'Sommige verhalen móeten gewoon verteld worden' spectrum 6 'Als je iets doet met z'n allen, ontstaat er een ongelofelijke dynamiek in een gemeenschap.' PZC Zaterdag 28 februari 2009 door Miriam van den Broek foto Mechteid Jansen Vlissingen verdient een scheepswerfmuseum, vindt Jan van Beekhuizen. Zo'n attractie kan de vastgelo pen stad weer vlot trekken, meent hij. Als veel (oud)medewerkers van De Schelde willen meehelpen, kan er iets prachtigs ontstaan dat goed is voor de hele samenleving. Van Beekhuizen is daar zeker van. En hij kan het weten. De directeur van woningcorporatie l'Escaut zag het eerder al eens gebeuren in Westkapelle, toen hij daar samen met anderen het dijk- en oorlogsmuseum het Polderhuis opzette. Totaal onverwacht was het. Jan van Beekhuizen had de commotie die twee jaar ge leden ontstond over de sloop van 576 woningen in Vlissingen niet zien aankomen. „Zo'n boodschap aan bewoners brengen, was voor ons niet nieuw", zegt de directeur van woningcorporatie l'Escaut Woon- service in Vlissingen. „We hadden het sloopplan met de huurdersvereniging besproken en die was akkoord. Klaar. Zo ging het altijd. Maar de wereld bleek veranderd. Wat vijfjaar eerder wel had gekund, kon nu ineens niet meer. Het beeld ontstond dat wij met een bulldozer door de stad trokken. De bewoners vonden dat er met ze gesold werd en dat pikten ze niet." Het verbaasde eind vorig jaar dan ook vriend en vijand dat Van Beekhuizen tijdens een debat over de sloop van de Machinefabriek op het Scheldeterrein het ineens opnam voor 'de Vlissinger'. Hij drukte de wethouder tijdens die bij eenkomst op het hart eens goed te luis teren naar de inwoners. 'Want die heb ben heel goede ideeën en moeten ge zien worden als een serieuze partner', was zijn boodschap. Het klonk raar uit de mond van de man die zelf de in druk had gewekt dat hij niet luisterde naar zijn huurders. Mensen die bij het debat waren, werden er zelfs boos om. Maar Van Beekhuizen vindt dat je de dingen van onderaf moet realiseren. Sa nten met de mensen. „Leg nooit iets op van bovenaf Dat werkt niet. Maar ga met de mensen praten. Betrek ze bij de plannen. Je moet zeggen hoe je er over denkt, maar je moet ook kunnen opbrengen je eigen stelling opzij te zet ten als zij een beter verhaal hebben." Wie Van Beekhuizen heeft meege maakt in de tijd van het sloopplan zal denken: 'Ja, ja. Mooie praatjes.' Toch heeft de Wasschappelaar ook bij eerde re projecten mensen vanaf het begin bij zijn plannen betrokken. Het meest sprekende voorbeeld is de totstandko ming van het dijk- en oorlogsmuseum het Polderhuis in Westkapelle. Het Pol derhuis kon rekenen op een paar hon derd vrijwilligers. En nu is het een museum dat door het hele dorp gedra gen wordt. „Het is ongelofelijk wat voor dynamiek er in een gemeenschap ontstaat als je het met elkaar doet. Ie dereen hier kent wel iemand die zich voor het Polderhuis inzet. Het heeft me vijfjaar van mijn leven gekost. Ik heb er vakanties voor opzij gezet. Maar laatst stond er een artikel in een Engel se krant over ons museum en dan zeg gen de mensen hier: 'WE hebben de krant gehaald'. Dan ben ik trots dat we dit samen bereikt hebben." Als het zijn overtuiging is om mensen vroeg te betrekken bij plannen, hoe kon het dan zo uit de hand lopen met de sloopplannen? „Het plan was te groot en er zat een enorme druk ach ter", vat hij het probleem samen. „Het herinrichtingsplan was sterk ingege ven door het toenmalige college. Die legde er een heel grote druk op. Wij vonden het plan te groot, maar het col lege riep: Uw plannen zijn nog te klein! Het moet veel harder! Wij pak ken het graag stuk voor stuk aan. Deel- plan na deelplan. Dit was te veel. Maar laten we eerlijk zijn: wij zijn wel met het college akkoord gegaan. Achteraf moet ik vaststellen dat we te ver van onze eigen lijn zijn afgeweken. We raakten in een spagaat. Maar toen de raad uiteindelijk uitleg vroeg aan de wethouder, zei die: 'Ie moet niet bij mij zijn!' Daar was ik heel kwaad over. Zij heeft me in de kou laten staan. We hadden een afspraak." Maar goed, dat herinrichtingsplan is uiteindelijk afgestoten, zegt Van Beek huizen en probeert zo over het onder werp heen te stappen. „Wat geweest ik daar binnenstapte, vond ik het heer lijk!" Van Beekhuizen begon als opzichter. „In die tijd was je dan ook meteen wijkwerker. Ik heb lang het gevoel ge had dat ik alle huurders persoonlijk kende. Natuurlijk was dat niet zo, maar ik kende er wel véél. Het was prachtig werk. Je zag meteen voor wie je het deed. En dat vind ik er nog steeds mooi aan." Toch ligt de tijd dat hij 's avonds op de bank plofte en kon zeggen: 'Zo! Dat ge zin heb ik goed geholpen', achter hem. Hij is onderaan de ladder begonnen, maar staat nu al jaren aan de top. „Nooit heb ik uit mezelf gesolliciteerd. Ik was niet uit op iets anders. Telkens werd ik gevraagd." Hoezeer hij ook van zijn werk houdt, hij zou het niet in elke willekeurige woonplaats kunnen uitvoeren. „Vlissin gen is een heerlijke stad om te werken. De Vlissinger en de Wasschappelaar lij ken op elkaar. Het zijn arbeiders. Har- is, is geweest." Maar zo simpel is het niet. „Ja", geeft hij toe. „De kwestie heeft me diep geraakt. Het was het dieptepunt uit mijn carrière." Toch heeft hij in die periode er geen moment aan gedacht om te stoppen. „Nee. Ik vind het zo'n mooi vak. Ik ben volkshuisvester in hart en nieren. Iedereen heeft recht op een normaal leven en op een fijn huis. Ook mensen die het wat moeilijker hebben. Ik heb wel eens gezegd dat ik dit werk zelfs zou doen als ik er geen salaris voor zou krijgen." Komend uit een bouwvakkersfamilie, zag het er vroeger niet naar uit dat hij directeur van een woningcorporatie zou worden. Zijn vader was timmer man in Gelderland. Na de oorlog kwam hij, als zovelen, naar Westkapel le om te helpen met de wederopbouw. Hij werd verliefd op 'een Lievense', trouwde met haar en is altijd in West kapelle gebleven. De jonge Jan leek in zijn vaders voetsporen te treden. „Ik heb na de lts en mts mijn aannemers- papieren gehaald. En weet je, ik voel me nog steeds een timmerman." Een baan bij een woningcorporatie was niet iets wat Van Beekhuizen am bieerde. „Ik werkte bij een architecten bureau in Oostburg toen ik gevraagd werd om te komen werken bij de Vlis- singse Vereeniging tot Verbetering der Volkshuisvesting, de VW. Pas toen ze het voor de derde keer vroegen, heb ik 'ja' gezegd. En vanaf het moment dat de werkers. De Vlissinger is puur. En ongelofelijk direct. Maar als je hem kan duidelijk maken dat je het allemaal doet voor hémt, is t'ie bereid zijn bood schap in te slikken en zich zelfs voor jou in te zetten. Ik hou van mensen die recht voor hun raap zijn. Ik zeg zelf ook direct wat ik van iets vind. Als je jezelf helemaal geeft en oprecht bent, betaalt zich dat terug." Hoe veel de twee woonplaatsen ook gemeen mogen hebben, uiteindelijk ligt zijn hart bij Westkapelle. „Mijn vrouw zegt altijd: 'Ik begrijp niet waar om je dat zegt. Je bent hier nooit!' En toch is het zo. Het is een eigenzinnig dorp. Toen we begonnen met het Pol derhuis en iedereen zijn schouders er onder zette, zeiden de mensen dat dit alleen maar in Westkapelle kon gebeu ren. Ik vond dat onzin. Later begon ik te twijfelen. Maar nu weet ik dat zo'n dynamiek ook in andere plaatsen los kan komen. Ik ben ervan overtuigd dat het in Vlissingen zal gebeuren met de komst van het scheepswerfmuseum. Ik voorspel je: het wordt straks zwaan-kleef-aan." Waar komt die drang om niet alleen wijken maar ook musea uit de grond te stampen toch vandaan? „Het Polder huis was iets persoonlijks", zegt hij. „Westkapelle heeft een specifieke ge schiedenis en ik vond dat dat verhaal verteld moest worden. We mogen best trots zijn op wie we zijn." Voor zijn idee voor een scheepswerf museum op het Scheldekwartier in Vlissingen ligt het anders. „Ik kan er niet tegen als iets niet werkt. En Vlis singen werkt niet." Dat werd hem nog eens duidelijk tij dens het debat dat de PZC een jaar ge leden hield over de toekomst van het Scheldekwartier. „Ik ben daar gefrus treerd weggelopen. Het werd maar niet helder welke kant het met het Scheldekwartier op moest. Vlissingen moest een maritieme stad worden, zo veel was duidelijk. Ik heb die nacht geen oog dicht gedaan. Ik lag maar te denken: een maritieme stad? Wat is dat? Wat moet je daar mee doen?" In die nacht kreeg hij het idee om op het Scheldeterrein een scheepswerfmu seum te maken. „Vlissingen heeft lood sen en vissers. Maar dat zijn specifieke, kleine gemeenschappen. Ik zat te tob ben: wat is nou toch de gemene deler van Vlissingen? En ineens wist ik het. Dat is niet de maritieme stad, maar de scheepswerf! Daar heeft iederéén wel wat mee. Dat is de rode draad van Vlis singen." Inmiddels is een werkgroep bezig om het museum op te zetten in de oude Verbandkamer op het Scheldeterrein. „Ik ga dat niet zelf doen. Ik ga niet weer vijfjaar van mijn leven daarvoor geven. Dat kan ik mijn familie niet aan doen en mezelf ook niet. Maar ik ga er wél voor zorgen dat de gasten die er mee bezig zijn, van de kant afkomen." Is de drang om te creëren misschien ook voor een deel ingegeven door ij del heid? „Nee, ik ben absoluut niet ijdel!", zegt Van Beekhuizen. „Mijn vrouw zegt het ook wel eens, maar dat klopt niet. Ik heb in me, dat ik dingen doe voor een ander. Niet om er zelf beter van te worden. Als je zo'n scheepswerf museum zou opzetten voor jezelf is het plan na een half uur al om zeep ge holpen. Maar als je het doet voor de stad, zal het veel teweeg brengen. Het is waar, dat ik door mijn werk vaak in beeld ben. Maar dat doe ik alleen maar omdat ik op die manier kan uitdragen wat ik belangrijk vind." Personalia Naam: Jan van Beekhuizen - Geboren: 10 april 1954 Woonplaats: Westkapelle Burgerlijke staat: Getrouwd, twee zonen, een dochter Diploma's: lts, mts, aannemerspapieren Beroep: directeur l'Escaut Woonservice Overig: voorzitter van het Polderhuis en bedenker van het scheepswerfmuseum

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2009 | | pagina 130