7 spectrum
zaten nog scherpschutters
Zaterdag 31 oktober 2009
Agatha, Jaap en Addie van Sabben in de Branderijstraat, bij de Jacobskerk.
zijn vader die daar woQnde.
foto's Ruben Oreel
vrijd dan Holland, gefeest werd er
nd uit gedreven waren. De
i het hoofd. Geen huis was
at staan droog.
sluisbrug, waar hoge Duitse piefen zaten. Maar hij
werd zelf doodgeschoten."
'Ja, zware offers heeft Vlissingen moeten brengen, niet al
leen materieel, maar ook aan menschen. Naar mij be
kend is, zijn 250 Vlissingsche burgers en 90 van buiten
onze stad omgekomen tengevolge van het oorlogsgeweld.
Als we dat alles bezien, is het niet te verwonderen, dat
men dikwijls kon hooren zeggen: kwamen de Tommies
maar, ze laten ons maar zitten, wat er ook moet gebeu
ren, we willen liever alles meemaken dan nog langer te
moeten zuchten onder het Duitsche juk.'
En de schrijver kon het weten. Want Frans van Sab
ben was niet zomaar een Vlissinger, niet zomaar een
godsdienstleraar, niet zomaar koster van de Sint Ja
cobskerk; hij leidde het Vlissingse verzet. „Een inte
ger mens met natuurlijk gezag en zeer brede kennis
van zijn stad. God, Oranje en Nederland. Dat waren
zijn uitgangspunten", memoreert Jaap van Sabben.
„Dus vanaf het moment dat de Duitsers binnen dron
gen, werden al zijn normen opzij geschoven en was
mijn vader heel duidelijk in het verzet. Hij geloofde
dat hij daar de hulp van God voor kreeg."
Het verzet begon met eenvoudige zaken als het ver
stoppen van een radio onder het kerkorgel. Later
werd zijn huis een doorgangshuis voor andersdenken
den en op het laatst had hij de hele organisatie van
de ondergrondse in handen.
Hoewel hun vader thuis niet alles vertelde, wisten
Jaap en zijn oudere zussen Agatha en Addie precies
waar hun vader mee bezig was. Dat verduisterde ka
mertje in huis, met aan de muur al die kaarten van
Europa met spelden erop, dat hadden zij heus wel ge
zien. En de zusjes wisten precies wat het protocol in
hield dat zij voor hun vader rondbrachten. Jaap, toen
nog maar zes: „Hij zei: als je je vader bij je wilt hou
den, moet je je mond houden. Dat heb ik altijd ge
daan. Ook tegen dat vriendje met wie ik oorlogje
speelde. Wiens vader NSB'er was. Nooit heb ik iets
gezegd. Nooit is mijn vader verraden. Althans, niet
écht. Want hij heeft wel eens op arrestatielij sten ge
staan, maar steeds werd hij er weer af gehaald."
Het gezin woonde aan de Branderijstraat, te
genover de kerk. Een kinderrijke buurt,
maar op het laatst niet meer. Ook de Van
Sabbens werden regelmatig geëvacueerd; een paar da
gen voor de bevrijding zaten ze nog in Nieuwland.
Agatha: „Dan heb je tenminste iemand om mee te
spelen, zei moeder altijd. Toen we net thuis kwamen
van Nieuwland, de eerste nacht, begonnen de be
schietingen. Je hoorde de granaten dichterbij komen,
vanuit de Nieuwstraat via het Groenewoud naar on
ze achtertuin. We hoorden de achterkant van ons
huis in elkaar storten. Het bed waar we even tevoren
nog in lagen, was dubbelgeklapt. 'En nou lopen!',
schreeuwde vader. Gebukt, granaten ontwijkend, sta
ken we de straat over om de kolenkelder van de kerk
in te duiken. Dat zat de hele buurt. Buurman Wille
met een juten zak rond zijn gewonde arm. Ook een
stel moffenmeiden, weet ik nog, in een hoekje. Ja, en
dan zit je daar, een beetje zielig te wezen op een
bankje. Wachten tot het voorbij is."
Moeder had nog iets anders om bezorgd om te zijn:
haar man werd vroegtijdig uit de kelder gehaald. Hij
moest aan de bak, en hoe! Omdat de burgemeester
van Vlissingen was gevlucht, werd Van Sabben door
de Prins van Oranje aangesteld als hoofd binnen
lands bestuur. „Die vier bevrijdingsdagen heeft mijn
vader aan één stuk doorgewerkt. Békaf kwam hij
thuis", vertelt Jaap. „Maar een uur later stonden er
weer twee soladaten op de stoep; vader moest bij bri
gadegeneraal McLaren komen. Pas de volgende dag
kwam hij thuis." Nog vermoeider dan hij al was.
Maar met wat voor resultaat. Het was met name Van
Sabben die de geallieerden ervan wist te weerhouden
Middelburg zo te bombarderen als ze aanvankelijk
met Vlissingen van plan waren. Met het verschil dat
Middelburg nog vól burgers zat, plus alle evacuees.
Van Sabben had een bijzondere daad gesteld. Al
merkte hij daar zelf weinig van. Jawel, hij kreeg als
één van de weinige Vlissingers een raampje geregeld
voor zijn kapotgeschoten huis, en zelfs nog wat t'ri-
plexplaatjes, maar later werd hij verzocht Vlissingen
te verlaten. „Hij wist te veel", herinnert Addie (85)
zich. „Vader is nog eens uitgenodigd in Den Haag,
voor een medaille. Maar hij moest daar uitleggen wat
hij ook alweer had gedaan. Hij is omgedraaid."
Niet dat ze er verbitterd over blijft, en haar broer en
zus evenmin. Welnee, als zij maar weten hoe het zit.
En ze hebben genoeg gelachen ook, tijdens de oorlog.
„Toen, in die kluis!", oppert Addie, en iedereen be
gint te schaterlachen. „Met die man die vertelde over
zijn tante Kaatje van vier hoog, dat die twintig keer
verhuisd was. Ongelofelijk, hij hield maar niet op. La
gen we daar met twaalf man ondergedoken, met al
die benen in je nek. In die stinkende troep. Buiten be
schietingen. En wij maar lachen!"