je vingers doen
ii spectrum
Zaterdag 3 april 2010
Mevrouw Laarman en mevrouw Van Dixhöorn
doen, weet zij de meeste antwoorden op de vragen.
Mevrouw De Troije is aangeschoven. Die kan ineens
een beetje verbaasd kijken; als ze "een nieuw gezicht
aan tafel ontdekt bijvoorbeeld. Uit haar blik spreekt
doorgaans een diep begrip van de wereld. Vroeger
was ze ongetwijfeld een schoonheid. Mevrouw De
Troije houdt heel erg van eten.
Meneer Alders ook Hij strekt verlekkerd zijn
handen uit naar de tafel als hij binnen
komt. „Krentenboterhammen, heerlijk",
straalt hij. „Tjonge jonge jonge." Mevrouw Dixhoorn
- die er van alle bewoners lichamelijk het slechtst aan
toe is - at voordat ze hier woonde altijd pap. „Tot we
haar vroegen wat ze wilde eten", zegt teamleider Vi-
vianne de Boe, die is gaan zitten voor een kop koffie.
„Toen zei ze: een boterham met corned beef Blijk
baar had iedereen dat vergeten te vragen. Sindsdien
eet ze geregeld gewoon brood."
Het past bij de huisfilosofie: niks opleggen, mensen
iets te kiezen geven en ervan uitgaan dat de bewo
ners veel nog wél kunnen. Maar dat heeft natuurlijk
wel een grens. Mevrouw Dixhoorn is bijvoorbeeld
erg in zichzelf teruggetrokken, dat komt door het sta
dium van haar ziekte. Ze zit altijd in een rolstoel,
haar lichaam verwrongen. Praten is voor haar lastig,
ze kan wel goed haar onvrede kenbaar maken, maar
aangeven waar ze ontevreden over is, valt niet altijd
mee.
Vivianne had het nog zo gezegd, het is niet de bedoe
ling dat meneer Alders Saar, de hond van Vivianne te
eten geeft. Maar wat doet dat kleine stukje leverkaas
daar dan, daar op de rand van zijn bord? Hij kijkt
even rond en waant zich onbespied. Zijn ogen twin
kelen als zijn hand onder tafel verdwijnt, Saar hapt
toe. Meneer Alders glimlacht, dik tevreden over zijn
meer dan geslaagde samenzwering met de hond: sa
men tegen het personeel. Hij is een man met een in
nemende blik, die het ineens heel druk met zichzelf
kan hebben; als hij iets moet doen wat hij niet wil,
wordt hij snel boos. Soms heeft hij een gedachte die
voor anderen niet te volgen is. „We zijn niet de eni
gen", stelt hij peinzend vast, terwijl hij de krant leest
en bevestiging zoekt in de ogen van iemand anders
aan tafel. „Kamperduin is op de rand.van een bank
roet."
Terwijl mevrouw Laarman op haar pillen kauwt,
haalt Sannie haar manicureset tevoorschijn, tijd om
nagels te knippen en te lakken. „Nee ik hoef niet",
schrikt Mies, bang dat het pijn gaat doen. „Erg hè",
zegt Sannie. „Ja zeker", beaamt Mies. „Ik doe het zelf
wel straks." Na één geknipte en gelakte nagel protes
teert ze serieus: „Au! Nee, nou niet meer, ik word er
zo akelig van." Bij de volgende vinger piept ze: „Ik
moet plassen." Nou, zegt Sannie. „Dan gaan we dat
doen. „Nee", verzucht Mies. „Ik hoef niet." Ze gaan
toch. En als Sannie daarna haar andere hand pakt, is
het eindelijk goed. „Ja. Dankjewel." Mevrouw Lensen
is wel blij met haar manicure. „Liefje", zegt Sannie.
„Ik kom even uw vingers doen." - „Nou fijn", knikt
mevrouw Lensen. Ze biedt haar hand aan.
„Ik heb bij een hele grote instelling gewerkt", vertelt
Marijke. „Daar sliepen zes mensen op één kamer. Dat
was pas echt hectisch. Daar moest je iedereen achter
elkaar wassen. Hier wachten we tot mensen aange
ven dat ze uit bed willen, meestal tot half elf, dan ha
len we ze er uit. Want ze mogen ook niet zomaar de
hele dag in bed blijven liggen." Meneer Alders trekt
intussen de loper op tafel naar zijn kant, de vaas bloe
men die er bovenop staat schuift mee. Mies trekt
hem even later weer terug. Orde hersteld.
„Wilt u iets drinken?", vraagt Sannie aan mevrouw
Laarman. „Dat weet ik niet", zegt ze. „Ik weet niet
wat ze hier hebben." - „Sapje?" Een grote glimlach:
„Een een sapje is lekker." Sannie doet haar schort
om, vandaag bakt ze pannenkoeken voor de lunch.
„Ruik je al wat?", vraagt Vivianne aan mevrouw Laar
man als de stapel langzaam groeit. Nee, schudt me
vrouw Laarman. Mevrouw Laarman is rustig, soms
vergeet je even dat ze er is. Ze kan ineens losbarsten
in een glimlach, verder ondergaat ze het leven in huis
kalm. „Nee", zegt ze gedwee, als Mies haar nadrukke
lijk vraagt of het met haar vandaag ook niet zo gaat.
„Nee hè", zegt Mies.
Intussen propt meneer Alders drie pannekoeken
met suiker achter elkaar naar binnen. Mies knikt
na elk hapje pannenkoek haar hoofd even naar
achteren. Mevrouw Lensen prikt keurig één voor één
de stukjes aan haar vork en mevrouw Laarman eet
smakelijk met haar vingers. Mevrouw De Troije blijft
gewoon slapen tijdens het pannenkoekenfestijn. En
dat doet ze nog steeds, wanneer iedereen wordt aan
gekleed voor een wandeling - het komt niet vaak
voor dat er genoeg mensen zijn om ieders rolstoel te
duwen. De jassen gaan aan, de dassen om, de dekens
over de benen, het is nog fris.
„Zo koud zou je het niet moeten hebben", zegt Mies
venijnig, als haar jas na de wandeling weer uitgaat.
Ze gaat mokkend op de bank zitten. „Voor je het
weet is heel je zondag weer voorbij." Wat later: „Als
ik het geweten had, dan was ik nooit meegegaan."
Weer wat later: „Nee hoor." En nog wat later: „We
hebben koude handen gekregen." Ze glimlacht. En
dan loopt ze alweer vrolijk een rondje. „Hallo", zegt
ze tegen iedereen persoonlijk. „Maar ik vind je wel
lief-hoor", tegen Sannie in het bijzonder.
Marijke en Mies