Beoordeling
www.pzc.nl/uit
4 Donderdag 5 maart 2009 P2C
Bijgerecht
het is tijd voorwinterpostelein
Is het nu slibtong? Of sliptong?
De woordenboeken weten het zeker:
het moet sliptong zijn, maar restau
rants en visboeren blijven gewoon slib
tong schrijven. Wij hebben nog nooit
sliptong gegeten.
door Nadia Berkelder
Van de Dikke van Dale mo
gen we géén slibtong schrij
ven. Het gezaghebbend woor
denboek heeft het woord slib
tong niet eens opgenomen in
de veertiende druk. Het visje is
wel te vinden vinden onder het
lemma sliptong, met een p dus,
en dat is vreemd, want die heeft
nog nooit iemand gegeten: iede
re visboer en elk restaurant
schrijft slibtong gewoon met
een b. Want dat zijn ze zo ge
wend. Al jaren.
Taalpuristen komen altijd met
het verhaal dat het niet logisch
is om slibtong met een b te
schrijven. Die schrijfwijze zou
suggereren dat het visje graag in
de modder ligt. Maar dat klopt
wél, al kan de modder ook zand
zijn: platvissen leven nu een
maal op de bodem van de zee.
Nee, zeggen de puristen, het
moet écht met een p, want het
visje heeft zijn naam gekregen
omdat het door de mazen van
het net heen slipt.
Nou is slibtong inderdaad geen
groot tongetje, als je hem verge
lijkt met zijn oudere broer, de
noordzeetong. Maar zó klein
zijn die mazen van die vissers-
netten toch ook weer niet? En
bovendien: als de visjes steeds
maar ontsnappen aan het net
van de visser, waarom liggen ze
dan uiteindelijk toch op je
bord? Hoe komen ze daar in vre
desnaam dan wel?
De Nederlandse Taalunie heeft
een betere verklaring, ook al
komt dat instituut eveneens uit
op de p-variant. Sliptong is afge
leid van sleeptong: de vissen
worden met een sleepnet gevan
gen. Op de website taalad-
vies.net staat een historisch-taal-
kundige uitleg: In sliptong kan
sprake zijn van klinkerverkor
ting (sleep - slip), zoals in: greep
- grip, kneep - knip, streep -
strip, snede - snit.
Dat klinkt als een logische verta
ling: alle betweters die met dat
verhaal over die netten aanko
men, kunnen we voortaan
wijsneuzerig geleerd de mond
snoeren. Intussen schrijven we
slibtong allemaal lekker met een
b. Want dat smaakt beter.
Gek genoeg zijn er in
Zeeland bar weinig
restaurants waar je vis
kunt eten. Natuurlijk
zijn er restaurants genoeg die
vis op de kaart hebben, maar
vaak beperkt de keuze zich tot
visfilets die verwerkt zijn tot
een gerecht. Wij willen gewoon
een vis, het liefst een hele. En
misschien wel meer dan één.
Vers uit de zee, mooi gebakken,
schijfje citroen erbij en verder
geen gedoe.
Als we Het Vissershuis in Burgh-
Haamstede binnenlopen, lijken
we op het juiste adres te zijn. Bo
ven de bar hangen koperen patrijs
poorten, aan de muur een verza
meling kunststofvissen en aan het
plafond roeispanen en een reusach
tig stuurwiel, misschien wel uit
een viskotter. Een groot gezel
schap krijgt een enorme schaal ge
serveerd, met allerlei soorten ge
bakken vis erop. De kaart beves
tigt het: hier hebben ze de vis die
we zoeken, met vooraf vissoep, ge
gratineerde mosselen, gerookte
vis, gebakken sardines en een
ouderwetse garnalencocktail en
als hoofdgerechten een heel scala
aan gebakken vis: onder meer
schol, tongschar, kabeljauw, noord
zeetong, tarbot, slibtongetjes en -
indien voorradig - aan de lijn ge
vangen zeebaars. En dan is er ook
nog vis uit de wok én gepocheerde
vis. En, voor wie echt geen vis wil:
drie vleesgerechten.
We nemen een voorgerecht en
krijgen daar al snel een beetje spijt
van. De vispastei is een kant en
klaar ragoutbakje met een blanke
saus die slechts vaag naar vis
smaakt; erbovenop liggen verse
garnaaltjes. Het bord is opgevro
lijkt met ingemaakte asperges exo
tisch fruit: een kaapse kruisbes,
zo'n oranje balletje in een knisper-
jasje, wat stukjes carambola, dat
fruit dat een stervorm heeft als je
het doorsnijdt, en plakjes meloen.
De gerookte vis op de salade is pri
ma. Het probleem begint als de vis
op is: de sla eronder (voorgesne
den?) is aangemaakt met heel veel
dressing en dat is niet echt onze
smaak. De salade gaat terug naar
de keuken.
De vissen die we als hoofdgerecht
krijgen, zijn dan weer wel dik in
orde: de één krijgt een tarbot van
minstens een pond, bruin gebak
ken, goed gaar, maar toch sappig.
De tarbot is wild, benadrukt de
ober; het is geen gekweekte vis.
De ander krijgt drie slibtongetjes
en ook die zijn lekker bruin. Dit is
gewoon vis, met het zo gewenste
schijfje citroen.
Bij de vis krijgen we vier bakjes:
één met gebakken aardappelen,
één met frietjes, één met salade en
één met rode kool. Vooral de laat
ste keuze vinden we gek. Noem
ons ouderwets, maar rode kool
vinden wij meer iets voor bij een
stevig vleesgerecht. Eigenlijk ver
langen we naar gestoofde wortels.
Op onze borden is ook nog plaats
voor een gevulde en gegratineerde
paddenstoel en nóg een beetje
groente. We laten de bijgerechten
maar gewoon staan - het avontuur
van de combinatie vis en rode
kool willen we het liefst zo lang
mogelijk uitstellen - en eten ge
woon, met veel smaak, de vis op.
Ook in een nagerecht hebben we
niet zoveel zin meer, dus bestellen
we een kop thee, waar we een
klein glaasje koffielikeur met slag
room bij krijgen. Terwijl we de
thee drinken, gaat de muziek lang
zamerhand steeds harder. Zijn we
eigenlijk nog wel welkom? Of is
het gezellig bedoeld?
Wat oogsten de boeren?
In deze rubriek elke week
een nadere kennismaking
met seizoensgroenten.
tekst Ondine van der Vleuten
foto Mechteld Jansen
De afgelopen weken zijn er
in deze rubriek nogal wat
onbekende groenten voor
bijgekomen. Dat zijn de echte win
tergroenten, gewassen die ook bij
een beetje vrieskou op het land
kunnen blijven staan, of die vóór
de vorst geoogst worden en dan
nog een paar maanden goed blij
ven (de zogenoemde bewaargroen-
ten).
Groenten die in onverwarmde kas
sen gedijen, vallen ook onder de
winterse seizoensgroenten.
Winterpostelein, bijvoorbeeld. In
september zaait de biologische
boer die in de 'koude kas'. Als de
temperatuur onder de 12 graden
zakt, ontkiemen de zaden niet,
maar daarna kan het plantje zelfs
helemaal bevriezen: zodra de tem
peratuur weer boven nul komt,
richten de slappe bladeren zich
van de grond op en is er niets
meer aan de hand.
Winterpostelein wordt begin okto
ber voor het laatst gezaaid. In de
donkere wintermaanden doen
groenten er lang over om plukrijp
te worden. Pas na twee, drie maan
den kan de winterpostelein ge
plukt worden. Later kan er nóg
een keer geoogst worden, van het
zelfde plantje.
Winterpostelein kun je zowel
rauw in salades of stamppotten
eten, of kort (mee)gekookt. De
groente bevat veel calcium en het
veelgeprezen omega-3 vetzuur, als
mede linoleenzuur en vitamine A,
is rijk aan kalium, magnesium en
ijzer, alsmede vitamine C (rauw
vijf keer zoveel als gekookt!).
Postelein bederft snel en moet
liefst op de dag van aanschaf gege
ten worden.
Er is ook zomerpostelein. Die
heeft vetplantachtige bladeren die
hem bestand maken tegen hitte
en een knapperige beet geven. De
veelbloemige en veelkleurige
sier(vet)plant portulaca is een
naaste verwant.
Winterposteleinstamppot
Aardappelen (750 g) schillen en ko
ken. Zakje winterpostelein wassen en
klein snijden. 150 g belegen kaas ras
pen. Klein potje witte bonen in toma
tensaus verwarmen. Aardappelen af
gieten, fijn stampen en mengen met
twee el crèmefraiche, 2 theelepels ho
ning, en wat peper. Tip: vervang de
helft van de aardappels door knolsel
derij, pastinaak of wortelpeterselie.
In Eten doen de
PZC-redacteuren Edith
Ramakers en Nadia
Berkelder beurtelings
verslag van een bezoek
aan Zeeuwse
Prijs-Kwaliteit:
De gebakken vis is prima bij Het Vis
sershuis, het restaurant verliest ster
ren door de tegenvallende voor- en
bijgerechten. De hoogte van de reke
ning valt mee: net iets meer dan zes
tig euro voor twee personen.
Entourage:
Bediening:
Attent en op de hoogte van wat er
in de keuken gebeurt.
Conclusie: Wie een simpele maar
goede vis wil, kan bij Het Vissershuis
terecht. Wie meer verwacht, moet
ergens anders gaan eten.
Het Vissershuis.