Buitengebied
Gedisproportioneerd
dikkerdje kraakt harde pitten
X
fJs*r
PZC Zaterdag 28 maart 2009 1 7
De appelvink weegt zo'n vijftig gram, maar kan met zijn snavel een druk tot 72 kilo uitoefenen om harde
pitten te kraken. foto Jaco Walhout
Op een eerste ietwat lentedag, in een - on
danks de fraaie naam Torenvliedt - weinig
spectaculair park in Middelburg was het
prijs! Er gingen al langer geruchten dat in
de hoge bomen achter het kasteeltje appel-
vinken zouden zitten.
Fantastische, wat clowneske vogels,
flink uit de kluiten gewassen jon
gens, kleurig, krachtig en tegelijk o
zo onopvallend. Meestal zwijgend
hoog in de boom naar voedsel zoekend,
wordt pijn in je nek soms beloond met
een glimp. En als het een dag meezit, zo
als die genoemde lentedag zie je er drie
tegelijkertijd in een aarzelend vroege-
voorjaarszonnetje.
Onzeeuwse vogels trouwens, vogels van
landgoederen en oude boswachterijen in
het oosten van het land, met statige ei
ken en beuken en grove dennen en lange
donkere lanen en allees. Geen vogels van
Zeeuwse dijkjes met ijle populieren of
ietwat verloederde poepplantsoenen als
Toorenvliedt. Maar goed, die ochtend
dus wel en hoe!
Redelijk gedisproportioneerd ook, dat
NATUURSTEMMEN
door Karei Leeftink
dikkerdje in kwestie. Ik weet niet waar
aan Onze Lieve Heer dacht toen hij de
appelvink kneedde, maar hij was er vast
even niet bij.
Want wat een joekel van een kop, een
dikke stierennek en een knoeperd van
een snavel, zo bepalend voor het totale
beeld. Mooi grijs-blauwe snavel, waar
mee de appelvink zaden, vruchten en
zelfs de pitten van vruchten kraakt.
A propos snavels zijn met veren type
rende kenmerken van vogels. Hoe zij er
ook uitzien, ijl en dun, dik en stevig,
lang, kort, gebogen, gevorkt, gelepeld, ge
haakt, gebeiteld, kruisbekken, krom en
recht, noem het maar op, zij zijn in feite
de kaken van vogels. Daarmee wordt een
prooi - plant of dier - gegrepen, bewerkt
en verwerkt. Voedselkeuze bepaalt daar
bij de vorm van de snavel of zou het an
dersom zijn?
Roofvogels hebben over het algemeen
vrij korte, sterke hakige of puntige sna
vels waarmee zij samen met hun krachti
ge poten levende prooi kunnen grijpen,
vasthouden, doden en uiteenrijten.
De steltlopers op het slik aan de kust
hebben een scala aan snavelvormen.
Wulpen hebben lange naar beneden ge
bogen snavels, kluten opgewipte dunne,
plevieren korte, grutto's lange rechte,
scholeksters korte stevige.
De een kan met zijn lange snavel diep in
de modder peuren, de ander komt niet
verder dan de bovenste laag, de derde
kan met een korte snavel onder stenen
zoeken, de volgende hakt met een beitels
navel oesters open, dan is er weer een,
die met zijn puntsnavel krabben beet
pakt.
insecteneters, zoals de winterkoning en
roodborst, hebben lange, puntige snavels
om dat kleine gewriemel te kunnen op
pakken en te spietsen. Zaadeters, zoals
mussen, gorzen en vinken hebben dan
weer eenvoudige, dikke, bolle snavels om
zaden te kunnen breken en vermalen.
De buitenlaag van de snavel bestaat uit
hoorn, die aan de punt extra dik is, want
daar vindt immers de meeste slijtage
plaats. Gelukkig groeit de hoornlaag bij
de meeste vogels na gebruik weer aan.
En onze appelvink? Die schilt vlezige
vruchten, snijdt kleine zaden open en
knakt grote pitten met het middenge
deelte van de snavel, dat als een noten
kraker werkt. Daarbij wordt een druk uit
geoefend, die tot 72 kilo kan oplopen.
Dat is niet mis voor een beestje, dat
slechts vijftig gram weegt.
hWliiiiflAMEN
Er zit heel wat geschiedenis
verscholen achter de naam
van de Vier Bannen van Dui-
veland. Het is de oudste en
grootste polder (ruimte 2600
hectare) in het oosten van
Schouwen-Duiveland. Een
ban was de oude term voor
een rechtsgebied, waar de am
bachtsheer recht sprak (zij
het niet als het halszaken be
trof). De vier bannen ver
wijst naar de vier heerlijkhe
den Capelle, Ouwerkerk,
Nieuwerkerk en Botland. Dui-
veland, vroeger Duvinlant, be
tekent land toebehorend aan
Duva. Toentertijd het ge
slacht Van Duiveland.
In de vroege middeleeuwen
waren de eilanden Schouwen
en Duiveland onbedijkt. De
Gouwe zorgde voor splitsing
van beide gebieden. Zware
stormvloeden in het begin
van de 12e eeuw zetten de be
woners aan tot het maken
van dijken. Ook de vier heer
lijkheden werden omdijkt en
vormden zodoende de Vier
bannen van Duiveland. Door
overstromingen in de 13e
eeuw kwamen stukken land
langdurig onder water te
staan. Pas in de 14e eeuw
vond herdijking plaats. In het
noordelijk polderdeel ligt nog
de verdronken polder Oude
Nieuwland. De polder werd
in 1558 na de dood van Maxi-
miliaan van Bourgondië ver
kocht aan de stad Zierikzee.
Die had toen geld genoeg.
Dat was bijna twee eeuwen la
ter wel anders. De stad ver
kocht de polder weer. Aan de
noordkant bleef het gebied
vrij ongeschonden, aan de
zuidkant daarentegen viel de
zee voortdurend aan. Er
moest niet voor niets een in-
laagdijk worden aangelegd,
die de tegenwoordige zeedijk
is. De Zuidbout en Noord
bout zijn resten van de oor
spronkelijke zeedijk.
Overstromingen teisterden de
polder in 1530 en 1532. En bij
de Februariramp van 1953.
Het gat van Ouwerkerk werd
de moeilijkste te herstellen
dijkdoorbraak. Er waren grote
Phoenixcaissons voor nodig
om het karwei te klaren. De
sluiting kwam in de nacht
van 6 op 7 november 1953 ge
reed en de polder was 31 de
cember weer drooggemaakt.
De operatie leverde de polder
nog een gebiedsuitbreiding
van 45 hectare op, omdat de
nieuwe dijk niet landwaarts
werd gelegd, maar zeewaarts
op de slikken.
Rinus Antonisse