spectrum 8
Willem Middelkoop
is dankzij de
kredietcrisis
een Bekende
Nederlander. Nog
steeds waarschuwt
hij voor de
ineenstorting van
het financiële
systeem. Maar:
„Ik ben geen
zendeling."
Zaterdag 16 januari 2010
Een vreemde eend in de bijt, te
gendraads. Zo heeft Willem
Middelkoop (47) zich eigen
lijk altijd gevoeld. Anders dan
zijn broer en zus, ondanks
hun gedeelde geschiedenis. Af
wijkend van zijn collega-fotografen in de
jaren tachtig en negentig. Niet links en
geëngageerd, maar een handige jongen in
net pak die overal handel in zag. En een
dwarse denker op Beursplein 5, eentje die
waarschuwde voor de kredietzeepbel lang
voordat de banken in crisis raakten.
Zijn geruchtmakende boek Als de dollar
valt en zijn veelvuldige optredens bij Pauw
Witteman en De Wereld Draait Door ver
anderden hem in een nationale bekend
heid. Willem Middelkoop heeft zijn be
stemming gevonden. „Ik wil iets doen dat
bijzonder is."
Het is stil bij het appartementengebouw in
'Amsterdam aan zee' zoals hij zijn woon
stee zelf noemt. Als je goed luistert, kun je
de branding horen. Het is er extreem rus
tig voor een stadsmens als Willem Middel
koop. „Ik heb vanochtend nog gekeken
naar een kantoorpandje aan de Leidse-
gracht. Dan gaat mijn hart sneller kloppen.
Ik snap niet dat mensen rust nodig heb
ben. Ik heb onrust nodig. Er moet iets ge
beuren, vooral in mijn hoofd. Ik wil bezig
zijn. Met mensen praten."
Zijn vriendin wil echter buiten wonen, net
als een van zijn zoontjes. „Zoals ik naar de
stad trek, wil hij het liefst terug naar het
bos."
door Ans Bouwmans
foto's David van Dam/CPD
Het statige appartement zetelt in een voor
malige psychiatrische inrichting. Het is er
strak maar toch huiselijk. Kranten en kleur
potloden op de lange tafel. Willem Middel
koop is er graag, maar gaat ook graag weg.
„Ik moet elke dag wel een paar uur weg.
Er is voortdurend onrust. Ik ben het type,
waarbij de reis mooier is dan de bestem
ming."
De publicist en ondernemer is een impul
sief mens. „Ik heb de hts voor confectie-in-
dustrie gevolgd. Nooit iets mee gedaan."
Van zijn hobby fotografie maakte hij zijn
vak, ook al bleef hij zich een buitenstaan
der voelen. „Ik was altijd op zoek naar gou
den ideeën. Heb altijd commercieel ge
dacht. Ik kocht appartementen en verhuur
de die aan expats. In de ogen van collega's
was ik toch een soort huisjesmelker."
Een gevoelsmens met een grote behoefte
zijn eigen leven te controleren, zo be
schrijft hij zichzelf. „Ik ben extreem sensi
tief Ik voel heel veel aan. Ik volg mijn in
stinct. Mijn zakelijke ideeën komen ook
voort uit mijn gevoel."
De gedrevenheid zijn eigen lot te bepalen,
komt voort uit zijn jeugd. „Mijn ouders
zijn gescheiden toen ik 3 was. Mijn vader
werkte in Zwitserland en wist alles van
kernfysica, maar niet hoe hij met ons
moest omgaan. We zijn naar familie in Ne
derland gegaan. Na een jaar werden we via
de kerk bij een pleegmoeder onderge
bracht.
„Mijn vader was getrouwd met zijn Neder
landse secretaresse. Maar ze werd ziek, schi
zofreen, en ging weg. Ik heb haar nog één
keer gezien, toen ik 35 was. Mijn broer wil
de haar zoeken. We vonden haar terug in
een tehuis van het Leger des Heils aan het
Meer van Genève. Ze was een vreemde
vrouw voor mij."
Zijn jeugd voelde onveilig aan, maar dat
kan zijn drang naar een leven van beteke
nis niet volledig verklaren. „Veel in mijn
karakter wijkt af van mijn broer en zus. Ik
paste niet in het milieu van mijn vader,
die uit een Hollandse tuindersfamilie
komt. Ik volg mijn impulsen. Ik wilde zijn
waar het gebeurt. Ik heb veel aandacht
voor kleding. Ik heb altijd gehouden van
zwarte muziek, van soul."
Het anders-zijn komt voor een deel van
zijn moeder die uit een Amsterdams joods
geslacht kwam, denkt hij. „Allemaal aparte
mensen. Er zit zelfs ergens een negroïde
bloedlijn. Er stroomt vreemd bloed door
mijn aderen. Dat heb ik altijd gevoeld."
De ommekeer in zijn leven, die leidde
naar échte faam en fortuin, kwam min of
meer vanzelf „Na al die jaren was fotogra
feren gewoon werk geworden. Het heilige
vuur was er af Ik maakte portretten van
mensen in het nieuws, maar wilde zelf aan
de andere kant van de tafel zitten. Fotogra
fie is een jongehondenberoep. Je moet er
veel uren in steken. Anciënniteit wordt
niet beloond. Je bouwt ook niets op. Als jij
weggaat, stopt het meteen. Dat was geen
prettig vooruitzicht."
Dagblad Het Parool, waar hij inmiddels
chef van de fotoredactie was geworden,