moeten ophouden met zielig doen'
spectrum 8
I
Van kaas- tot chocolademaker
PZC
Zaterdag 9 mei 2009
foto
David van
Dam/GPD
l
'Marokkanen
In een grote Mercedes
rijdt een Marokkaanse
man een klein dorpje
in het noorden van
Marokko binnen. Het
is hoogzomer, vrouw
en kinderen rennen
naar hem toe. Daar is papa, die
in Nederland woont en daar
veel geld verdient. Iedere zo
mervakantie gaat hij terug
naar zijn geboortedorp in het
Rifgebergte, even bijtanken bij
zijn achtergebleven gezin.
Het tafereel doet zich begin ja
ren zeventig voor onder dui
zenden Marokkaanse gastarbei
ders. In mei 1969 tekenen Ne
derland en Marokko een wer
vingsakkoord, dat het mogelijk
maakt Marokkanen naar Ne
derland te halen. Ons land
heeft op dat moment een nij
pend tekort aan ongeschoolde
arbeiders. De Marokkaanse
gastarbeiders gaan aan de slag
in de mijnbouw, de metaalin
dustrie of in de bouw.
Als in 1973 ook Nederland last
krijgt van de oliecrisis, daalt de
vraag naar ongeschoolde werk
nemers. De werving wordt
stopgezet en de Marokkaanse
gastarbeiders moeten kiezen:
teruggaan of blijven. De mees
ten kiezen voor het laatste: ze
willen hun kostbare verblijfs
vergunning niet kwijtraken.
Volgens migratiehistoricus Her
man Obdeijn, die veel onder
zoek deed onder Marokkanen,
maakt de Nederlandse over
heid in deze periode haar eer
ste fout: gastarbeiders worden
massaal de WAO in gestuurd.
„Met een beetje rugpijn kregen
ze al een uitkering. Lekker
makkelijk, niemand hoefde
zich meer om hen te bekom
meren."
Dan ontstaan de problemen
pas echt, vertelt Obdeijn. De
naar schatting 22.000 Marok
kaanse, laaggeschoolde gastar
beiders, halen hun achtergeble
ven gezinnen naar Nederland.
„Iedere zomervakantie werd er
een kind bij gemaakt. Het ging
om hele families."
Als vrouw, vaak analfabeet, en
kinderen hier arriveren, valt
de echtgenoot en vader direct
van zijn voetstuk. „Van die
held in die grote Mercedes is
niets meer overgebleven: papa
is een zielige stakker, die op
een klein kamertje zit en geen
werk heeft. Het is de voedings
bodem voor problemen bin
nen het gezin", aldus Obdeijn.
Met de verdwenen status van
vader wordt ook zijn gezag
aangetast. Dat leidt vooral tot
conflicten tussen vader en
zoon.
Pakweg de eerste twintig jaar,
tot eind jaren tachtig, voert de
Nederlandse overheid bewust
géén integratiebeleid. „Immi
gratiepolitiek was vloeken in
de kerk", zegt geograaf Paolo
De Mas, die al sinds 1974 zo
wel in Marokko als Nederland
onderzoek verricht. „Over
heidsingrijpen was in die tijd
zeer ongewenst. Alles moest
kunnen. Het idee om migran
ten gedwongen Nederlands te
leren of te laten inburgeren,
was absoluut uit den boze. De
eerste initiatieven tot integra
tie hadden een vrijblijvend ka
rakter. Behoud van eigen taal
en cultuur stond centraal."
Hierdoor liet Nederland gene
raties jonge Marokkanen aan
hun lot over, stelt De Mas. Pas
in de jaren negentig dringt het
door dat het met deze nieuw
komers niet goed gaat. De
werkloosheid is buitensporig
hoog in vergelijking met ande
re allochtonen. Marokkaanse
jongeren belanden vaker in de
criminaliteit. „Slechte integra
tie bij migranten is altijd een
voedingsbodem voor criminali
teit", stelt De Mas.
Hij benadrukt dat Marokkanen
hier zelf ook deels schuldig
aan zijn. „Ze hebben laat hun
verantwoordelijkheid geno
men. De overheid moest hun
problemen oplossen."
Heel voorzichtig lijkt het tij te
keren. Vooraanstaande Marok
kanen als burgemeester Ah
med Aboutaleb in Rotterdam
en stadsdeelvoorzitter Ahmed
Marcouch in Amsterdam ha
meren er op dat de Marokka
nen zelf hun problemen moe
ten aanpakken.
Migratiehistoricus Obdeijn:
„Marokkanen moeten ophou
den met zielig doen. Dan zal
het met de volgende genera
ties echt veel beter gaan."
Gastarbeider van het eerste uur Abdeslem
EI Mahraoui praat met een onvervalst
Amsterdams accent. Als 21-jarige kwam
hij naar Nederland. Zijn plan was een paar jaar
hard werken en dan een kapperszaak beginnen in
Nador, zijn geboortestreek.
Maar dat liep anders. Hij kwam terecht bij Albert
Heijn in Zaandam, begon bij de kaas en klom op
tot chocolademaker. Als productiemedewerker fa
briceerde hij chocoladerepen, chocoladeletters, ha
gelslag en bonbons. Later leidde hij mensen op
voor dat werk. Toen Albert Heijn in 2001 een aan
tal afdelingen sloot, vertrok Abdeslem op 57-jari-
ge leeftijd met een speciale VUT-regeling.
Nu doet hij veel vrijwilligerswerk, voor migran
ten en voor zijn buurt in Amsterdam-Oost. Trots:
„Ik woon nu 43 jaar in Nederland en dat bevalt
me prima."
Koud en nat vond hij het wel, die eerste winter.
Op uitnodiging van zijn broer was hij in de zo
mer in 1966 naar Nederland gekomen. „Mijn
broer was naar Frankrijk vertrokken voor werk
en kreeg daar via via te horen dat er in Nederland
veel meer werk was. Eenmaal hier kon hij wel
vier banen tegelijk krijgen. Daarom vroeg hij mij
ook te komën."
De broers woonden in een Amsterdams pension.
„Turken, Spanjaarden, Marokkanen, loegoslaven,
Kaapverdianen, Portugezen, de hele wereld woon
de daar."
Soms sliepen ze met zijn tienen op één kamer. In
stapelbedden en matrasjes op de grond. „Vrese
lijk, maar wel gezellig."
Met de bus en later op de brommer reed
Abdeslem ieder dag naar Zaandam. Geld stuurde
hij op naar Marokko.
In 1984 kwam zijn vrouw over uit zijn geboorte-
land. Daarna kregen ze zes kinderen, drie jongens
en drie meisjes. „Ik heb altijd met andere mensen
willen praten en dus mijn best gedaan om Neder
lands te leren. Maar ik vond het wel een moeilij
ke taal, hoor."
Veertig jaar geleden arriveerde de eerste generatie Marokkaanse gastarbeiders in
Nederland. Als hardwerkende, goedkope krachten gingen ze aan de slag.
Inmiddels behoort de Marokkaanse gemeenschap tot de meest omstreden groep
nieuwkomers.
door Mayke Calis en Carine Neefjes
Eerste generatie Marokkaan: Abdeslem El Mahraoui. foto Evert Elzinga/GPD
Eerste generatie: Abdeslem El Mahraoui (65)