Soms heb ik het gevoel dat iets me ontgaat spectrum 4 nu mi De vroegere getijdenkreek was ooit kilometers breed Zaterdag 3 april 2010 Gekraagde roodstaart Als je vogelaar bent dan is de voorjaarstrek een spannende episode in de jaarcyclus. Je weet on geveer wanneer de verschillende trekvogels te rugkeren. Want dat gebeurt niet alleen in een tamelijk voorspelbare vaste volgorde, ook het tijdstip is vaak redelijk goed te voorzien. Maar altijd zijn er weer af wijkingen. Er zijn soorten waarvan je je steeds weer af vraagt öf je ze nog wel zult zien, omdat ze uit onze omge ving verdwijnen. Ieder jaar zijn er ook onverwachte ver rassingen. Daarop is dit voorjaar geen uitzondering. Het begon al met de vele kraanvogels die een paar weken geleden onze regio passeerden. Ze trokken over een meer westelijke route dan gebruikelijk. Iedere vogelaar die veel in het veld is heeft er wel één of meer gezien. Afgelopen week zag ik de eerste zwaluwen en dat is - in ieder geval voor mijn doen - tamelijk vroeg. Ik houd altijd de datum van 6 april aan als moment dat de eerste boeren zwaluw te zien is. Maar dit jaar was het nog ruimschoots in maart en bovendien hadden de boerenzwaluwen gezel schap van enkele oeverzwaluwen. Leuk! Het lijkt er op dat de zwaluwen de laatste jaren wat vervroegen en dat is met het opwarmende klimaat ook niet verwonderlijk. Maar de tjiftjaf, een andere notoire lentebode, was dit jaar juist laat. Vreemd op het eerste gezicht, maar er is toch wel een verklaring voor. De zwaluwen komen helemaal vanuit Zuid-Afrika en die gaan, als het tijd is, gewoon blin delings op reis. Tjiftjaffen zijn korte afstandstrekkers, waarvan een klein deel zelfs bij ons blijft overwinteren. Die komen niet blindelings op een bepaald moment naar hun broedgebied, maar spelen in op het weer van het mo ment. Die tjiftjaffen wachten gewoon tot het echt een beetje lente was, en dat was dit jaar niet zo vroeg. De fitis, die normaal gesproken geruime tijd later arriveert dan de tjiftjaf, zat zijn tweelingbroertje nu vlak op de hielen. Het stedelijk gebied heeft zijn eigen voorjaarsbode. Dat is de zwarte roodstaart, die ook zo'n beetje in de laatste deca de van maart hier aankomt. Zijn verwant, de gekraagde roodstaart, is in Zeeland een nogal schaarse soort en op Zuid-Beveland is het ronduit een zeldzaamheid. Groot was daarom de verbazing toen afgelopen woensdag in eens een exemplaar in onze achtertuin verscheen. Een prachtig uitgekleurd mannetje. En hoe bizar kan het toe Zwarte roodstaart val zijn. Afgezien van een enkele vangst bij het ringen met mistnetten was het ruim veertig jaar geleden dat ik op Zuid-Beveland een gekraagde roodstaart had gezien. Het ging toen om een paar dat in een nestkastje broedde en daar jongen grootbracht. De afstand van dat broedge- val tot het beest wat ik nu zag was niet meer dan 150 me ter! Soms krijg ik het onbehaaglijke gevoel dat er iets is in de natuur wat me helemaal ontgaat. Die gekraagde rood staart is maar één geval, maar ik zou zo tien andere voor vallen kunnen opnoemen. Eentje zelfs ook van de afgelo pen week. Weliswaar met het gevaar dat de lezer denkt dat ik hem iets op de mouw wil spelden. Vorig jaar hoor de ik in Midden-Zwake voor het eerst sinds jaren een grauwe gors zingen. Dan ben je natuurlijk door en door gespitst op een mogelijk broedgeval. Maar na de eerste keer liet zich geen grauwe gors meer zien tot... afgelopen dinsdag. Op hetzelfde plekje klonk opnieuw het geluid van de grauwe gors. Onmiskenbaar doordat het zo aan een rammelende sleutelbos doet denken. Dat kan toch ge woon geen toeval zijn? 0) I val cal §=11 lü ia ES9 ri| HB 'c; :aB fö ru C j— 3 O 3 3 4-> <T3 Boerenzwaluw n We zijn op de Oude dijk, ter hoogte van de Oosterschenge. Je kunt er niet omheen: de aanblik van het kreekrestant, de kronkelende Oude Dijk. Zulke restanten kunnen de geschiedenis van dit gebied doen herleven. Het is te zien dat het omliggende grasland langs de Oosterschenge laag ligt en dus waarschijnlijk in deze tijd behoorlijk nat zal zijn. Niet zo verwonderlijk als we bedenken dat de vroegere getijdenkreek die het eiland Wolphaartsdijk scheid de van Zuid-Beveland eertijds op sommige plaatsen een breedte had van meer dan twee kilometer. Nu is dat nog hooguit honderd meter. Het Schenge was al in de middeleeuwen zo belangrijk dat het geslacht van Schen- ge, waaronder Arend van Schenghe, stichter van het dorp 's HeerArendskerke, zijn naam eraan verbond. Tot ver in de 18e eeuw was dit vaarwater voor de stad Goes van groot belang. Zoals we echter zo dikwijls zien verzanden dergelijke zeearmen, naarmate ze door inpolderingen worden omsloten. Zo ook het Schenge. Het nu 'Oosterschenge' genoemde deel van het vaarwater, werd in 1809 binnen- gedijkt. Het gebied met de omringende oevers zal, vanwege haar natte en zilte ka rakter, niet interessant zijn geweest om als landbouwgebied in gebruik te ne men. Gelukkig, want het heeft daardoor cultuurhistorische waarde behouden. Een inventarisatie van de vogels die nu het gebied bevolken leverde een aantal van 25 soorten op, waaronder de patrijs, kleine zilverreiger, kwartel, roerdomp en geoorde fuut. Soorten die toch allemaal als bijzonder kunnen worden aange merkt. Daarom moeten we zulke cultuur- en natuurhistorische gebieden koesteren.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2010 | | pagina 52