Dag en nacht bezig met spectrum 4 PZC Zaterdag 16 mei 2009 overleven Het was een unieke kans de andere kant van de Afghaanse oorlog te laten zien: een portret van een wilde talibangroep. Maar binnen een halfuur was de Nederlandse journaliste Joanie de Rijke gegijzeld en moest mee de bergen in, in afwachting van losgeld. Na zes lange dagen kwam ze vrij. Nu heeft ze een boek geschreven. Onder andere over de verkrachtingen. „Toch zijn het geen monsters." door Max Steenberghe H aar chef is druk bezig. Bladert door haar boek, op zoek naar de foto's, met aanwijzin gen voor plaatsingen, copyrights en eigen domsrechten. Joanie de Rijke staat wat achteraf zwijgt. Huivert opeens. Het boek valt open bij een foto van de commandant. De man die zes da gen lang haar leven in zijn handen hield en die 's nacht tegen haar aan kwam lig gen. Ze huivert nogmaals. „Eng. Nee, vies. Een vies gevoel. Over mijn lijf en in mijn geest. Hij is dood, dat is een geruststelling. Maar ik ben voorlopig nog niet klaar met die man." Eindelijk breken de emoties door. Lang heeft ze in een Antwerps café zitten pra ten over haar belevenissen in de Afghaan se bergen. Koel en helder zet ze het alle maal op een rij, zoals ze het ook koel, hel der en meeslepend beschrijft in haar boek. Ze heeft het over de verantwoordelijkhe den van een journalist, over objectief weer geven, over berekende risico's nemen, over dilemma's, politieke valkuilen, inter nationale betrekkingen en zo. Maar haar gevoelens? De doodsangst, de onzekerheden, haar banden met de man nen die haar meeslepen de bergen in, die haar beurtelings bedreigen en zich amuse ren. Die mopjes tappen of filmpjes van ont hoofdingen laten zien. Hoe ze daar mee omging? Dat komt niet ter tafel. Ook niet erg veel in het boek. „Daar kwamen ook geen gevoelens aan te pas. Mijn gedrag was heel berekenend. Ik was elke minuut bezig met overleven. Ik liet me geen mo ment gaan, wist dat ik overal op moest let ten en dat ik vooral geen angst mocht la ten zien. Zodra ik zou gaan bibberen of huilen, zou hun wreedheid toeslaan en na men ze me te pakken. Dat wist ik zeker. Dus bleef ik mezelf de baas en daarmee waarschijnlijk ook hun." De Rijke (43) is Nederlandse, geboren in Dordrecht, maar woont en werkt al tiental len jaren in België. Ze schrijft daar nu voor P-Magazine, een wat merkwaardig man nenblad, met meestens royaal beborste da mes op de cover, terwijl binnenin ook ver halen (van De Rijke) staan over Oost-Con- go, Kosovo, Tsjernobyl, Bosnië. „Ik schrijf graag. En ik reis graag. Ik ben er niet een De gegijzelde journaliste Joanie de Rijke loopt onder bedreiging van talibanstrijders door de Afghaanse bergen. om achter een bureau te zitten", zegt ze. Vier keer was ze al in Afghanistan, meelo pend met het Belgische of Engelse leger. Daar hoorde ze ook van de talibangroep die vorige zomer tien Franse paracomman do's in de bergen van het Sorobi-district in een hinderlaag lokten en vermoordden. Niet veel later zocht juist die groep contact met de pers. Ook Joanie de Rijke werd be naderd. „Een unieke kans. Ik had de wes terse visie al vaak laten zien, nu kon ik hun kant belichten. Wie zijn de taliban? Godsdienstfanaten, vrijheidsstrijders, een zootje ongeregeld? Wat doen ze, waarom? Waarom denken ze te kunnen moorden, waarom behandelen ze vrouwen als vuil?" Het had heel wat voeten in aarde eer De Rijke, met een tolk en een tussenpersoon richting bergen kon. Onbeschermd en ongewapend naar een bende woeste guerrilla's, die zonder veel problemen een groep zwaargetrainde ijzervreters had omgebracht. „Het is een risico, maar als journalist daar doe je niet anders dan risico's nemen. Een andere groep had al met hen gepraat. Daar was ook een vrouw bij. Ze kwamen zonder pro blemen terug. Dus het kon." Al gauw bleek anders. De Rijke ontmoette de groep in een bergdorp, liep met hen door de straten, sloeg een bocht om en was opeens uit het zicht van iedereen. Waarop de commandant haar toebeet: „Ik vertrouw jullie niet, jullie zijn spionnen." De Rijke: „Ik verstijfde. Dat niet! Spionnen zijn het laagste van het laagste. Daarmee spreken ze de doodstraf over je uit. Ik ik zei ijskoud: ik ben journaliste, uit een rijk land, valt er te onderhandelen?" Dat kon. Ze moest twee miljoen dollar opbrengen. Ze mocht haar werkgever in België bellen, plus een vriend in Kabul. Maar ze moest mee, dieper de bergen in. De tocht wordt minutieus per dag beschre ven in het boek. De Rijke zal met de groep voornamelijk rondtrekken. Het is koud, eng, zwaar, onwerelds, dreigend en altijd maar lopen. De Rijke beschrijft het meesle pend en tot in detail. Tussen de regels door komt naar boven dat de verstandhou ding tussen de gijzelaar en de gijzelnemers verandert. „Eerst was het zonder meer be dreigend. Ik durfde de commandant niet eens aan te kijken. Maar het was een zwa re tocht en wilde ik dat volhouden, dan moesten ze me helpen. Dat deden ze ook. Als ik het niet meer aankon, was er een rustpauze. Ze ondersteunden me en toen we echt hoog kwamen, was er eentje die me droeg." De Afghanen en De Rijke gaven elkaar kin derlijke taallesjes. Opeens werd ze aange sproken door de geestelijke van de groep, die haar wilde bekeren tot de islam. Als au tomatisch herhaalde ze wat van zijn Koran teksten. Daarmee bleek ze het bekeringsge bed te hebben uitgesproken. „Dat was een schot in de roos, een omslagmoment. Daar waren ze echt door geraakt. Opeens was ik niet langer de vijand." Dat was ook de bedoeling. De Rijke: „De vriend in Kabul gaf dat onmiddellijk als tip: zorg dat ze je niet als ding, maar als mens zien. Dus vroeg ik naar hun kinde ren en vertelde ze van mijn kinderen." „Er is geen sprake van dat ik sympathie voel. Integendeel, het is verschrikkelijk, de meest traumatische ervaring uit mijn le ven. Maar: er ontstaat een band. Of liever, een verstandhouding. En die houd je, als slachtoffer, nauwlettend in de gaten. Het is je levenslijn." „Er was ook daadwerkelijk iets. Er ontstond respect. Het is geen zwart-witsituatie. Je bent op elkaar aange wezen. Daarbij bleef ik mezelf. Ik straalde geen paniek uit, zat niet in een hoekje te bibberen en te huilen, maar beet af en toe van me af Dat werd gewaardeerd en geres- pecteerd."Desondanks was er de derde nacht. De nacht dat de commandant naast haar kwam liggen, omdat ze het anders te koud zou krijgen. In het boek beschrijft ze wat ze tot nu toe heeft verzwegen: ze is door hem verkracht. Die nacht en twee nachten later nog een keer. „Ik heb daar over gezwegen, ja. Neem me niet kwalijk zeg, ik heb genoeg meegemaakt! Het was de meest angstaanjagende, wereldvreemde situatie die ik meemaakte. Van de ene dag op de andere was ik ook terug in het wes ten en bleef iedereen alles vragen. Maar dit ene kon ik niet over mijn lippen krijgen, dit persoonlijk-intiem-lichamelijke ging me te ver om met de wereld te delen." Het verhaal wordt vanaf dat moment ge compliceerd. De commandant schaamt zich, wil het voor zijn mannen niet weten. Hij neemt De Rijke mee naar zijn dorp, stelt daar zijn vrouwen en kinderen voor. „Bizar bijna, hij was zichzelf blijkbaar voor bijgelopen." Ondertussen hield ze ook heel wat ande ren bezig. Er moest losgeld komen. Maar Nederland betaalt niet. Nooit. En zei dat ook. Haar chef belde meteen de Belgische regering, die er aanvankelijk wel instapte omdat De Rijke met Defensie was meege- vlogen. Drie dagen later trok de minister zijn handen toch weer van de zaak af. In Afghanistan valt over elke prijs te pra ten. De Rijke moest 137.000 dollar opbren gen, wat werd opgehoest door de baas, de chef en de vriend.Ze kwam vrij. Lachen, tranen. Een week later, thuis in België, tele foon. „Hello Joanie." De commandant. Hij zou blijven bellen. „Vreemd, beangstigend ook, maar ik zat in de roes van de overwin ning. Ik bleef opnemen, ik ging het ge sprek aan, liet me niet langer bang ma ken." Twee weken later sneuvelde hij. „Dan ben je blij. Opgelucht. Die man is er niet meer en dat is goed." En nu? Maanden later, met een eigen boek op de plank? Ze is stil. „Nu komt de klap. Nu ben ik aan het verwerken, 's Nachts komt veel terug. Nu zie ik ook alle risico's, nu weet ik wat er achter de schermen is ge beurd en hoe klein mijn kans was." Gaat ze terug? Een grimlach. Nee. „Ooit wel. Maar voorlopig niet." Q Joanie de Rijke - In handen van de taliban. Uitg. De Geus, 247 blz, 18,90 euro.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2009 | | pagina 136