M. BB BW A a 11 syv 5 A a N W O Z PZC Zaterdag 28 maart 2009 I 39 DAMMEN Daaf Kasse Vorige week liet ik u een fragment zien van de partij waarin Andres van den Berge het reddende punt scoorde in de beslissingswedstrijd tussen PWG 's-Gravenpolder en Denk en Zet. Vandaag aandacht voor de twee Zeeuwse winstpartijen uit deze wedstrijd, die in meer dan één opzicht memorabel genoemd mag worden. Niet alleen ver lengde PWG het verblijf op het hoogste clubniveau met nog minstens een jaar, maar ook slaagde het team er voor het eerst in ongeschonden uit de nacompeti- tie te komen. In 2003, 2004 en 2005 moest PWG het als hoofdklasser opnemen tegen staartploegen uit de ereklasse en bleek het niveauverschil steeds te groot. Knap was de overwinning van Martijn Rentmeester op Tjeerd Harmsma, de spe ler met de hoogste rating bij de Culembor- gers. In augustus 2006, tijdens eejt oefen wedstrijd tussen de twee teams, was Harmsma te sterk voor de Zeeuwse kam pioen. Anno 2009 bleek dat Rentmeester met sprongen vooruit is gegaan. Tjeerd Harmsma - Martijn Rentmees ter: 1.34-29 17-22 2.40-3411-17 3.45-40 6-11 4.31-26 1-6 5.32-28 19-23 6.28x19 14x23 7.35-3010-14 8.30-24 5-10 9.37-31 20-25 10.24-20 15x2411.29x20 14-19 12.20-15 10-14 13.40-35 22-27 14.31x22 17x28 15.33x22 18x2716.26-21 27-32 17.38x2711-17 18.39-33 17x26 19.44-39 Van af dit moment draait alles om de beheer sing van veld 28. Als wit het spel gesloten klassiek kan maken is zijn doel bereikt, ter wijl zwart er natuurlijk naar streeft de stand open te houden. 13-18 20.41-37 9-13 21.34-30 Zo haalt wit de vereenvoudiging met 14-20 en 23-29 uit de stand. 25x34 22.39x30 12-17 23.43-38 8-12 24.49-43 7-11 25.38-32 2-8! 26.43-38 17-21! Zwart bereidt een offerwending voor waarmee hij de stand opblaast. 27.50-45 Na lang naden ken besluit wit zich bij het offer neer te leggen. Waarschijnlijk terecht: 33-28 mag niet wegens het kaatsingszetje met 26-31 en zetten als 46-41 en 48-43 zien er gevaar lijk uit voor wit. 23-28! 28.33x22 12-17 29.48-43 17x28 30.32x12 21x41 31.46x37 8x17 Zwart houdt aan de ruil een iets bete re stand over, maar het is verbazingwek kend dat een speler van het kaliber Harm sma binnen tien zetten verloren komt te staan. 32.45-40 17-22 33.40-34 16-21 34-43-39 n-16 35-30-2419x30 36.34x25 6-u 37-35-30 11-17 38.39-3413-19 39-38-33 22-27! 40.34-29? Noodzakelijk was 33-29, waarna de combinatie uit de partij niets oplevert wegens de damvangst 47-42 48x23 29x18. 27-32! 41.37x28 4-10 42.15x4 21-27 43.4x31 26x48 en wit gaf het op. Van de winstpartij van Arjo Kousemaker tegen Jan Riesthuis kan ik u het slot laten zien. In het diagram, de stand na 42.42-38, heeft zwart al makkelijker spel. Hij heeft tempovoorsprong, wit kampt met een randschijf op 26 en de schijf op veld 29 staat daar ook niet ideaal. Er volg de 17-21 43.26x17 12x21 44.48-42 21-27! 45-42-37 8-12 46.39-33 15-20 47-44-39 18-23 48.29x18 12x23 49.49-43 7*11 50.33-29 23x34 51.39x30 11-17 52.38-33? De ze zet is gebaseerd op een misrekening. Na 30-25 19-23 mag wit nog hoop koeste ren op een punt, al moet het van ver ko men. 20-25! 53.30-24 19x30 54.33-29 17-22 55.29-23 30-34 56.43-38 25-30 57-37-32 Waarschijnlijk stond deze variant Riest huis voor ogen toen hij voor 52.38-33 koos. Hij heeft zich er duidelijk te veel van voorgesteld. 27-31 58.32-27 31-37 59.27x18 37-41 60.18-13 41-47 61.23-19? Dit verliest meteen. Aanzienlijk beter is 38-32, omdat de winstvoering na 14-19! 13x35 47-36 32-28 34-39! iets meer voeten in de aarde heeft. 47x15! en wit gaf het op. SCHAKEN Cor Jansen In oude tijden bestond er slechts een manier om een schaakpartij te spelen en dat was aanvallen onder alle om standigheden. Elke speler probeerde van de beginstelling uit zo snel mogelijk de ander te overrompelen. Daar kwam een beetje verandering in toen Wilhelm Steinitz (1836-1900) op het strijdtoneel verscheen. Hij won, o gruwel, meer par tijen met verdedigen dan met aanvallen! De gedachte, dat het dus ook fout kon zijn om aan te vallen, won niettemin ter rein en was de grondslag van wat men la ter de leer van Steinitz is gaan noemen. Die gaat uit van het principe, dat men met weloverwogen zetten het evenwicht van de beginstelling moet trachten te ver storen en dan pas tot aanvallen moet over gaan. Een aanval van een slechte stelling uit is gedoemd te mislukken en is pas ver antwoord als wanhoopsdaad. Als je een partij door een moderne computer laat analyseren, dan kun je van zet tot zet zien of de stelling in evenwicht is. Meestal wordt het met een positief of negatief ge tal aangegeven. Die leer van Steinitz werkt dus nog door tot in de hypermoder ne elektronische apparaten! De zogenaam de leer van Steinitz moet men eigenlijk zeggen, want Steinitz zelf had er bijzon der weinig mee te maken. Het was de on vergetelijke Emanuel Lasker, wereldkampi oen van 1894 tot 1921, die de grondslag leg de voor het moderne positiespel en dat uit waardering voor zijn voorganger 'de leer van Steinitz' noemde. De Australi sche schaakspeler Cecil Purdy toonde om streeks 1978 na uitvoerige bestudering van Steinitz' en Laskers geschriften aan, dat niet Steinitz, maar Lasker de eer verdient de grondlegger te zijn van het moderne schaak! Dat was een min of meer sensatio nele ontdekking, die in 2005 met een her uitgave van Laskers Leerboek van het Schaakspel zijn bekroning kreeg. Op alle fronten is het schaken en het denken over het spel in beweging. De huidige schakers van crack tot kruk denken bij het spelen van hun partijen natuurlijk geen moment aan Steinitz of Lasker. En het schaken is zodanig geëvolueerd, dat vaak slechts met de grootste moeite een relatie te construe ren is met hun denkbeelden. Een voor beeld van modern schaak leverde Friso Nijboer op het EK in Budva, Montenegro. Motylev - Nijboer. i.e4 C5 2.Pf3 Pc6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Pf6 5.PC3 d6 6.Lg5 e6 7.Dd2 a6 8.0-0-0 Ld7 9-f4 Geldt hier ook de stelling dat je pas mag aanvallen als je beter staat? Nee! Bei de partijen moeten aanvallen op straffe van een nederlaag. 9-..b5 io.Lxf6 gxf6 n.Pxc6 Lxc6 i2.Dei Le7 i3.Ld3 Db6 14-Kbi Dc5 15.f5 b4 i6.Pe2 as I7.fxe6 fxe6 i8.Pf4 Des Een dame die onkwetsbaar in het centrum staat is een grote zeldzaam heid. 19-Df2 a4 20.LC4 Lxe4 2i.Thet b3 22.Td4 bxc2+ 23.KC1 f5 24.Pxe6 a3 25.Texe4 Wit is in verwarring, geen won der in zo'n stelling. Nodig was 25^3. Mis schien had hij zo zijn huid nog kunnen redden. 25...axb2+ 26.KXC2 26...biD+ü 27.Kxbi Tb8+ 28.KC1 fxe4 29.DC2 Tf8? Helaas een kleine smet op de partij. Win nend was 29...TC8! of 29... Lf6! om op f8 een vluchtveld te hebben. zie diagram 30.Da4+? Met 30.Pg7+ü Dxg7 3t.Da4+ Kd8 32.Da5+ Ke8 had wit eeuwig schaak kunnen forceren. 30...Kf7 3i.Pxf8+ Kxf8 32.Da7 Df4+ 33.Td2 Tc8 34-Dd4 Lf6 35-Dd5 Dfi+ Wit gaf het op. Nijboer plaatste zich met de prachtige score van 7,5 uit 11 voor het WK, net als Ivan Soko- lov, die nog een halfje meer had. Loek van Wely en Sergey Tiviakov slaagden daar he laas niet in. mm BRIDGE Ruud van den Bergh Vorige zondag werd het bridgecentum in Utrecht ingenomen door de jeugd. Er werd gestreden om de parentitels bij de pupillen tot 15 jaar, de aspiranten tot 20 jaar en de junioren tot 25 jaar. Ongeveer 120 paren namen aan dit feest deel en het was heel plezierig dit te aan schouwen. Allereerst de uitrusting waarmee de jeugd naar dit bridgegebeuren kwam. Sommige paren verschenen in Oranje shirt waarvan twee zelfs met NEDERLAND op de rug. Anderen hadden een T-shirt aan waarop de naam van de school waar zij lessen volgden duidelijk stond. Ook opvallend bij de pupillen waren kin deren uit Zeeuws Vlaanderen. Hun T-shirt was versierd met de Zeeuws Vlaamse leeuw en de vlag van hun ge boortestreek ontbrak niet. Wat een feest voor deze jeugd. Bij de pupillen en misschien ook bij de an deren is er meestal een leraar van een middelbare school die op vrijdag na de lesuren vrijwillig deze kinderen het bridgespel leert. En dat begint dan met mi ni bridge. In grote lijnen gaat dat als volgt: De kaarten worden gedeeld en iedereen zegt hoeveel punten er in zijn hand zit ten. (A 4; H 3 enz.) Het paar met de meeste punten speelt het spel en de spe ler met de meeste punten wordt leider. Dan legt zijn partner de dummy open en zegt de leider in welke speelsoort (troef of SA) hij het spel wil spelen en hij zegt daar bij of hij een manchecontract wil spelen of voor en deelscore gaat. Het is juist de verrichtingen van deze pupillen die het meest aantrekkelijk waren op dit gebeu ren. We zien in dit spel een jongetje (12 jaar?) uit Apeldoorn als leider aan de slag (zuid). Bij het opengaan van de dummy stelde hij onmiddellijk vast dat harten troef moest worden en daarbij zei hij dat hij de manche wilde spelen. Inmiddels had hij zijn stoel achteruit geschoven en was hij gaan staan. Dan beleef je het spel op die leeftijd beter en heb je een beter overzicht. West kwam uit met ruitenacht en daar mee had hij geen moeite. Het aas uit de dummy maakte die slag. Hartendrie ging naar de vrouw en hartentwee naar de heer. Toen ook hartenaas gespeeld was, kon iedereen de opluchting op zijn ge zicht lezen. Maar de wangetjes van de lei der werden wel steeds roder. Ruitenvier ging via de tien naar de heer en ruitenvijf werd in de dummy getroefd. Hij speelde nog een keertje harten waar op uit zijn hand klaverenacht verdween. Deze zes" kaarten waren nog in iedere hand: Noord: Sch: V Ha: 76 KI: 764 Oost: Sch: H Rui: V9 KI: B95 Zuid: Sch: A5 Rui: B7 KI: AH West: Sch: 1098 KI: V103 Hij maakte nog twee klaverenslagen, één schoppenslag en twee troefslagen. Dat bracht zijn totaal op twaalf slagen. Een ervaren bridger die ook had toegeke ken legde de laatste zes kaarten van elke hand nog eens open en zei dat de leider zelfs groot slem had kunnen maken als hij nog een keertje troef had gespeeld. Eerst zou oost het moeilijk hebben gehad. Die zou een klaveren moeten afgooien. Zuid doet een ruiten weg en west een schoppen. Dan klaverenaas en -heer en als daarna een ruiten in noord wordt ge troefd zit west in schoppen/klaveren dwang. Ontnuchterend was de vraag van-de Apeldoornse pupil. Hij vroeg wat groot slem is en wilde ook weten of er in bridge dan ook een klein slem bestaat? V V AH87653 A4 #764 4> 109862 V B104 8 V1032 4t HB *9 V10963 #B95 A53 ?V2 HB752 #AH8

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2009 | | pagina 41