Bij de laatste wakken
Driewegen altijd in
gevecht met de zee
PZC Dinsdag 6 januari 2009 13
leufvtöd-
De PZC sponsort stichting Het
Zeeuwse Landschap. In Natuur-
journaal gaat hoofd ecologie
Chiel Jacobusse wekelijks in op
wat er aan de orde is in de
Zeeuwse natuurgebieden.
Nu een groot dee) van het
binnenwater dichtgevroren
is, concentreren veel vogels
zich op plaatsen waar nog
open water is. Een mooie en
opvallende soort is de grote
gele kwikstaart. Een zangvo
gel die zelfs onder barre win
terse omstandigheden vol
doende insecten weet te vin
den om in leven te blijven.
door Chiel Jacobusse
Het is druk in onze natuurgebieden. De meeste vo
gels zijn vertrokken, maar hun plaats is ingenomen
door schaatsers, die ook de nieuwe natuurgebieden
uitstekend weten te vinden. Daar zijn we blij mee.
Natuurgebieden zijn uitdrukkelijk ook bedoeld voor natuur
beleving en wat is er mooier dan een lange schaatstocht
door de ongerepte natuur?
De ondergelopen weilanden die vroeger op veel plaatsen zo
talrijk waren, zijn er niet meer, maar de nieuwe natuur zorgt
voor eemuitstekend alternatief!
De vogels zoeken de plekken op die de schaatsers juist angst
vallig mijden. Watervogels concentreren zich op de laatste
wakken waar nog open water is, in de hoop daar iets te eten
te vinden. Viseters zoals dodaarsjes en ijsvogels zijn vooral te
vinden waar stromend water is. Blijkbaar passeren daar on
danks de koude nog steeds kleine visjes, want de vogels blij
ven er in redelijk aantal aanwezig. Veel soortgenoten hebben
het zoute water opgezocht om daar hun geluk te beproeven.
Behalve deze viseters zijn bij de laatste wakken ook steevast
steltlopers te vinden. Het talrijkst is daar nu de watersnip,
die het vooral op kleine wormpjes en slakjes voorzien Heeft.
Vergelijkbare prooien worden gezocht door de eveneens tal
rijke zwarte ruiters en witgatjes. Het is opvallend hoe die
steltlopers ieder klein plekje waar nog iets te eten is, kunnen
vinden. Zelfs een wak van minder dan een vierkante meter
blijft maar kort onopgemerkt.
Omdat vogels zich concentreren op kleine oppervlakten
krijg je een nieuwe kijk op de mate waarin ze voorkomen.
Vogels als zwarte ruiter en witgatje blijken ineens als winter-
gast behoorlijk talrijk. Dat komt overigens ook omdat de aan
tallen aangevuld worden met soortgenoten die verder naar
het noorden de winterse omstandigheden ontvlucht zijn.
Misschien is het om dezelfde reden dat er de laatste tijd zo
veel grote gele kwikstaarten te zien waren. De grote gele
kwikstaart is een vogel met eenzelfde biotoopvoorkeur als
de ijsvogel. De grote gele kwikstaart is te vinden op plaatsen
met snelstromend water. Van nature is het een bewoner van
bergbeken, maar kunstmatige wateren worden zeker niet ge
meden. Soms overwintert de grote gele kwikstaart zelfs op
platte daken in de stad.
De grote gele kwikstaart is een insecteneter. Kennelijk kan
de vogel ook in de winter genoeg insecten vangen om in le
ven te blijven. Dat zijn overwegend erg kleine prooien. Je
ziet in het veld hoe de vogel voortdurend in zeer snel tempo
om zich heen pikt. Dat gaat met een snelheid van vele ma
len per seconde en bij die snelheid is het natuurlijk onmoge
lijk vast te stellen hoe vaak een uitval succes heeft. Er is geen
andere inlandse vogel die zo beweeglijk is.
De grote gele kwikstaart ontpopte zich de afgelopen eeuw
van een typische bergbewoner tot een vogel die ook in het
laagland broedt. In het oostelijk deel van Nederland is het
plaatselijk een gewone broedvogel langs beken. In de winter
is de biotoopkeus breder en dan is de grote gele kwikstaart
ook in Zeeland niet echt zeldzaam. In de afgelopen maan
den verbleven er exemplaren bij Middelburg, Hoedekensker-
ke, Schore en Kruiningen. Ook voor deze soort geldt dat de
aanhoudende vorst een waarneming makkelijker maakt.
Terwijl de grote gele kwikstaart toeneemt, staan zijn oor
spronkelijk inheemse verwanten, de gele en de witte
kwikstaart onder druk. Als oorspronkelijke bewoners van
het boerenland weten zij zich slechts met moeite te handha
ven.
Het dorp Driewegen is ontstaan op een splitsing van wegen
in de Coudorpsepolder (nu Driewegenpolder). De polder
ten noorden van het
veel oudere Coudorpe werd rond 1300 bedijkt. Coudorpe
werd
voortdurend door het water bedreigd en veel inwoners vestig
den zich langzamerhand in, het toen nog gehucht zijnde,
Driewegen in de nieuwe polder met zijn veel vruchtbaardere
gronden. Nadat Coudorpe in de tweede helft van de 15e
eeuw was verdronken groeide Driewegen. Aan het einde van
de 16e eeuw telde het nieuwe dorp al meer inwoners dan het
steeds kleiner wordende«Coudorpe. Over de geschiedenis
van zowel Coudorpe als Driewegen is in het verleden bijna
niets geschreven. Het oudste schepenakteboek uit de periode
1632 tot 1652 geeft wel veel informatie over beide dorpen. Be
langrijk was steeds de strijd tegen het water. Menigmaal is
het kantje boord geweest of de polder was ten ondergegaan.
Driewegen beschikt over een klein kerkje dat in 1678 werd ge
sticht. In de voorgevel is een witte steen geplaatst met een
18-regelige inscriptie. De tekst herinnert aan een initiatief
van de heren van Watervliet, die in 1659 geld inzamelden
om het toenmalige kerkgebouw op te knappen.
illustratie Adri Karman
foto Chiel jacobusse
De grote gele kwikstaart jaagt op insecten langs het water.