PAUL SCHNABEL
spectrum 12
PZC
Zaterdag 20 december 2008
u
woordig tweeënhalf miljoen uit één per
soon. In de grote steden is het zelfs al de
helft van alle huishoudens. Het is de snelst
groeiende groep. Gezinnen met kinderen
zijn onder de huishoudens een minder
heid, nauwelijks eenderde."
Was het een bewuste keuze?
„Het is zo gelopen. Op een gegeven mo
ment denk je: göh, dit is dus kennelijk
mijn leven. Ik vond het ook niet onaange
naam. Ik ben graag alleen en besloot het
verder maar zo te houden. Dan richt je je
leven bewust anders in, met schrijven,
met lezingen, met bestuursfuncties. Maar
ook met hobby's als kunstgeschiedenis,
opera, literatuur en reizen. De dagen zijn
vol."
Er is niks zieligs aan?
„Ik strijk wel mijn eigen hemden, hoor. Ik
heb iedere week een hulp, maar ik kan al
les zelf Het heeft ook zijn voordelen. Ik
kan gaan en komen wanneer ik wil. En als
ik de deur achter me dicht doe, hoefik
met niemand niks."
Geen momenten van eenzaamheid?
„Af en toe, maar die heeft toch iedereen?
Ook mensen met een partner. Ik kan goed
tegen deze manier van leven. Op een hotel
kamer voel ik me wel alleen, maar in mijn
eigen huis nooit."
Paul Schnabel (60) is tien jaar
directeur van het Sociaal en
Cultureel Planbureau (SCP). Hij
verbaast zich nog geregeld over
de samenleving. Een man alleen
in een land 'waar de welvaart
van maand tot maand moet
worden gerealiseerd'.
door Dick Hofland foto's David van Dam/CPD
Geen gevoel van spijt?
„Zo zou ik het niet willen noemen, want
dat impliceert dat je iets fout hebt gedaan.
Het is meer dat ik soms denk: jammer.
Want het kan natuurlijk heel gezellig zijn,
een partner, een gezin met kinderen. Die
gezelligheid, dat soort sfeer, idealiseer je
op zulke momenten. Terwijl er genoeg
voorbeelden zijn van relaties, met en zon
der kinderen, waar het allesbehalve gezel
lig is. Uit onderzoek blijkt dat kinderen
niet gelukkig maken, alleen leuke kinderen
doen dat. Overigens laat onderzoek ook
zien dat de man alleen het minst gelukkig
is van iedereen. Maar ja, voor dat onder
zoek ben ik nooit gevraagd.
Vroeger droomde u niet over huisje, boompje,
beestje?
„Vast wel eens, maar ach, op mijn 10de
ging ik al alleen naar musea, las ik boeken
over kunst en maakte ik daar aantekenin
gen van. Ik kom overigens wel uit een ge
zin waar veel werd gelezen en waar ik heb
geleerd stil te zitten lezen. Mijn vader had
hts gedaan en mijn moeder was onderwij
zeres geweest. Naar de huidige maatstaven
had ik ouders met een hbo-opleiding en
dat was niet gebruikelijk in de jaren vijftig.
Mijn moeder had een heel goede smaak
voor kinderboeken en strips waren ook
geen probleem. Het was een stimulerende
omgeving. Ik heb daar geleerd lezen leuk
te vinden."
jochies van 10 zijn toch vooral met voetbal be
zig?
„Voetbal heeft me nooit geïnteresseerd.
Geen enkele sport trouwens. Nu wel veel
meer, ik zit zelfs in de Council voor het
plan om de Olympische Spelen weer naar
Nederland te halen. Verder loop ik al bijna
25 jaar hard, anderhalf tot twee uur per
week. Te weinig eigenlijk."
U kon heel goed leren?
„Het ging wel makkelijk. In een recent in
terview met de sopraan René Fleming
vroeg een journalist: 'Die hoge C, dat is
enorm moeilijk hè?'. Waarop zij antwoord
de: 'Ja, maar voor mij niet'. Zoiets dus. Dit
jaar zag ik in het Concertgebouw Bernard
Haitink, nu bijna 80, een symfonie van
Mahler dirigeren. Meer dan vijf kwartier
en helemaal uit het hoofd. Dat je dat kunt,
daar begrijp ik helemaal niets van.
„Je hebt toch altijd bewondering voor iets
wat je zelf niet beheerst. Ik heb gepro
beerd te schilderen, te zingen, piano te spe
len, maar ik kan het niet. Dus heb ik enor
me bewondering voor mensen die het wel
kunnen. Maar ik zirer niet mee, ik kan
weer andere dingen."
Gezien uw interesse voor kunst lag het niet
voor de hand dat u sociologie ging studeren.
„Ik vond heel veel dingen leuk. Ik wilde
wel architect worden, maar ik was niet
goed genoeg in wiskunde. Ik wilde kunst
geschiedenis studeren, maar dat werd me
thuis ernstig afgeraden: 'jongen, daar valt
geen droog brood in te verdienen'. Ik wil
de wel de hogere hotelschool doen, maar
mijn vader zei: 'wij hebben geen hotel'. In
die tijd waren hotels nog familiezaken.
„Ik heb daarna studies zitten afstrepen die
ik allemaal niks vond, tot ik bij sociologie
uitkwam. Dat was toen erg in de mode,
maar het eerste jaar vond ik er niks aan. In
het tweede jaar realiseerde ik me: nu moet
ik kiezen om er mee te stoppen of er echt
iets van te maken. Ik koos voor het laatste
en daarna ben ik me er in gaan verdiepen
en werd het leuk."
Wat is daar zo leuk aan?
„De verbazing over de samenleving."
Bent u nog altijd verbaasd?
„Het komt best vaak voor dat ik een onder
zoek van ons lees en denk: hé, nooit ge
dacht. En soms ben ik ronduit verbijsterd."
Wanneer bijvoorbeeld?
„Ik had altijd het idee dat de vergrijzing in
Nederland enorm is. Uit onderzoek blijkt
echter dat wij zo'n beetje de jongste bevol
king ter wereld hebben. Verder dacht ik
dat als je maar oud genoeg wordt, ieder
een uiteindelijk aan dementie gaat lijden.
Dat klopt niet. De helft van de mensen bo
ven de 95 heeft helemaal geen dementie.
De echte ouderdomsziekte is de aftakeling
van het bewegingsapparaat, de ogen en de
oren."
En de crisis waar we nu mee te maken heb-
woont alleen?
„Mijn hele volwassen
leven al."
Dat hoor je niet zo vaak.
„Vergis je niet, van de
zeven miljoen huishou
dens bestaan er tegen-