spectrum 12 MAARTEN VAN DER WEIJDEN Zijn sportieve missie is volbracht. De olympische titel in het open water stilde de honger bij zwemmer Maarten van der Weijden. De topsporter in hem bleek na 'Peking 2008' gestorven, maar de mens Van der Weijden is springlevend. Hoe anders was dat in een nog pril verleden. „Kanker zal altijd onlosmakelijk met me verbonden zijn." f PZC Zaterdag 3 januari 2009 Sportman van het jaar 2008. foto ANP Maarten van der Weijden: „Ik heb domweg geluk gehad." foto David van Dam/GPD De maanden waarin Maarten van der Weij den in de greep van acute, lymfatische leu kemie was en de kilo meters waarin hij zijn moment van glorie re gisseerde. Totaal verschillende omstandig heden, zou je zeggen. Maar niet voor de nu 27-jarige hoofdrolspeler. Hij trekt een parallel, zonder te doelen op de fysieke ge seling van zijn lichaam. „Beide keren was er sprake van berusting." Van der Weijden herinnert zich nog exact wat hij dacht toen in het voorjaar van 2001 de diagnose werd gesteld. „Ik overleef het of ik sterf. Op de uitkomst heb ik geen vat. Ik kan nu dus slechts één ding doen: me overleveren aan de medische wetenschap en de behandelingen ondergaan." Tijdens de olympische race bekroop hem een soortgelijk gevoel. „Ik wist dat ik er al les aan had gedaan, in de voorbereiding was niets aan het toeval overgelaten. Ik rea liseerde me zodoende dat ik kans had te winnen, maar besefte ook dat ik net zo goed vierde, zevende of negende kon wor den. Met elke uitslag zou ik vrede hebben, omdat ik mezelf niets kon verwijten. Dit vermogen tot acceptatie ontbreekt bij ve len. Zij schieten in de stress, terwijl ik nau welijks druk ervaar." Beter laat Van der Weijden zich niet karak teriseren. Hij is de man van de ratio, de nuchterheid zelve. Hoop is niet aan hem door Marco Knippen besteed, hij koestert geen illusies. Mis schien heeft het te maken met zijn achter grond. Van der W.eijden studeerde wiskun de. Zelf verwijst hij daarentegen naar zijn op voeding. „Al op jonge leeftijd kreeg ik mee dat ik, om iets te bereiken, hard moest wer ken. Bij elke keuze die ik maakte, diende ik de consequenties van dat besluit te aan vaarden. Zelfstandigheid en onafhankelijk heid vormden kernbegrippen. Niemand anders was verantwoordelijk voor mijn doen en laten, behalve ik zelf. Vanuit dat perspectief was de onheilstij ding een vreemde gewaarwording. „Plots moest ik de regie afstaan, werd ik afhanke lijk van anderen. Niettemin kon ik het met een een plek geven." Zijn ouders slaagden daar niet in. „Ze rea geerden hysterisch. Terwijl ik na thuis komst nog precies wist wat de arts had ver teld, waren zij alles kwijt." Zijn leven veranderde door de ziekte op slag. Van der Weijden kreeg te horen dat hem vier chemokuren en een stamceltrans plantatie wachtten. De geschatte overle vingskans bedroeg 30 tot 50 procent. Na de eerste kuur waren de kankercellen verdwenen. Tijdens de tweede sessie kreeg hij hersenvliesontsteking. Dat kon duiden op de terugkeer van leukemie. Zou dit het geval zijn, dan was het aftellen begonnen. Het rampscenario voltrok zich niet. Van der Weijden keek de dood recht in de ogen, maar trotseerde de blik. De onge wenste flirt met zijn sterfelijkheid werd af gekapt. Het keerpunt richting leven werd gevonden en aangetikt. „Ik heb domweg geluk gehad." De eerlijkheid waarmee hij over zijn ziekte praat en oordeelt, maakt veel los bij buiten staanders. Zoals bij een vader die zijn zoon verloor, als gevolg van leukemie. „Hij kampte met een schuldgevoel, omdat hij tijdens het ziekteproces louter negatieve gedachten had gehad. Ik was de eerste die onomwonden zei dat positief denken geen verschil had uitgemaakt. Geluk of pech wordt voor je bepaald. Zelf kun je slechts toekijken." Van der Weijden heeft dan ook weinig op met de theorie van Lance Armstrong, het andere boegbeeld van de kankerbestrij ding. Het ergert hem dat de Amerikaanse wielrenner, die komende zomer op jacht gaat naar zijn achtste eindzege in de Tour de France, er prat op gaat dat hij door zijn ongebreidelde positivisme zichzelf van teel balkanker genas. „Armstrong suggereert daarmee dat elke kankerpatiënt die komt te overlijden, het aan zichzelf te wijten heeft. Dat kan hard aankomen bij nabestaanden, is onnodig kwetsend." Desondanks begrijpt Van der Weijden Armstrong wel. „Hoewel we verschillend over onze genezing denken, zit er wel de gelijk een raakvlak in ons relaas. Beiden zochten we destijds naar zielsrust. Hij wa pende zich met de gedachte dat hij de kan-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2009 | | pagina 90