'Bam, ben je zo
je huis kwijt
'Trots dat ik niet
aan de drugs ben
i
EDDY MOET NET 12 JAAR ZIJN GEWEEST
TOEN HIJ VOOR HET EERST EEN PAAR
NACHTEN OP STRAAT RONDZWIERF. Zijn
stomdronken moeder had hem buiten gezet.
Drie dagen lang bleef de deur op slot, met de
sleutel binnen in het slot. Dat het drie dagen
duurde, weet hij nog zo goed omdat hij elke
dag opnieuw probeerde of hij weer binnen
mocht. En bij die ene keer bleef het niet. Ook
met 14 en 15 jaar hing hij enkele malen dag
en nacht rond op straat. Soms omdat zijn
moeder hem eruit schopte, soms omdat hij
het thuis niet meer uithield. „Ik wilde nooit
thuis zijn", zegt Eddy (23). „Thuis was het
niet fijn. Er was niemand die zei dat ik naar
bed moest, niemand die me 's ochtends uit
bed haalde om naar school te gaan. Eten
moest ik zelf maken. Mijn vader was altijd
voor zijn werk in het buitenland. Mijn
moeder kon daar niet tegen en is gaan
drinken. Uit eenzaamheid, denk ik. Ze drinkt
al sinds mijn vijfde. Ik weet niet anders. Ik
heb haar meerdere malen in een delirium
gezien, schuimbekkend kroop ze over de
grond. Geloof me, dat wil je niet zien."
Toen Eddy 17 jaar was, bleek dat zijn vader
longemfyseem had. Omdat zijn moeder dat
niet kon, heeft Eddy zijn vader verzorgd.
Eten gegeven, gewassen, naar bed gebracht.
Tot zijn dood, Eddy was toen 20 jaar. „Ik had
intussen mijn vmbo-diploma gehaald en was
leerling-drukker bij een drukkerij. Maar ik
verdiende te weinig om onze
eengezinswoning van te betalen. De
gemeente had precies uitgerekend hoeveel
mijn moeder en ik kwijt zouden zijn aan huis,
gas, water, licht, dat soort dingen. En dat zou
ik net niet halen, zeiden ze. Bam, ben je zo je
huis kwijt."
Eddy ging terug naar de caravan van zijn
vader waar ze vroeger de vakanties
doorbrachten. Maar de afstand tussen de
caravan en zijn werk was zö groot dat hij het
reizen niet lang volhield. En dus verloor hij
ook zijn baan. „ledereen die ik daar kende,
had zijn zaakjes mooi op orde. Een auto, een
baan. En ik had niks. Ik wist niet meer wat ik
daar te zoeken had. Maar waar ik dan wel
naartoe kon, wist ik ook niet."
Hij ging terug naar zijn moeder, die intussen
in Utrecht onderdak had gevonden, maar dat
ging niet lang goed. Hij kon haar dronken
buien niet meer aanzien. „Ik kon bij vrienden
op de bank slapen. Dat heb ik even gedaan,
maar ik voelde me bezwaard. Ze hadden al
zo'n klein huis en dan ik er nog bij... Ik ging
van opvanghuis naar kennis naar
opvanghuis." Tot hij bijna een jaar geleden
een plekje vond in een pension, speciaal voor
zwerfjongeren. Daar leert hij te leven volgens
een normaal dag- en nachtritme. Slapen blijft
lastig. Hij leert er klussen in de bouw, de
tuin, de horeca. Eddy durft weer te dromen.
Hij wil cameraman worden. „Ik wil alles wat
ik zie vastleggen. Het wordt vast niet
makkelijk maar ik wil heel graag. Ik
hoop dat ik het haal."
„MIJN HELE LEVEN LANG BEN IK HEEN EN
WEER GESJOUWD", zegt Sandra (22). „Ik
was net twee maanden oud toen ik in een
kindertehuis kwam. Ik heb veel tehuizen en
pleeggezinnen versleten, veel meer dan goed
voor je is. Mijn ouders waren
drugsverslaafden. Ik moest regelmatig bij
hen op bezoek. Toen ik vierenhalf jaar was
vroegen mijn pleegouders waarom ik zo bang
was om naar huis te gaan. Ik zei: 'Overal ligt
wit spul'. Mijn ouders werden opgepakt, en
mijn moeder vond dat ik haar had verraden.
Daarna moest ik steeds van het ene
pleeggezin naar het andere, omdat mijn
ouders niet mochten weten waar ik was."
Sandra leerde op haar vijftiende haar
ex-vriend kennen. Ze stopte met school en
ging bij hem wonen, vooral om uit het
opvanghuis weg te komen. „Afschuwelijk
vond ik dat tehuis. Daar zijn dingen gebeurd
waar ik het liever niet over wil hebben." Op
haar negentiende kreeg ze haar eerste kindje,
dat intussen is overleden. Het was geen
gelukkige relatie, ze werd regelmatig
geslagen. Toen ze op een dag de moed had
verzameld om te vertrekken, heeft hij haar
zo toegetakeld dat ze in het ziekenhuis
kwam. „Ik zwierf van het ene adres naar het
andere. Er waren wel kameraden die mij
opvingen maar dat was telkens maar voor
even. Ik hing veel rond op straat en daarom
is mijn dochtertje van mij afgepakt. Ik kon
haar geen stabiele basis bieden, zeiden ze.
Kapot was ik daarvan."
Maar dat was een jaar geleden. Het gaat nu
veel beter met Sandra. „Ik woon samen met
mijn lieve vriend. Hij begrijpt wat ik heb
meegemaakt. Hij heeft zelf ook in
kindertehuizen gezeten, maar intussen heeft
hij een vaste baan en een eigen huisje. Nog
niet alles is in orde, maar het gaat de goede
kant op. Als alles goed gaat, krijg ik in mei
mijn dochtertje weer terug. Ze is intussen
anderhalfjaar en woont in een pleeggezin,
waar ik haar elke maand mag opzoeken. Als
ik haar terugkrijg, zal ik heel gelukkig zijn.
Verder start ik binnenkort in een traject om
te kijken wat ik voor werk zou kunnen doen.
Ik zou heel graag met probleemjongeren
willen werken. Hen vertellen dat, hoe slecht
het ook gaat, het toch allemaal nog goed kan
komen. Als je er maar voor wilt knokken."
„Ik heb nooit een goed voorbeeld gehad. En
de meeste mensen die geen goed voorbeeld
hebben gehad, kiezen voor de verkeerde
weg. Ik niet. Ik ben blij dat ik een vechter
ben. En trots dat ik niet aan de drugs ben. Ik
heb gezien wat dat rotspul doet. Mijn
broertje is wel een junkie geworden, hij leeft
nog wel op straat. Ik weet waar hij veel
rondhangt maar ik zoek hem nooit op. Dat
klinkt misschien heel hard maar ik wil niet
dat hij me meetrekt in zijn slechte leven. Ik
wil vechten voor het geluk, voor
mezelf, voor mijn vriend en voor
mijn dochtertje."
Pe namen van Eddy en Sandra zijn op verzoek gewijzigd. Zij staan niet op de foto's,
die zijn gemaakt bij Sancta Maria, opvanghuis voor zwerfjongeren in Nijmegen.
Vrijdag 19 december 2008 PZC