spectrum 4
voor
het
kleine «-
PZC
Zaterdag 7 februari 2009
Bioloog Peter
Koomen: „Onge
wervelde diertjes
zijn het cement
van de natuur."
foto Wietze
Landman/GPD
HHB
Bioloog Peter Koomen beschikt over een waar horrorkabinet. Kasten
vol reageerbuisjes met kleine mummies. Spinnenlijkjes op sterk
water, bijeengezocht in het tropisch regenwoud. Sommige soorten
waren nog niet eerder ontdekt.
door Peter Crondsma
Springspin Marpissa muscosa.
Peter Koomen
- Geboren op 24 december 1960 in Leider
dorp.
Koomen is ongehuwd.
- Opleidingen: gymnasium B stedelijk gym
nasium Leiden, biologie Universiteit Lei
den (cum laude).
-1987-1992: bureauredacteur stichting
Bio-wetenschappen Leiden.
1992-1994: projectmedewerker Natuur
historisch Museum Leiden.
1994-2003: projectleider, later hoofd bu
reau ontwikkeling, Naturalis Leiden.
Vanaf 2003: conservator Natuurmuseum
Fryslan.
Nevenactiviteiten: organisator spinnen-
tentoonstellingen, bestuurslid verschillen
de verenigingen op het gebied van ento
mologie.
en-
Springspin Evarcha albaria.
Als een kind in een snoepwin
kel. Zo voelde Peter
Koomen zich toen hij voor
het eerst om zich heen keek
in het oerwoud van Borneo,
aan de andere kant van de aardbol. Het
was er immens warm, vochtig, benauwd.
Hij werd overweldigd door alle geluiden
en kleuren. „Ie ziet wel honderd verschil
lende schakeringen groen om je heen."
En een ongelooflijke diversiteit aan onge
repte natuur. Enthousiast: „Het is natuur
zoals die bedoeld is. )e ziet de ultieme
strijd om het bestaan. De rijkdom en diver
siteit aan planten en diersoorten lijkt wel
oneindig. Als je als bioloog eenmaal een be
zoek hebt gebracht aan het tropisch regen
woud, ben je verpest."
Koomen, conservator van natuurmuseum
Fryslan, is het archetype van een bioloog:
baard, wollen trui, kalm, bescheiden en
aards. Hij heeft ook vooral oog voor het
kleine. „Beestjes waar de meeste mensen
weinig belangstelling voor hebben, blijken
vaak heel interessant."
Zo verrichtte hij na zijn studie langdurig
wetenschappelijk onderzoek naar roeipoot-
kreeftjes. „je zult het niet geloven, maar er
ging een wereld voor me open." Dat spe
cialiseren in klein grut ging van kwaad tot
erger. Van wormen en insecten, tot zijn
uiteindelijke grote passie: spinnen.
Wat er in vredesnaam leuk is aan spin
nen? „Nou ja..." Hij aarzelt een paar tellen.
Wie echter denkt dat er geen zinnig ant
woord op deze vraag valt te geven, komt
bedrogen uit. De bioloog heeft de gave van
de meeslepende verteller, een beetje op de
toon van Midas Dekkers. Er volgt een
warm exposé over misschien wel het
minst geliefde diertje van deze planeet.
„De spin zit bovenop de eerste voedselpira-
mide. Hij is de baas van de kleine beestjes.
Rupsen, vlinders, sprinkhanen, kevers,
muggen: alles wat beweegt, wordt door
hem gegeten. Spinnen doen wat mensen
ook doen. Maar dan totaal anders. Ade
men wij door een mond en met behulp
van longen, spinnen hebben drie gaatjes in
het achterlijf en een inwendig buizensys
teem voor het transport van zuurstof En
hebben mensen een inwendige spijsverte
ring, een spin doet dat uitwendig. Hij
spuugt over zijn prooi, wacht tot het soep
wordt en eet het dan op. Het is heel fasci
nerend dat in de loop van de evolutie voor
dezelfde problemen zulke verschillende op
lossingen zijn gevonden."
Wie door een sterke microscoop kijkt, zo
als Koomen dagelijks doet, komt in een an
dere wereld. Spinnen zien er uit als buiten
aardse wezens. Ze hebben de gekste kleu
ren, metallic en fluorescerend, hebben hari
ge poten en priemende oogjes. Acht stuks.
„Wat ziet zo'n dier daarmee? Dat wil ik
graag weten."
Als je het Wereld Natuurfonds mag gelo
ven, bestaat het tropisch oerwoud vooral
uit orang-oetans, olifanten, neushoorns,
beren en neushoornvogels. „Vlaggenschip
soorten. Met grote, vochtige ogen en een
hoge aaibaarheid. Collecteert makkelijk."
Terwijl hun voortbestaan al lang is gere
geld in dierentuinen. Sommige beesten
hebben het goed voor elkaar, constateert
Koomen droog. Natuurlijk moet het tro
pisch regenwoud worden gered. Maar niet
alleen vanwege harige apen of schreeuweri
ge vogels. De minder sexy diersoorten, de
onbekenden die zelden de televisie of de
krant halen, zijn minstens even bijzonder.
Wat te denken van het grootste wandelen
de blad ter wereld, de duizendpoot met de
langste poten, wandelende takken met ro
de knieën, neushoornkevers met liefst drie
hoornen, reusachtige mieren, vlinders die
op wespen lijken, rupsen die op slangen
lijken, loopkevers die op violen lijken, pis
sebedden die sprongetjes maken, kakker
lakken en krekels met felle kleuren, krab-
spinnen die in vleesetende planten wo
nen. Om er maar een paar te noemen.
Het oerwoud is zo intens en dichtbevolkt,
dat je er meteen het overzicht verliest.
Hoe je dan als spinnendeskundige begint?
„Nou, eerst maar eens op de hurken gaan
zitten en blaadjes omdraaien."
Vervolgens is het zaak je onderzoeksop
dracht te beperken. Wonen er in Neder
land zeshonderd verschillende spinnen, op
Borneo vele duizenden. Een bonte varië
teit aan stekelspinnen Gasteracantha
knobbelspinnen Cyclosareuzenwielweb-
spinnen Nephilakogelspinnen Theridii-
dae), wolfspinnen Lycosidaejachtkrab-
spinnen Sparassidaeen tweestaartspin-
nen Hersiliidae„Dat wordt gewoon veel
te veel."
Koomen besloot zich ter plaatse toe te leg
gen op springspinnen Sakicidaeeen
soort die geen web maakt, maar zelf op
jacht gaat om prooien te overmeesteren.
Het inventariseren van deze groep in al
zijn verscheidenheid, kleuren en vormen,
wordt nog lastig en tijdrovend genoeg. Er
zijn vele honderden springspinnen, waar
van een groot aantal nog volledig onbe
kend. Bij elke vondst gaat er een specimen
mee naar huis. Dat is een wreed klusje.
Koomen grijpt zo'n spin bij de lurven en
doopt het diertje in een potje met alcohol
en glycerine: mummie voor eeuwig.
Hij verzamelt, bewaart, fotografeert, docu
menteert het dier en vergelijkt het vervol
gens met bestaande literatuur. „Niemand
zit te wachten op dubbele beschrijvingen.
Er is al genoeg troep." Daarom stuurt hij
zijn bevindingen voor een second opinion
naar de wereldspinnendub, the Internatio
nal Society of Arachnology. Alle kenners
mogen meekijken en meedenken.
De bioloog is na vier langdurige verblijven
in de tropen op weg naar een zogenoemde
'monografie'. Noem het maar het 'Groot
Springspinnen Verzamelwerk van Bor
neo'. Liefst met veel 'nieuwe' soorten, die
niemand ooit heeft beschreven. „Al is het
geen wedstrijd."
Wat het nut is van al zijn ijver? „Ontdek
ken en vooral inzicht scheppen. Als het re
genwoud verdwijnt, wat nu in hoog tem
po gebeurt, weten we nog niet eens welke
soorten er allemaal verloren gaan. Onge
wervelde diertjes zijn het cement van de
natuur. Dieren die we niet eens kennen,
die nog geen naam hebben, dat worden de
dodo's van de toekomst: onbeschreven, on
bekend, onbemind, onbegrepen."
Reageren?
spectrum@wegener.nl