m) Hij staat bekend ais de onverstoorbare, oorverdovende straatpredikant. Niet alleen in zijn stad Eindhoven, maar in het hele land: Arnol Kox. De goedmoedige mens maakt menig glimlach los. Centrumwinkeliers schakelden de rechter in om van hem verlost te raken. Portret van een volhouder. TEKST MAX STEENBERGHE FOTO KEES MARTENS Arnol Kox: „De Bijbel zegt: 'wie van de mensen wil houden, moet op de hoek van de straat gaan staan'." een open. Hij trekt veel jeugd, die hem soms uitjoelt of voor het lapje houdt. Vindt hij niet erg. „Ik ben ook jong geweest." Hij haalde het nieuws met zijn wonder: in 1996 stond een mevrouw op uit een rol stoel. Ze loopt volgens hem nu nog. „ik deed niks", ver betert hij snel. „We hebben samen gebeden en zij voel de later dat iemand aan haar sleutelde. Dat zal een engel geweest zijn." Maar het aardse gezag zit hem achterna. Ooit pakte een agent hem op wegens ordeverstoring. De rechter sprak hem toen vrij („Ik bén al vrij", zei hij). Dit jaar kre gen de winkeliers, die hun zaken zien leegge- schreeuwd, hem wel te pak ken. Hij mag niet meer op vaste stekken staan. Dus rijdt hij galmend rondjes door het voetgangersgebied. Het is een, zou hij zelf zeg gen, in-goeie mens. Hij praat makkelijk een middag vol. In langere monologen loopt hij wel eens vast, maar verder is het logica waar we geen speld tussen krijgen, al valt het op papier wel uit een. Maar toch: „Iedereen ge looft. Er zijn geen mensen die niet geloven, want die ge loven dat ze niet geloven." Hij houdt niet op. Nooit. „Ik weet dat ik mijn doel, alle mensen, niet zal bereiken, maar een handjevol is ook mooi." Zijn drijfVeer: „Zolang het negatieve zich roert, ga ik er tegenin. Ik blijf mijn bood schappen brengen." pzc 24 DECEMBER 2008 niet kan? Ik dacht: als ik er een einde aan maak - want ik lag wel eens te balen - is dat dan ook een einde. Of is er een vervolg? „Ik ben een bèta-denker. Ik zoek bewijs. Maar zij die ge loven in een vervolg, kun nen dat niet bewijzen. Zij die geloven in geen vervolg, kunnen dat ook niet bewij zen. Dus moest ik wel gelo ven. Geloof is het tegenover gestelde van bewijs. Als er bewijs is, hoef je niet te gelo ven, maar als er geen bewijs is, blijft er niets anders over dan te geloven." Hij zette alles op een rij en koos te geloven. Hij koos ook een God. „Er zijn er veel, maar ik heb een lieve moeder en ik heb haar God gekozen." En hij begon de Bijbel te lezen. Daarin vond hij zijn doel. „Er staat: 'wie van de mensen wil houden, moet op de hoek van de straat gaan staan'. Afijn, ik naar de hoek van de straat. Maar wat moest ik daar? Ik heb wat weken staan kijken. En ben toen een liedje gaan zingen. 'Ik zing een liedje, bid een liedje'. Na een tijd ben ik er een boodschap in gaan leggen. En dan willen er wel eens mensen praten. We bidden samen. Of niet. Net wat ze willen. Ook goed. Niets moet, Jezus ver plicht tot niets." Zijn boodschappen wisse len. „Ik ga dagelijks naar de kerk, luister naar de preek. Die probeer ik te vertalen naar het nu. Of ik hoor wat op tv, lees wat in de krant." Hij staat voor alles en ieder WE ZITTEN NOG NIET aan zijn keukentafel of Arnol Kox pakt het thema op. „Ver lossing? Jezus heeft mij ver lost van onzekerheid. Dank zij Hem heb ik de waarheid leren kennen. En de waar heid maakt vrij. Wie de waarheid leert kennen, raakt bevrijd van twijfel. Twijfel is niet leuk, twijfel over waarom we leven. Die twijfel heb ik niet, ik ben verlost van onzekerheid." Het komt er stamelend en stotend uit. Niet uit onwil of onzekerheid, Nol twijfelt nooit, elk woord geeft hij een bijbelse context. Maar decennia lang de medemens het Woord des Heeren toe toeteren, vraagt een tol van zijn stembanden. In weer en wind buiten zijn, heeft zijn constitutie danig aange tast. Dan is er nog het been waar alles mee begon. Het wil nog steeds niet. Buiten scoo- tert hij, binnen zit hij achter stevoren op een rollator en schopt zich vooruit over de witbetegelde vloer. Zijn huis is keurig. Een arbei derswoning. Leuke banken, veel boeken. Een computer tafel, een altaartje met Je zus- en Mariabeelden. Zijn plaats is aan de keukentafel, verstopt onder alle kranten van vandaag. Achter zijn rug een wandrek met snuiste rijen, Wuppies en een bij bel. Ziet er ongelezen uit. „Ik krijg er veel. Maar ik ken 'm al", lacht hij. Hij zit niet vaak binnen. Is meestal op straat. Hoort bij het centrumbeeld als de dui ven die dankzij overvloedig voer om hem heen vlokken. Hij knort door het winkelce- trum op zijn met kruisen, beeldjes, tassen, touwtjes, poppetjes en posters volge hangen scootmobiel, rollen de mantra's schreeuwend. Zijn doel: „De mensen het Licht laten zien, de liefde van Jezus laten voelen, de weg wijzen naar en van Hem." Er zijn meer predikers, er is maar één Arnol. Eindhove- naren kennen hem allemaal. Maar is dat zo? Er gaan veel verhalen. Dat hij ingenieur was bij Philips. Of professor aan de TU. En toen een on geluk kreeg. En het Licht zag. Dat is niet zo, vertelt hij. Hij zag het Licht niet, het ging geestelijk, berede neerd. Hij is niet gek! Vraag hem hoe oud hij is en ondanks zijn grijsvlokkende baard zegt hij 39. Want 39 jaar geleden, toen 16 jaar („en 8 maanden") oud, kreeg hij een brommeronge luk. Zwaar. „Ik lag al onder een laken. Doodverklaard. Maar mijn ouders wilden dat ik het Heilig Oliesel kreeg en toen begon ik weer te ademen." Door dat wonder zag hij na tuurlijk het Licht! „Nee, want ik lag drie weken in co ma. Daarna was ik stom en half lam, ik moest leren pra ten en schrijven." En nog zag hij Jezus niet. In tegendeel. „Er was een bacte rie in mijn gebroken been gekropen, die aaneengroei- ing verhinderde, zodat ik ne gen maanden moest blijven. Ik dacht: waarom moet mij dit overkomen, waarom ik, wat is de zin van mijn le ven, waarom kan ik wat ik kan en kan ik niet wat ik

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 95