io |tien jaar vmbo
'H
Het vmbo viert de
ze week zijn tienja
rig bestaan. Sinds
de geboorte is kri
tiek niet van de
lucht, maar onder
zoekers zijn posi
tief. 'Met de meeste
leerlingen gaat het
heel goed.'
'Het vmbo staat als
een huis, dat moeten
we meer uitstralen'
Leraren zijn streng genoeg'
lere
Ik wi
rcnitec
dinsdag 13 oktober 2009
reageren?
nieuwsredactie@wegener.nl
■au—
'Genoeg reden
voor een feestje'
door Niek Opten
et gaat hart
stikke goed
met het
vmbo, er is
veel in bewe
ging, ook op
de werkvloer is men enthousiast.
Dat is in het verleden met onder
wijsvernieuwingen wel eens an
ders geweest." Aan het woord is
Pieter Hendrikse, lid van de raad
van bestuur van Ons Middelbaar
Onderwijs (OMO), met 63.000
leerlingen het grootste schoolbe
stuur van Nederland. „Het be
roepsonderwijs is eigentijdser ge
worden, er blijven minder leerlin
gen zitten, de samenwerking met
de roc's verloopt beter. Maar we
zijn er nog lang niet."
Het vmbo heeft last van een ima
goprobleem. En wel op twee ma
nieren. Allereerst staat 'de
vmbo-school' te boek als een on
persoonlijke leerfabriek waar de
criminaliteit welig tiert. „Vmbo-
leerlingen vormen een heel grote
groep en het zijn over het alge
meen niet de sterkste leerlingen.
Dan kun je makkelijk een slecht
imago krijgen. Maar de vmbo-
scholen kunnen in principe prima
opleidingen bieden", zegt Nico
van Kessel, als onderwijsonderzoe
ker verbonden aan de Radboud
Universiteit in Nijmegen. Van alle
leerlingen in het voortgezet onder
wijs gaat 55 procent naar het vm
bo.
Daarnaast zien veel ouders liever
dat hun kind in een beroep te
rechtkomt waar het geen overall
draagt. „Helaas, want werken met
de handen past heel goed bij een
grote groep kinderen", zegt Van
Kessel. Bovendien is er nog steeds
grote behoefte aan ambachtsmen
sen, kenniseconomie of niet.
Het vmbo is een fusie tussen on
der andere mavo en het lager be
roepsonderwijs. Veel mavo's maak
ten daarvoor deel uit van een scho
lengemeenschap, samen met havo
en vwo. In de nieuwe situatie is de
mavo opgegaan in de grote massa
van het vmbo. „Er is helaas een
tweedeling ontstaan tussen ener
zijds havo/vwo en anderzijds vm
bo", concludeert Annemieke de
Vries, onderwijsonderzoeker aan
de Rijksuniversiteit Groningen.
„Vaak zitten ze in verschillende
schoolgebouwen. Uit praktisch
oogpunt, maar het legt de nadruk
op de verschillen. De oude mavo,
nu vmbo-t, is niet duidelijk her
kenbaar meer."
Doorstromen van de theoretische
leerweg (vmbo-t) naar havo werd
bovendien moeilijk, omdat de les
pakketten niet meer goed op el
kaar aansloten. Inmiddels zit het
aantal doorstromers naar havo
weer flink in de lift. Gelukkig,
vindt Van Kessel. „Doorstromen
van mavo naar havo is een goede
zaak. De aansluiting tussen mbo
en hbo verloopt ook niet altijd
even soepel. Een deel van de leer
lingen kan beter via havo naar het
hbo, zodat ze meer algemene ken
nis als rekenen en taal krijgen."
Een van de redenen om tien jaar
geleden vmbo in het leven te roe
pen was dat de mavo te theore
tisch was en niet goed aansloot op
het middelbaar beroepsonderwijs.
De Stichting Beter Onderwijs
vindt dat daarin weinig is veran
derd, vmbo-leerlingen krijgen vol
gens de leden nog steeds te weinig
praktijkles. De oude ambachts
school zou daarom weer terug
moeten komen, menen critici. Om
aan deze kritiek tegemoet te ko
men zijn de afgelopen jaren zoge
noemde vakcolleges ingevoerd,
waar de nadruk meer ligt op de
praktijk. Maar algemene vakken
blijven noodzakelijk, benadrukt
Van Kessel. „Een monteur moet
ook een Engelstalige handleiding
kunnen lezen." Dergelijke aanpas
singen vindt de Nijmeegse onder
zoeker geen teken van zwakte.
„Onderwijs is een levend iets. Wat
aanpassingen onderweg, dat hoort
er bij."
Het aantal vmbo'ers dat de school
verlaat zonder diploma ligt rond
de 5 procent. Dat is ruim twee
maal zo veel als het totaal in het
voortgezet onderwijs. Toch
spreekt De Vries van een laag cij
fer. „Anders dan bij havo en vwo
vallen onder het vmbo leerlingen
van verschillende niveaus, waaron
der kinderen uit de laagste mi
lieus. Die hebben nou eenmaal
een grotere kans om vroegtijdig
uit te vallen."
De slechte reputatie van vmbo
leeft vooral bij de buitenwacht,
weet schoolbestuurder Hendrikse.
„Het imagoprobleem leeft niet bij
ouders en leerlingen, maar bij
mensen die nog nooit een moder
ne vmbo-school van binnen heb
ben gezien. We hebben last van in
cidenten die breed uitgemeten in
het nieuws komen. Maar het
vmbo staat als een huis, dat moe
ten we meer uitstralen."
Onderzoeker De Vries steunt hem
daar in. Uit de bereikte resultaten
blijkt dat vmbo-scholen het over
het algemeen goed doen. „De
meeste scholen spannen zich ont
zettend in voor de leerlingen. Ze
ondernemen veel en zijn betrok
ken. Tien jaar vmbo vind ik reden
voor een feestje. Alleen al om te la
ten zien dat het met de meeste
leerlingen gewoon goed gaat."
Het vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs) is een samenvoeging van vbo (voorbereidend beroepsonder
wijs), mavo (het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs) en sommige vormen van (voortgezet) speciaal onderwijs.
Doel was een betere aansluiting op het mbo (middelbaar beroepsonderwijs) en havo (hoger algemeen voortgezet onder
wijs).
Het vmbo begint, net als alle soorten voortgezet onderwijs, met de onderbouw. Die duurt twee schooljaren en biedt
een breed vakkenpakket. Aan het einde van de tweede klas kiezen leerlingen een leerweg en een sector.
Elke leerweg biedt andere doorstroommogelijkheden naar het mbo en kent een andere manier van leren. De basis- en
kaderberoepsgerichte leerwegen zijn voor praktisch ingestelde leerlingen. De theoretische leerweg is bedoeld voor
theoretisch ingestelde leerlingen. De gemengde leerweg is een combinatie tussen theorie en praktijk.
Per leerweg en per sector zijn vakkenpakketten vastgesteld. Een vakkenpakket bestaat uit drie delen: een gemeen
schappelijk, een sectorgebonden en een vrij deel. Het gemeenschappelijk deel is verplicht voor alle leerlingen. Dit be
staat uit Nederlands, Engels, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en kunstvakken.
Leerlingen met leerachterstanden of gedragsproblemen, die voldoende capaciteiten hebben om een vmbo-diploma te
halen, kunnen leerwegondersteunend onderwijs volgen.
Praktijkonderwijs is gericht op een beperkte groep leerlingen voor wie het niet mogelijk is een vmbo-diploma te ha
len.
Dion Floris (14) zit in de tweede klas van het vmbo-t.
Wat hij later worden wil, weet hij nog niet. Hij is het
niet eens met het rapport over oud-vmbo'ers die zeg-
.I gen dat de stof wel wat pittiger en de leraren strenger
1 mogen zijn. „Pfff, leraren zijn streng genoeg. Zeker als
je er al na drie minuten wordt uitgestuurd. Alleen maar omdat ik even aan het
praten was. Ik vind het best leuk op het vmbo. Ik merk niets van een slechte
naam. Of ik niet liever wil dat we het mavo noemen? Mavo? Wat is dat?"
Rebecca Heuveling (13), zit in de tweede van het vm-
bo-t. Ze is uit de klas gestuurd omdat ze steeds zat te
kletsen met haar vriendinnen. Haar lievelingsvakken
zijn gym en tekenen. „Van de slechte naam van het
vmbo heb ik nog nooit last gehad. Veel vrienden van
mij doen vmbo-b, waar je nog minder theorie krijgt. Zij vinden mij al een nerd
dat ik vmbo-t doe! Ik weet nog niet zo goed wat ik later wil worden. Misschien
wel dierenarts. Maar ja, dan moet je wel doorstuderen. En ik haat leren."
Terry Theunissen (16), zit in het vierde jaar van het
vmbo-t. „Mijn lievelingsvakken zijn gym, natuurkunde
en engels. Dit is een heel spannend jaar voor mij om
dat ik moet kiezen wat ik later ga worden. Ik heb tech
niek gekozen met natuurkunde, scheikunde en wiskun
de in mijn pakket. Het liefst wil ik architect worden,
maar dat betekent dat ik een hbo-studie moet doen. Mogelijk kies ik voor tech
nisch bouwtekenaar, dat kan op mbo-niveau. Als dat niet lukt, word ik auto-
spuiter. Ook leuk."
foto's Mariska Hoffman