Het verleden is briljant, de toekomst spectrum T 1... MI> 1 9 PZC Zaterdag 10 januari 2009 Deze krant besteedt deze maand in een serie artikelen en met een debat aandacht aan de vraag: heeft Zeeland toekomst? Vandaag het eerste verhaal, over hoe machtig de provincie ooit was en hoe de rijkdom verloren ging. door Jan van Damme Zeeuwen hebben een verleden, om in weg te dromen. Verenigde Oost-Indische Compagnie, West-Indische Compagnie, rijke buitenplaatsen, van activiteit zinderende scheepswerven. Ooit, tussen 1600 en 1650, ooit wapperde de Zeeuwse vlag op alle zeeën. Ooit waren Middelburg, Veere en Zierikzee rijke han delscentra, waar kooplui hun pakhuizen vol stouwden met specerijen en andere ko loniale waren. Ooit konden de Zeeuwse be stuurders met hun vuist op tafel slaan en een eigenzinnige koers varen. Dat rijke verleden is een warm bad, waar we graag in rondpoedelen. Met altijd in het achterhoofd de vage hoop, dat we weer victorie zullen kraaien. Zeeland als een trots en rijk gewest, een provincie die heel goed zijn eigen boontjes kan doppen. De harde realiteit is anders. Bruisen doet de provincie alleen nog aan de vloedlijn, als het hard waait. Druk is het soms in de paar zomerse weken, als Brabant en Ruhrgebied met hun vrije tijd geen raad weten. Kortom, een geplaagd gewest, dat zich al gauw misdeeld en achtergesteld voelt. Zeker als er aan rechtbank en politie wordt getornd. We weten waar het fout is gegaan. Na 1650 hield de commerciële en culturele drukte in Zeeland nog aan, maar de werkelijke bloei verdween. Amsterdam, en later Rot terdam en Antwerpen, namen het stokje over. Het deltagebied werd een groen-blau- we oase, omdat alle ontwikkelingen zich net buiten de provinciegrenzen afspeel den. De Zeeuwse politici en ondernemers ontpopten zich in de 18e eeuw als bekwa me managers van de achteruitgang. De voorspoed was er niet meer, maar het werd goed verbloemd. Toen Napoleon het in Europa voor het zeggen kreeg, betekende dat het einde van de Zeeuwse roem. Rond 1800 zakte de provincie definitief door het ijs. De soevereiniteit ging verloren, van een kerngewest werd Zeeland een dunbevolk te uithoek in een Nederlandse eenheids staat. We kunnen het ons niet meer zo goed voorstellen. Maar de Zeeuwse trots werd in die Napoleontische jaren heel hard ge krenkt. De overzeese handel kwam hele maal stil te liggen, en de Engelsen plantten hun vlag in de Zeeuwse koloniën in de West. Het deed zeer, allemaal. De Schelde was voor Parijs met het oog op Antwerpen het beschermen meer dan waard. Vlissin- gen, eigenlijk heel Walcheren, werd een bolwerk dat als uitvalsbasis diende voor de aanval op het gehate Engeland. De inkwar tiering drukte zwaar. Steden als Middel burg en Veere zagen veel meer inwoners vertrekken dan er kwamen: Middelburg daalde tussen 1795 en 1815 van 17.600 inwo ners naar iets meer dan 13.000, Veere dui kelde van 1.860 naar 1.275. Hele wijken kwamen leeg te staan, sloop werd een be langrijke activiteit, niet meer functione rende bruggen werden vervangen door met puin opgevulde dammen. Achteraf be zien is het maar goed dat de stadskassen vrijwel leeg waren, zodat er te weinig geld was om alle sloopplannen te bekostigen. En bleven er toch nog een paar monumen ten gespaard. Kommer en kwel alom. En een ramp komt nooit alleen. Zeeland werd in deze tijd har der getroffen dan de meeste andere provin cies. Een verwoestende stormvloed in 1808 bracht dood en verderf. Een jaar later ko zen de Engelsen Walcheren uit voor een invasie, om van daaruit Antwerpen te vero veren. Vlissingen konden ze pas na een zwaar bombardement innemen. Geplaagd door Zeeuwse koortsen keerden ze nog datzelfde jaar op hun schreden terug. Ze lieten het eiland ontredderd achter. Sindsdien heeft Zeeland nooit meer die vooraanstaande rol uit de tijd van de Indi sche compagnieën kunnen spelen. Van een handelsgewest werd de provincie een randgewest, dat het vooral van de land- 'bouw moest hebben. De Utrechtse hoogleraar Wijnand Mijnhardt houdt zich al jaren be zig met wetenschappelijk onder zoek naar die omslag. Hij onderschrijft het beeld van het ooit machtige handelsgewest dat in de Franse Tijd bijna helemaal kopje onder ging. Sindsdien is die bloeitijd nooit meer teruggekomen. Ondanks bijvoor beeld de aanleg van de Zeeuwse spoorlijn, die in 1873 werd voltooid. Zelfs met nieu we havens en veerdiensten op Engeland wilde de commerciële en industriële voor; spoed niet meer op de Zeeuwse deur klop pen. Ook in de tweede helft van de 20ste eeuw, toen er schoorstenen gingen roken in het Sloegebeid, werd het woord bloei niet meer gehoord. Professor Mijnhardt kan zich de teleurstel ling en het daaruit voortvloeiende under dog-gevoel wel voorstellen. „Maar", zegt hij, „het is niet terecht. We hebben de nei ging om successen als van God gegeven te beschouwen, en die ook te willen behour den. Dat is natuurlijk onzin. De enorme bloei van Zeeland was destijds echt een kwestie van toeval. Om een voorbeeld te noemen: Antwerpen werd in 1585 door de Spanjaarden veroverd. Dat heeft heel veel uitgemaakt voor de opbloei van de Zeeuw se steden." Zeeland heeft de verhuizing van het cen trum naar de periferie heel moeilijk kun nen accepteren. De Utrechtse wetenschap per vertelt dat in de loop van de 19e eeuw in de meeste landen en gewesten de streek- drachten populair werden. In Zeeland ge beurde dat pas later. Pas toen tijdens de we reldtentoonstelling in Parijs in 1878 de Hin- deloopers met een hoerenkamer furore maakten, richtte de Middelburgse elite een 'Ouderwetse kamer' in, waarin de eigen Zeeuwse streekdrachten een ereplaats kre gen. Mijnhardt: „Die houding was teke nend. Zeeuwen hadden er geen belangstel ling voor, omdat ze op hun stedelijk verle den gericht bleven. Ze stonden verkeerd voorgesorteerd. Daar hadden ze last van." Mijnhardt woont niet in Zeeland, komt er niet vandaan, heeft er geen vakantiehuis, zal niet gauw naar het strand gaan. Toch blijft de provincie hem fascineren. Wereld wijd komt in de 18e en 19e eeuw een trek naar de steden op gang. Alleen in Zeeland - en ook in Friesland en Groningen - gaan er verhoudingsgewijs meer mensen op het platteland wonen. Die gang van zaken is niet te keren, zegt hij. „Zeeland moet aanvaarden, dat het ver leden briljant is en de toekomst mager. Dat hoeft geen probleem te zijn, als je strijdt met de blik naar voren en niet blijft dromen over wat geweest is." jLj 'Zeeland werd in en door de Bataafs-Franse Tijd hardhandig teruggezet naar een rang die steeds minder bepaald werd door zijn historische status en steeds meer door zijn geringe bevolkingsaantal. Ooit kerngewest van de Republiek, was Zeeland nu niet meer dan een uithoek.' N.C.F. van Sas: De metamorfose van Nederland, pag. 358.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2009 | | pagina 130