troost en tranen
7 spectrum
Zaterdag 13 maart 2010
zijn verhaal: „Mijn moeder zette me onder
de douche, maakte warme melk met anijs
voor me klaar en... zette me achter op de
fiets om me weer terug te brengen naar
het internaat. Ik moest me niet zo aanstel
len, zei ze, de broeders wisten écht wel
wat ze deden. Ik heb het mijn moeder
nooit vergeven. Ze heeft vijf jaar van mijn
leven afgenomen. Het is ook nooit meer
goed gekomen tussen haar en mij."
Heimwee werd in veel jongensintematen
in de jaren vijftig, zestig met een hoofdlet
ter geschreven. De tot in het extreme door
gevoerde discipline, de hermetische geslo
tenheid van het naar binnen gekeerde in
ternaatsleven en de soms broeierige span
ningen van de mannen- en jongenswereld
waren voor sommige 'internen' ondraag
lijk.
Ook Sef Huberts (65) uit Arcen bezocht
drie jaar het internaat in Kerkrade. En
kreeg verschrikkelijke heimwee. „Vooral
in het begin moest ik 's nachts veel huilen.
Dan werd je getroost door de broeders.
Die namen je apart, streelden je. En gin
gen daarin heel ver. Ze betastten intensief
mijn hele lijf Ik heb het thuis wel eens ver
teld, maar mijn vader en moeder geloof
den het niet. In de weekends dat ik naar
huis mocht, benauwde me dan continu
het idee dat ik zondagavond weer op de
trein zou worden gezet, terug naar het in
ternaat. Soms verstopte ik me, op zolder
bij de minders in Venlo, waar we toen
woonden. Maar ze vonden me altijd."
Het internaat, geleid door religieuzen. Een
wereld die voorgoed voorbij leek toen de
twintigste eeuw op slot ging. Ware het
niet dat de echo van dubieuze seksuele
praktijken van sommige religieuzen en de
angsten en herinneringen van jongeren
van toen nu pas in volle omvang naar bo
ven komen. Het roept de tijd van het kost-
schoolbestaan in volle hevigheid terug.
Van het regime dat geen millimeter ruim
te bood buiten de regels en voorschriften
van de broeders en paters. Van de tucht,
de harde lijn, de onvoorwaardelijke ge
hoorzaamheid.
Dat herinnert zich bijvoorbeeld Frits Ja
cobs uit Heerlen, die van 1963 tot 1967, tot
zijn 15e, op het kleinseminarie Sainte Ma
rie van de paters montfortanen in Schim
men zat. Een doordeweekse dag in het le
ven van deze jongens begon om zeven uur
's ochtends. Een kwartier later moesten ze
gewassen en aangekleed in de kapel zijn.
Jacobs: „Daarna snel je bed opmaken en
om acht uur ontbijten. We zaten steeds
met twaalven aan lange tafels, de oudste
jongens in het midden, de jongste aan de
uiteinden. Daarna weer naar de kapel
voor de dankzegging. Dan school, tot
half drie, weer naar de kapel. Tus
sen drie en zes verplicht in de
studiezaal. Warm eten. Na
het eten mochten de
kleinsten een uurtje
televisie kijken,
de groteren
moesten
naar de studiezaal. Acht uur kapel, negen
uur in bed. Elke dag hetzelfde ritme. Op
zondag drie keer naar de kerk. 's Middags
konden je ouders een uurtje op bezoek ko
men. Dingen die je ouders voor je hadden
meegenomen, werden gecontroleerd en
als de broeders vonden dat het niet goed
voor je was, namen ze het af."
Ook Piet Beckers (73), die zijn leven lang
werkzaam was als timmerman, kan de
kostschool wel dromen. De Heibloem in
zijn geval, een klooster van de Broeders
met de Blauwe Koorden in Heythuysen.
Drie jaar zat hij er intern, van 1951 tot
1954- „Een Spartaanse tijd", zegt hij. „Zo
mer en winter wasten we ons met koud
water. En je moest met je hele hoofd on
der de kraan. Een broeder bleef erbij staan
om het in de gaten te houden. Het was
een streng regime, maar ik heb er wel pri
ma mijn vak geleerd. Uit heel Nederland
kwamen er jongens naar toe voor de oplei
ding, kinderen uit middenstandsgezinnen
vooral. Je kon er voor timmerman leren,
maar ook voor schilder, bakker of smid.
De school stond hoog aangeschreven."
Discipline en tucht werden door
veel jongeren inderdaad ook
als iets prettigs ervaren, iets po
sitiefs. Neem Ad Lutters,
oud-gemeentesecretaris van Maastricht.
Geboren als zoon van een politieman in
Swalmen verhuisde hij vanwege vaders be
roep nogal eens, kwam terecht in Thorn
en Gennep om van daaruit te belanden op
het internaat van het Gymnasium Immacu-
latae Conceptionis van de franciscanen in
Venray.
„Ze waren er streng", zegt Lutters, die van
1956 tot 1963 in Venray onderwijs kreeg.
„Je kreeg snel straf en bij het minste of ge
ringste werd je bijvoorbeeld uitgesloten
van het voetballen. Maar je kreeg er ook
een fantastische opleiding. Er was een fij
ne saamhorigheid onder de jongens en er
was ook buiten de studie veel te doen. Er
was een zwembad, je kon veel sporten. In
principe was je er voor een opleiding tot
priester of kloosterling. Dat heb ik daarna
ook drie jaar gedaan, in het klooster. Tot
dat ik tijdens mijn studie filosofie, ik was
toen 22, alsnog besloot iets anders te probe
ren."
Met aftrek van de vakanties zat je tien van
de twaalf maanden op kostschool, zes jaar
lang. „En dan is het logisch dat je troost en
aanhankelijkheid zoekt bij de mensen die
op dat moment de leiding hebben. De
broeders hadden in feite de taak van onze
ouders overgenomen. Een bemoedigende
arm op je schouder of zo, ja dat zal het ge
weest zijn. Niks om je over op te winden.
Ik heb nooit gemerkt dat er zich dingen
hebben voorgedaan zoals die nu in zo gro
te getale naar buiten komen", zegt Lutters.
Maar anderen hebben op het gebied van
tucht en troost minder fijne ervaringen op
gedaan. Opnieuw Sef Huberts: „De .broe
ders zagen letterlijk alles. Neem de boter
hamworst. Die kregen we tot vervelens
toe elke morgen op ons brood. En ik lustte
dat helemaal niet. Op een morgen heb ik
een stukje worst stiekem onder de tafel ge
gooid. Ik kon het niet door mijn keel krij
gen. Had iemand het gezien? Ik dacht
van niet. Totdat 's nachts een broe
der de slaapzaal op kwam,
naast mijn bed kwam staan
en me aantikte. 'Meeko
men!' Ik moest naar
het lokaal met de wasbakken, mijn onder
broek uitdoen. De broeder nam het koord
af dat hij om zijn middel droeg en gaf me
daarmee een flink pak slaag. Dat ging altijd
zo. Je had iets gedaan, een paar tellen lan
ger gedoucht dan de minuut die daarvoor
stond, gepraat als het niet mocht of iets an
ders waarvan je je niet eens bewust was.
Dan kreeg je 's nachts de rekening gepre
senteerd."
Reumkes uit Brunssum kijkt met afschuw
terug op de kostschooltucht. Natuurlijk wa
ren er leuke dingen, zoals die keer dat hij
prins carnaval van de kostschool werd en
voor een staatsiefoto mee mocht naar een
fotograaf in de stad. Maar de meeste tijd
was het kommer en kwel, bezweert Reum
kes. „Je was geen naam, maar een num
mer. Ik had nummer 167. Dat stond op de
stoel in de eetzaal, op je bed, in je sokken,
in je onderbroek. En o wee, als die onder
broek in je kastje niet volgens de voorge
schreven regels was opgevouwen. Dan
je te doen. Of begonnen ze je ineens te kus
sen. Ik weet nog dat ik eens apart werd ge
roepen door een van de broeders. Ik moest
mijn broek uitdoen en laten zien hoe ik
precies mijn plasser waste, hoe ik het velle
tje terugtrok. Laat maar eens zien, zei hij,
en daarna nog een keer en nog een keer.
Hij kreeg er geen genoeg van. Eens per
maand mocht je op zondag bezoek ontvan
gen. Mijn moeder kwam dan langs. Ik heb
haar ooit verteld wat sommigen van de
broeders met de kinderen deden. Ze kon
het niet geloven. Ze was bang dat ik van
school zou worden gestuurd als we een
klacht zouden indienen. Ik heb veel ge
huild daar. Een van de broeders deed de
tuin. Elke zondag lokte hij een van ons
naar zijn tuinhuisje, zette die jongen op
een veilingkistje, trok zijn zwarte leren jas
aan en vertelde, terwijl hij achter je ging
staan en tegen je op ging rijden, hoe hij
vroeger een Harley Davidson-motor had
gehad. Dat soort dingen, het heeft me com-
Het voormalige internaat Bleijerheide in Kerkrade.
foto Harry Heuts
kreeg je met een liniaal gepetst."
„Tussen de middag werd er gegeten, aan
lange tafels en zonder te praten", zegt Piet
Beckers. „Alles kwam uit eigen tuin. Onbe
spoten. Regelmatig zaten er spinnen of an
dere dieren in de soep of sla. De
Frühlingsoep was het beruchtst, een soort
groentesoep, waar werkelijk van alles in
dreef Op een keer zag ik een worm uit
mijn brood kruipen, centimeters groot. De
broeder naast me hield me in de gaten: ik
moést die boterham opeten. Uiteindelijk
heb ik de jongen naast mij een gulden ge
geven en heeft hij het voor me gedaan."
Huub Reumkes: „Wij waren het thuis
goed gewend, lekker eten, alles op tafel.
Dan viel het op kostschool erg tegen. Niet
echt smakelijk, veel kool en bruine bonen.
Maar je mocht er absoluut niets van vin
den. Op een dag was ik zo dom te zeggen
dat mijn spek koud geworden was. De
broeder in de eetzaal werd woedend. Hij
nam mijn bord weg, wachtte tot iedereen
klaar was en de zaal verlaten had, keek of
mijn eten ook echt helemaal koud was ge
worden en liet me dat daarna alleen op
eten. En een mep kon ik krijgen. Met de
vlakke hand keihard tussen de ribben. Dat
leverde, anders dan een pak op je kont,
geen blauwe plekken op en dus geen spo
ren." Meer nog dan de tucht, overviel de
jongens de seksuele toenadering door de
zielenherders. Nu eens subtiel, dan weer
in volle hevigheid.
Beckers: „In het weekend mochten we
douchen. Samen. Dan zeiden de broeders
steeds: denk je er ook aan goed je piemel
tje te wassen. Soms boden ze aan dat voor
pleet van mijn geloof doen vallen."
Reumkes heeft traumatische ervaringen
van de broeders die fysiek van alles van
hem wilden, ,,'s Nachts op slaapzaal. Als
de broeder niet kwam voor straf, was het
wel voor een lichamelijke eis. Ik herinner
me een broeder Otto. Die stond opeens
naast je bed: 'Licht uit! Alles uit!' zei hij
zachtjes in je oor. Moest je met hem mee
naar een kamertje waar hij sliep, midden
in de grote zaal, waar we met z'n zestigen
lagen. Daar moesten de jongens allerlei sek
suele handelingen met hem verrichten.
Maar toen ik aan de beurt was, rende ik op
het laatste moment altijd weg. Met het risi
co dat ik de volgende dag weer straf kreeg.
Het was een hel."
Bij Reumkes kwam de verwerkingsklap na
de kostschool. „Ik heb gespoten, gesnoven,
alle dingen gedaan die God verboden
heeft. Heb jaren in de gevangenis gezeten.
Totdat ik een vrouw trof die me gelukkig
weer op het rechte pad heeft gebracht. Mi
litaire dienst? De jongens daar vroegen of
ik het zwaar vond, maar ik heb ze uitgela
chen. Na mijn ervaringen op het internaat,
was de diensttijd een heerlijke tijd. Later,
veel later, ben ik nog eens teruggeweest
naar dat internaat, waar de broeders inmid
dels waren vertrokken. Ik heb het kerkhof
bezocht en heb de namen gelezen van de
broeders die mij dat alles hebben aange
daan. Je verdiende loon, siste ik dan. Ik
heb dat hele internaat mijn leven lang
meegesleept."
reageren?
spectrum@wegener.nl