Bokje houdt zijn snavel toe
Quaedamme vormt
katholiek bolwerk
|f. 'il
blabA# 'f*
PZC Dinsdag 27 januari 2009 27
.flfl
De PZC sponsort stichting Het
Zeeuwse Landschap. In Natuur-
journaal gaat hoofd ecologie
Chiel Jacobusse wekelijks in op
wat er aan de orde is in de
Zeeuwse natuurgebieden.
In de Yerseke Moer was het
een drukte van belang tij
dens de ijspret. Maar vogels
waren massaal weggevlucht.
Bevroren gras en dichtgevro
ren sloten hebben voor de
meeste vogels niet te bie
den. Op de enkele plek waar
nog wel open water was,
was het een drukte van be
lang.
De naam van het Bokje verwijst naar zijn roep.
foto Chiel Jacobusse
door Chiel jacobusse
De Moer was vol met schaatsers en afgezien van een
enkel groepje verkleumde meerkoeten was er geen
vogel te bekennen. Toch is het geweldig-om te zien
hoe de mensen het vernatte gebied weten te vin
den nu het eenmaal ouderwets wintert.
Zo op het eerste gezicht lijkt alles dichtgevroren en dat be
zorgt vooral de watervogels natuurlijk een hoop proble
men. Eens kijken of er verderop nog open water is. En dat
blijkt het geval. Een smal slootje langs de Kaarsweg dat ge
voed wordt door zoute kwel uit het Kanaal, blijkt nog volle
dig ijsvrij. En dat is te zien aan de vogels. Zwarte ruiter, ijs
vogel, witgatje, tureluur, waterhoen, kleine zilverreiger....
Het kan niet op hier.
Ik parkeer de auto in een bocht die een goed overzicht
biedt over een stuk Van het kronkelige slootje. Terwijl ik
door de kijker zit te turen strijken drie kleine eendjes neer-
wintertalingen. Van tussen het overhangende gras in de
slootkant komt een bruin-met-geel gestreepte steltloper te
voorschijn, met een extreem lange snavel. Het is een water
snip, die nu gelijktijdig met een zwarte ruiter en drie win-
tertalinkjes in één kijkerbeeld te zien is. Zo'n watersnip is
een prachtig beest, die je meestal pas te zien krijgt als hij op
vliegt. Nu komt de vogel al foeragerend mijn kant op en ter
wijl ik mijn camera van de achterbank haal begint de adre
naline sneller ïe stromen.
Maar dan gebeurt er iets. Op drie meter afstand naast me
ploft nog een snipje neer in het ondiepe slootje. Even kij
ken.... nee-eeh.... Dit is geen watersnip. De snavel is korter
en de gele streep over het midden van de kruin ontbreekt.
Dit is een bokje, een nauwe verwant van de watersnip die
stukken schaarser is.
De naam bokje klinkt nogal raadselachtig. Mijn vogelna
menboek geeft aan dat de oorsprong van deze naam ondui
delijk is. En da's dan toch wel weer verbazend. De water
snip staat in dialect bekend als weerlam of hemelgeitje. Die
namen verwijzen naar het blatende geluid dat de vogel
(met behulp van zijn vleugels!) maakt tijdens de balts-
vlucht. Bokjes staan bekend als zwijgzaam, hoewel ze in
hun noordelijke broedgebieden wel degelijk een baltszang
ten gehore brengen. Maar ze baltsen hier nooit en één van
de manieren om ze van watersnippen te onderscheiden is
het ontbreken van geluid na het opvliegen. Als je even de
voortdurend mekkerende geit en de bok die zich nauwe-
lijks laat horen voor de geest haalt dan is de naam bokje
een inkoppertje.
Maar wie zich zonder voorkennis met woordafstamming
(etymologie) bezighoudt begeeft zich op glad ijs. Dus toch
nog maar even verder gezocht. De naam is van origine be
kend uit het Elzasgebied, waar men de watersnip bock en
het bokje bockerl noemde. Van Franse zijde zijn namen als
Becas, bokes en boucasse bekend. Hierin zijn zowel de
woorden bec als bouc (snavel resp. bok) te herkennen, al
dus mijn namengids. Wetend dat de naamsbetekenis in de
loop der tijd nogal kan verschuiven lijkt de zwijgzaamheid
in vergelijking met de watersnip een goede reden om de vo
gel bokje te noemen.
Veel helderder is de wetenschappelijke naam Lymnocryptes
minimus. Dat betekent: de kleinste snip, die zich schuil
houdt in een poel. Een treffender naam is nauwelijks te ver
zinnen. Bij vorst mag hij zich een keer blootgeven; onder
normale omstandigheden is het een geluk als je een bokje
anders te zien krijgt dan een wegschietende flits.
De naam Kwadendamme refereert aan een kwade dam of
dijk die de Oude Vreelandpolder moest beschermen tegen
overstroming. Na doorbraak van deze eerste werd zo'n twee
honderd meter oostwaarts een nieuwe dijk aangelegd die
echter eveneens doorbrak. Toen in 1521 het nabijgelegen
dorp Oostende verdronk ontstond er nabij deze kwade dam
een nieuw gehucht, genaamd Quaedamme. De eerste schrif
telijke vermelding van Quaedamme dateert van 1572, maar
het duurde nog tot 1801 eer het gehucht was uitgegroeid tot
een volwaardig dorp met een eigen kerk. Het bleef lange tijd
een buurtschap. Kwadendamme geldt van oudsher als een ka
tholiek bolwerk in een voornamelijk protestantse omgeving.
Met de reformatie werd de kapel van Quaedamme verwoest.
Op 15 april 1576 werd in heel Zeeland het openbaar belijden
van het Katholicisme verboden. Deze situatie duurde voort
tot de Franse tijd, die Nederland onder andere vrijheid van
godsdienst bracht. Daardoor kon te Kwadendamme in 1801
de eerste rooms- katholieke kerk worden gebouwd. Deze
werd aan het eind van de 19e eeuw te klein. In 1902 is ze afge
broken en vervangen door de huidige neogotische St. Bonifa-
tiuskerk die is voorzien van neoromaanse gebrandschilderde
ramen.
tekening Adri Karman