Te jong om oud te zijn spectrum 6 'Ik ga nooit naar reünies. De herinneringen zijn te mooi' PZC Zaterdag 10 januari 2009 door Wendy van den Hurk Van een dijkhuisje in Dordrecht tot een burgemeesterswoning in Brabant. Van zes onderduikadressen foto Mechteld Jansen in de polder tot Kasteel Nijenrode. Van eengezinswoning in Eindhoven tot een villa vol bedienden in Pakistan. Tot de Vlissingse boulevard, nu. En van alle dingen die Leo Smit (80) in zijn leven heeft ge daan, voelt hij zich als 'vrijwilliger van de Sint Jacobskerk nog het meest verguld. Dordrecht, daar is het alle maal begonnen, tachtig jaar geleden. In een huis je onderaan de dijk. „Zo'n dijk met kinder kopjes, waar je heerlijk afkon glijden. Waarna je elke keer met een gescheur de broek thuiskwam. We moeten er sa men gespeeld hebben, Truus en ik. Hun huis stond immers tweehonderd meter bij het onze vandaan. En ieder een speelde op die dijk." Ze hebben het zich later nooit kunnen herinneren. Haar moeder wel. 'Oh, van die kerkse Smit?', klonk het ongeveer, voorafgaand aan de verloving. Christe lijk, dat was het gezin zeker. „Gerefor meerde bond. Mijn vader gematigd, maar mijn moeder strenger. Dat werd pas helder toen we verhuisden naar Sprang-Capelle, waar mijn vader burge meester werd. Op zondag mochten mijn broer en zus en ik niet zo veel meer. Ons gezin had immers een voor beeldfunctie; Sprang-Capelle was be paald orthodox." Burgemeester Smit lag er goed. D'n bur ger noemden ze hem op 't dorp. „Hij ging naar de mensen toe, en zij naar hem. In mijn'jonge tienerjaren mocht po in Den Bosch, die hem op zijn kan toor ontbood. 'Ik ben toch niet gek', zei mijn vader, 'dan kom ik nooit meer thuis.' 'Ik ben een Pruis', klonk het aan de andere kant van de lijn. 'Ik geef u mijn erewoord: u gaat terug naar huis.' Mijn vader is gegaan. Eenmaal in Den Bosch zei die commandant: 'U ziet er moe uit. Het lijkt me goed als u met va kantie gaat. En neem uw gezin mee. Vandaag nog.' Mijn vader wist genoeg. We zijn met zijn allen vertrokken. Een dag later stonden de Duitsers voor een leeg huis. Uit wraak is dat later in brand gestoken." De moeder van Leo en zijn zusje zaten bij een dominee ondergedoken, zijn va der ging naar een pastoor. „Zo slim was 'ie wel: die had een wijnkelder en voor oorlogse sigaren. En een buurman met een tomatenkas, waar hij zich tijdens razzia's boven in de ranken kon ver stoppen. Dat leek hem veiliger dan het altaar van Sint Josef, waar de pastoor hem het liefst zag verschuilen. Mijn broer en ik hebben zes adressen gehad in twee maanden tijd. Een bevriende zakenman van mijn vader, een huisarts in Waspik, een boer in Raamsdonks- veer, een tuinderij in 's Gravenmoer, ik wel eens mee naar zijn spreekuur. Dan moest ik me achter de kast ver stoppen. Ik kan me een jongeman her inneren, die zei gek te zijn op een ze ker meisje. 'Zo zo', zei mijn vader, 'kom dan volgende week maar eens te rug'. Op datzelfde moment, een week later, ontbood hij dat meisje. Trillend 'kwam ze zijn kantoor binnen. 'Heb ik goed begrepen dat je een oogje hebt op een jongeman?', sprak hij streng. ']a', zei ze schuchter, 'ik hoop dat hij me vraagt.' Mijn vader haalde de jongen, zette hem in die kamer en gaf ze een kwartier. Hand in hand en blozend kwamen ze naar buiten. Mijn vader heeft ze getrouwd." En zo streng als hij was toen hij de veldwachter liet komen voor Leo, toen die met vriendjes een hooiberg in brand had gestoken, zo hard bulderend lachte hij toen Leo van school werd ge schopt, toen hij per ongeluk de direc teur van de hbs had opgesloten. „Vader was streng, maar rechtvaardig. Niet voor niets ging hij de eerste dag van de oorlog al in het verzet. Hij gaf informa tie over troepenbewegingen door en was mede-oprichter van een verzets groep, waarvan hij plaatsvervangend commandant werd. Later zorgde hij dat neergestorte Engelse piloten onder dak kregen. Tja, hij was een zeer be wust vaderlander en hij hield van avon tuur. En hij wist precies wie hij in het dorp kon vertrouwen, en wie niet. In 1943 is hij uit zijn ambt getrapt, omdat hij weigerde mee te werken aan Duitse verdedigingswerken. Op een dag werd hij gebeld door het hoofd van de Gesta de dominee en tenslotte de pastoor. En toen zijn we bevrijd." Na de oorlog heeft Leo - een bètaknaap je - de hbs keurig afgemaakt. Daarna zou.hij naar de Zeevaartschool gaan, als hij niet verliefd was geworden op een Haags meisje. Hij had zijn uniform al aan. „Maar ik wilde niet meer zo ver weg. Ik ben naar Nijenrode gegaan, voor de studie bedrijfskunde. Sjiek? Oh, helemaal niet. Het had weliswaar wat weg van een Engelse kostschool, met veel sport en cultuur, maar het had het hoogste percentage studiebeur zen van het land. Een oergezellige tijd was het Met mijn meisje was het al lang uit. Ach ja... Op Nijenrode waren alweer andere meisjes." En toen ontmoette hij Truus. In Den Bosch was dat, bij de stoot troepen waar hij zijn militaire dienst doorbracht en zij werkte als mondhygiëniste. Zij was zijn ware. „Ik zag haar in de officer's mess. Wat een al leraardigste tweede luitenant, dacht ik. Ik wou haar vaker zien. En dus veinsde ik gebitsklachten. Maar ik had een paardengebit, dus ik viel al gauw door de mand. Mijn directe commandant had me door. 'Tijd voor gebitscontrole, Smit! Ingerrrukt!' Aanvankelijk vond ze officieren met sterke verhalen uit In- dië interessanter; toch ging ze met me uit Een etentje in de Raadskelder; zij in burger, ik in uniform. Aan ons tafel tje stond een orkestje. Ze speelden Adieu, mein kleiner Garde Offizier. Het werd óns liedje. Dat is het nog." En jawel: hij vroeg haar ten huwelijk en zij zei 'ja'. Ook na hun trouwen, in 1953, bleef het stel in Brabant. Ze kon den allebei aan de slag bij Philips: zij op de assurantieafdeling, hij als correspon dent landenbehandelaar. „Zeg maar het contact met de buitenwereld. Ne gen maanden na ons huwelijk werd on ze eerste dochter geboren: Nineke. Een prachtige baby. Mijn vader rende jui chend door het ziekenhuis. Na Nineke kwam Gertruud. Intussen werkte ik al een tijdje bij Philips en mijn baas merk te dat ik wat ongedurig werd. Er kwam een post vrij als commercieel manager in Pakistan. Truus had er niets op te gen, dus we gingen." Dat was 1956. De Smits kregen een mooi huis in Karachi, de grootste stad van het land, en omdat Pakistan acht jaar na de verzelf standiging nog steeds een Engels sys teem kende, natuurlijk ook een butler. „Mohammed Akhbar Khan. Een gewel dige man. En een vroom moslim. Elke dag ging hij vijf keer het platte dak op om te bidden en hij liep altijd op blote voeten. Maar evengoed stofte hij dage lijks de familie-Bijbel voor ons af Zo hoffelijk zijn ze daar. Ik weet nog dat we een diner hadden van de hoofd dealer, in Rawalpindi met allerlei minis ters en generaals, wij zitten daar en nie mand eet! Iedereen zat maar te praten. Tot de gastheer mij aantikte en zei: 'Vergeet u niet iets?' Bleek hij voor het diner te hebben gebeld met mijn secre taresse, vijftienhonderd kilometer ver derop, om te vragen of ik nog iets spe ciaals wenste. 'Yes', had ze geant woord, 'he always says grace before din- nee. En dat had 'ie alle gasten verteld. Wat een respect!" Het gezin, inmiddels uitgebreid met Lonne en Ayesha Suraya („haar naam was ons dankjewel aan Pakistan en dat werd daar zó ontroerend op prijs ge steld"), is er zes jaar gebleven. Tot de oudste dochter naar de middelbare school moest „En daar hadden ze geen Nederlandse middelbare school. Maar wat hadden we een fantastische tijd in Pakistan. Nee, we zijn er nooit meer ge weest. Scfi/uss istschluss. Daarom ga ik ook nooit naar reünies. De herinnerin gen zijn te mooi." Het gezin heeft nog jaren in Brabant ge woond, zelfs na Leo's pensionering in 1984 Totdat Ayesha, die na de Zeevaart school in Vlissingen was gebleven, ver telde dat aan de 'groene boule' in haar stad een mooi appartementencomplex kwam te staan. Met zeezicht. „De dag nadat ze belde, zijn we gaan kijken en we hebben het maar meteen gekocht. Zeker omdat Lonne ook vage plannen had om naar Zeeland te komen. We hebben er geen moment spijt van ge had. Mijn kerk had ik ook snel gevon den. Tja, want dat doe je als gelovig christen: als je voor een huis gaat kij ken, kijk je ook even voor een kerk. We liepen de Sint Jacobskerk binnen en hadden meteen zoiets van: hé, dat is nog eens een lekkere kerk! Zelfs Truus, die niet zo kerks ingesteld was. Zij is een trouw kerkgangster geworden. Ze kent intussen zelfs heel wat gezangen en psalmen van buiten! Het is dan ook een sterk oecumenische kerk. De sfeer is warm en welkom." Leo zou Leo niet zijn als hij zich niet op allerlei zaken had gestort. Hij richtte het vocaal ensemble Elancore op, waar van hij nog koorleider is. Daar is nog het vesperkoor bij gekomen. Toen de kerk grondig moest worden gereno veerd, kwam Leo in de restauratiecom missie. En toen bleek dat de kerk, om het bestaansrecht te behouden, multi-' functioneel moest worden, zorgde hij samen met anderen voor een evene mentencommissie. Dan zit hij ook nog in de Stichting Instandhouding Sint Ja cobskerk, die samen met de evenemen tencommissie alle activiteiten organi seert. „Er ging een wereld voor me open: er is leven na je pensionering. Het is zo fijn dat je je als vrijwilliger kunt blijven inzetten voor de samenle ving. Het houdt je jong en de kerk vaart er wel bij. En dan heeft onze kerk er ook zó veel! Daar zijn ze overal ja loers op. De saamhorigheid hier kent geen grenzen. Het is die échte ouder wetse Scheldementaliteit. En het werkt: de kerk heeft een vaste plek als muziekpodium verworven binnen de provincie." Leo en Truus, die hebben hun plek in Vlissingen veroverd. Het is hun stad ge worden. Ze praten alsof ze nooit er gens anders zijn geweest. Net als veel Vlissingers hebben ze een haat/liefde verhouding met hun stad. „De stad gaat ons aan het hart, maar we worden pissig als er weer iets moois dreigt te verdwijnen. Ik verlang er nooit naar om weer jong te zijn, maar een enkele keer wel als het om Vlissingen gaat. Hier is zoveel om je druk over te ma ken. Alleen daarom zou ik wel dertig jaar jonger willen zijn, om nog een poosje tekeer te gaan in de raad. Maar laten we wel wezen: wat is het hier toch schitterend. Die luchten! Ze zijn elke dag, elk uur anders. Nee, wij gaan hier nooit meer weg." Leo Smit Geboren: 23 december 1928 in Dor drecht Woonplaats: Vlissingen Burgerlijke staat: getrouwd met Truus, vier dochters en geen kleinkinderen. Opleiding: School met den Bijbel in Sprang-Capelle, hbs in Waalwijk, instituut voor bedrijfskunde op Nijenrode, studie management organisatie in Brussel. Officier bij de Stoottroepen in Den Bosch. Loopbaan: 36 jaar bij Philips. Onder meer als correspondent landenbehandelaar, commercieel manager in Pakisten en de laatste jaren ook in het internationale on derwijs. Nu bijna 25 jaar vrijwilliger.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2009 | | pagina 134