15
gingen als hotdogs over de toonbank
spectrum
CANADA Bar Harbor
Acadia National?»
K
Start
New York^
Springfield
VERENIGDE STATEN
Verslaggeefster Lilian Dominicus reisde van
medio februari tot en met medio april door het
noordoosten van de Verenigde Staten, op zoek
naar Zeeuwse sporen.
Regelmatig publiceert ze nieuwe geschiedenis
sen over geëmigreerde Zeeuwen op het weblog:
www.pzc.nl/blogs/liliandominicus.
Zaterdag 25 juli 2009
John Verbeek, afstammeling van de Zeeuwse oestertelers, op zijn damschuit uit 1929.
Blue Point oesters en clams als voorgerecht in een restaurant aan de haven van Sayville.
bels moeten verbranden. De meubels die
je hier ziet zijn niet de originele, maar do
naties van mensen uit de streek."
Zo rap als de Zeeuwse gemeenschap
op het lange eiland opbloeide, zo
abrupt kwam ook een einde aan
de periode van oesterteelt. „Veel mensen
denken dat het de vervuiling was die de
oesters op Long Island de das om deed.
Maar dat was niet zo", zegt Arlene. Op 21
september 1938 raasde een ongekende or
kaan over de baai met verwoestende gevol
gen. „Het zoutgehalte van het water veran
derde totaal", zegt John Verbeek, een van
de nabestaanden van de Zeeuwse oesterte
lers. Hij sleutelt aan een werkschuit uit
1929, die gebruikt werd voor de vangst van
clams. „De oesters konden er niet tegen.
Maar het duurde lang voordat ze allemaal
waren verdwenen."
Na de oesters kwamen de clams. Nu zijn
de clams ook bijna uit de baai verdwenen
en West Sayvrlle veranderde langzaam van
karakter. Van een bedrijvig plaatsje werd
het een slaperig forensenstadje voor New
York City, zoals op bijna heel Long Island
het geval is.
Verbeek staart naar de gebouwen van Blue
Point Oyster Company, dat tegenwoordig
nog de enige is die oesters teelt en zucht
eens. „Vroeger leefde 99 procent van de
mensen van de baai. Nu hebben we alleen
een museum."
Long Island Maritime Museum, West Sayville,
Long Island, New York is het hele jaar door, ze
ven dagen in de week geopend.
Meer informattie: www.limaritime.org/.
en een cullhouse, waar de oesters werden
verwerkt.
David Miller wijst naar het koloniale huis
je naast de werf, dat ook deel is van het
museum. In Nederlandse ogen mag het er
Amerikaans uitzien, de plaatselijke bevol
king vindt de architectuur zeer Nederlands
van karakter. Daar groeide zijn grootvader
van moeders zijde, Lenard Beebe (of op
zijn Zeeuws Bibbe), op.
Miller wijst zelfs op een typisch Zeeuws ge
bruik uit die tijd. „Kijk, er waren twee deu
ren. Links de voordeur. Die werd alleen ge
bruikt voor officiële bezoeken. Daarachter
was de salon. Moeder vertelde me altijd
hoe trots grootvader op die salon was. Kin
deren mochten er niet komen, alleen als ze
toestemming hadden gekregen. En dat was
maar zelden. Iedereen ging door de achter
deur naar binnen. Alle chaos gebeurde in
de kamer achter die deur: van geboortes
tot sterfgevallen."
Voor de meeste Zeeuwen was het ver
schrikkelijk hard werken om rond te ko
men. De eerste generatie had de gronden
verworven en kon eigen bedrijfjes opzet
ten. Maar voor de emigranten die later
kwamen en meestal in loondienst bij hun
landgenoten aan de slag gingen, was het
schrapen. „Er was hier geen stromend wa
ter tot aan de jaren vijftig. Tijdens de de
pressie in de jaren dertig leefden de men
sen van wat er uit water kwam: vis, oes
ters, paling en clams. Ze teelden groenten
in hun moestuintjes. Ingemaakt voedsel
werd opgeslagen in de kelder. Tijdens een
strenge winter gierden de sneeuwstormen
voortdurend om het huis. Om niet om te
komen van de kou hebben ze al hun meu
Wicz van het maritiem museum in West
Sayville.
Het museum, een oud koetshuis,
biedt een tentoonstelling met
voorwerpen die verwijzen naar
het Zeeuwse verleden: oude klompen, een
Zeeuwse kap, foto's van mensen in kleder
dracht. Een beschilderde oester geeft een
goede indruk van de grootte van de schel
pen in vroeger tijden. In de kleine biblio
theek zijn boeken te vinden over de ge
schiedenis van de regio. Op het terrein van
het museum zijn onder meer een oude
scheepswerf, een haventje met oude boten
Het huisje van de familie Bibbe is nu onderdeel van het museum in West Sayville.
de rond 1865 uit tot een echte gemeen
schap, kreeg een postkantoor en dus moest
de naam worden veranderd. Het werd, wei
nig origineel, West Sayville. Het was een
plaats waar alleen maar Nederlanders
woonden. Nieuwe emigranten kwamen op
uitnodiging; niemand kwam er op de bon
nefooi. Ze praatten er Nederlands, of waar
schijnlijk zelfs Zeeuws dialect, en gingen
naar de zondagsdienst in hun eigen Neder
landse kerkje. „Mensen van buitenaf voel
den zich niet welkom. De Nederlanders
hadden zelfs een grens getrokken, die dui
delijk aangaf waar buitenstaanders niet
meer welkom waren", zegt Arlene Dalce-