39 Nev«ls o*» ie "wrf L- Advectieve mist Warme lucht wordt (bijvoorbeeld vanuit zee) over koudere grond gevoerd en condenseert tot mist. Grondmist Beneden ooghoogte. Ontstaat vaak doordat de temperatuur aan de grond aanzienlijk lager is dan op ooghoogte. Mistbanken Recent ontstane mist die door een zwakke wind van plaats wordt veranderd en geen geheel meer vormt. Het variabele zicht is veraderiijk voor verkeer. Stralingsmist Vormt zich boven de grond na zonsondergang als er nog weinig wind is om de koude, laaghangende lucht te mengen mét de warmere hogere lucht. Regenmist Warme regen valt door koyde lucht en vormt mist. Of de zon verwarmt natte ondergronden, waarbij het water snel verdampt. Zeemist Ontstaat als warme lucht in contact komt met koud zeewater. IJsmist De lucht is zo koud dat de i s - mist niet uit water, maar uit ijskristallen bestaat. Bomen en planten bevriezen fraai. kleine, in de lucht zwevende waterdruppeltjes. Druppelvorming Mist heeft zogenoemde 'condensatiekernen' nodig om te ontstaan. Waterdamp hecht zich aan stof en rookdeeltjes in de lucht. Daarom ontstaat.mist eerder in streken waar de lucht verontreinigd is. De laatste 30 jaar is het aantal mistdagen in Nederland (en Europa) gehalveerd van gemiddeld 70 naar 35 per jaar. Dit is te danken aan verbeterde luchtkwaliteit. Stofdeeltje Luchtlagen mengen, warme lucht koelt af. Watermolecuul vochtige lucht I oppervlak. Warme. van aard Bij een zicht van minder dan 200 meter krijgt het verkeer er echt last van. De kans op mist is groter als er open water in de buurt is. Bijvoorbeeld watergangen langs wegen. Mistdruppel De dichtheid van mist wordt gemeten met een transmissometer. In de metereologie worden vier gradaties gehanteerd. Waterdruppels van mist verstrooien het licht, zodat de bundel minder sterk wordt. Benaming meer dan 1 km minder dan 1 km Hoe minder licht wordt opgevangen door de fotocel, hoe dikker de mist en des te minder zicht. Dichte mist minder dan 200 m Zeer dichte mist minder dan 50 m Paal 1 zendt een lichtbundel uit. Paal 2 vangt de bundel op met een fotocel. Wat te doen bij mist op de weg. 9 Afstand houden, rechts houden en snelheid aanpassen. 0 Mistlichten achter pas toegestaan bij zicht van minder dan 50 meter. Mistlampen aan voorkant alleen als het zicht 'ernstig belemmerd' wordt. 0 Geen groot licht voeren, omdat dit verblindend werkt. O Niet inhalen. 9 Vanwege achteropkomend verkeer niet abrupt remmen bij het inrijden van een mistbank. Q Niet op de vluchtstrook wachten tot de mist weg is. 0 Indien mogelijk meer tijd nemen voor de rit. Ruiten en koplampen schoon houden. Zorgen voorgoede ruitenwissers. De transmissometer wordt gebruikt op bijvoorbeeld vliegvelden, maar ook bij waarschuwingssystemen boven snelwegen. Gemiddeld vallen er elk jaar 12 doden in het verkeer als gevolg van ongevallen door mist. Automobilisten rijden langzamer inde mist, maar gaan wel dichter op hun voorganger rijden. Er is een soort 'mistseizoen', van oktober tot januari is de kans op mist het grootst. Hoewel mist prachtige foto's kan opleveren, is het voor veel weggebruikers een angstaanjagend weersverschijnsel. Uit onderzoek van het ministerie van Verkeer en Waterstaat blijkt dat 73 procent van de bestuurders mist gevaarlijk vindt en dat 95 procent bang is voor een ongeval. Koude lucht van boven. Mist ontstaat vaak vlak voor zonsop- of na zonsondergang. Het vocht in de Warmere lucht condenseert tot zeer

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2010 | | pagina 123