde ondrinkbaar pekelwater uit. De vondst van de baron stond uiteindelijk aan de basis van de be roemd geworden zoutindustrie in Boekelo en omstreken, bekend van de houten boor torens. De productie kwam pas op gang na de Eerste Wereldoorlog, toen de import van Duits zout spaak liep. De Tukkers kwamen met een systeem met een dubbele pijp: een dikke buis, met daar in een kleinere pijp die aan de onderkant nog net wat dieper in de bodem stak. Door de buitenste leiding werd zoet water naar beneden gepompt. Het ondergrondse zout loste op in het water, dat weer naar boven werd gestuwd door de binnenpijp. Dit pekelwater ging naar de 'zoutziederij', waar het werd gezuiverd, ingedampt en ge centrifugeerd, om aan het einde van de lijn zout over te houden. Dit proces werd in Twente vanaf 1919 uit gevoerd door de Koninklijke Nederlandse Zoutbedrijven (KNZ), een voorloper van de huidige chemiegigant AkzoNobel. KNZ kwam met de bekende zoutmerken Nezo en Jozo (met jodium), bedacht de liksteen voor weidevee en stortte zich, vanaf 1931, op de productie van chloor, natronloog en zoutzuur. De Nederlandse winning van keuken- en strooizout is nog steeds voor een deel in handen van AkzoNobel, dat het uit de bo dem haalt in Twente en Groningen. Het bedrijf heeft tegenwoordig concurrentie van Frisia dat in de omgeving van Harlin- gen zout uit de bodem haalt. Wereldwijd wordt tegenwoordig 256 mil joen ton zout per jaar gewonnen. Ons land staat elfde op de ranglijst met een produc tie van 5,9 miljoen ton per jaar. De Chine zen hebben hun historische voorsprong niet meer uit handen gegeven. Zij voeren de wereldranglijst aan met 54 miljoen ton per jaar. reageren? spectrum@wegener.nl

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2010 | | pagina 103