Leider baadt in licht
9 spectrum
Mag je aan een postzegel van de Grote Leider likken? Geen vreemde vraag
in Noord-Korea. Hier mag eigenlijk niets. De Vrienden van het regime' zijn
talloos en actief. Angst en wantrouwen heersen alom.
PZC
Zaterdag 13 december 2008
gers en arbeid tussen beide delen. Bij het
bord 'Seoul 70 km' zwaait de luitenant-ko
lonel ons uit. In zijn hand klemt hij de
oogst van het toeristenbezoek: een stuk
zeep, drie pakjes Chinese sigaretten. Vrien
delijkheid is ook in oorlogstijd te koop.
Terug in Pyongyang zie ik gehelmde arbei
ders, ritmisch begeleid door een ambte
naar met een drumstel, kiezelstenen klo
ven voor een nieuwe trambaan. Ik zie nieu
we auto's, stalletjes voor de staatswinkels,
eentje zelfs met softijs. Diep onder de in
druk onderga ik de Arirang Mass Games in
het gigantische May Day Stadion. Een zee
van honderdduizend turners, acrobaten en
kinderen. Zelfs de allerjongsten, niet ouder
dan 5 jaar, laten geen knots of hoepel val
len. Menselijke torens van vier, vijf hoog
weigeren hardnekkig in te storten.
Onze begeleidster gloeit van trots. Bij de
Games, zegt ze, draait alles om eenheid.
Daarvoor oefenen de kinderen elke dag
een uur. Een maand voor de Games zijn
de repetities in het grote stadion. Dan
wordt er elke dag acht uur geoefend.
Afgezien van de alledaagse oppervlakkighe
den is het onmogelijk contact te leggen
met de Noord-Koreanen. Volwassenen
wenden zich beschaamd af als ik hen aan
spreek. Sommigen hollen weg. Zonder be
geleiding kan ik niet over straat, ook niet
naar koffiebar Pyolmuri. „Bij elkaar blij
ven, camera's in de zak", luidt het com
mando. Om de hoek ligt het hoofdkwar
tier van de Communistische Partij.
Bij elke foto, behalve die van de talrijke ge
denkzuilen en standbeelden, vreest onze
begeleiding dat er iets verkeerds op staat.
Bij herhaling raken ze in paniek, zijn soms
zelfs in tranen. Zo ook onze jonge begeleid
ster als er iemand uit het gezelschap zoek
is. Een functionaris die de greep kwijt is op
'zijn' toeristen loopt het risico privileges te
verliezen, met in het uiterste geval verban
ning uit de modelhoofdstad.
's Avonds ligt Pyongyang er stil en spook
achtig bij. Dit land is te arm voor straatlan
taarns en huiskamerlicht. Totale duisternis
heerst er niet. Ver weg, op een heuveltop,
baadt de Eeuwige Leider in verblindend
schijnwerperlicht. Daar wijst hij de weg,
twintig meter hoog in brons. Zelfs als de
stroom in de stad weer eens met een klap
uitvalt.
Na tien dagen, op weg naar China, let ik
niet meer op de roestende treinstellen die
op rangeerterreinen staan, noch op het
vrouwtje dat al mijn bewegingen gade
slaat. De perronbewakers, brugbewakers,
wagonbewakers en allesbewakers in hun
grijsgrauwe, zeegroene en gifblauwe uni
formen negeer ik. In Sinuiji, het grenssta
tion, laat het bewind zich nog éénmaal gel
den. Onwelgevallige foto's worden door
douaniers genadeloos gewist.
Kang is een uit veiligheidsoverwegingen
gefingeerde naam.
Reageren?
spectrum@wegener.nl
tekst en foto's Joop Spanjersberg
Bronzen beelden op de begraafplaats van Schildwacht bij de toegang tot de gedemilita- Het wakend oog van de Grote Leider, Kim II
helden uit de oorlog. riseerde zone tussen Noord- en Zuid-Korea. Sung, is alom aanwezig in Pyongyang.
mand beweegt. Als er uiteindelijk iemand
verschijnt, is het een luitenant-kolonel die
met een kort gebaar onze bus laat vertrek
ken. Fotograferen? „Ga uw gang", zegt de
militair met een uitnodigende armzwaai.
Terwijl hij met een collega in onze bus
plaatsneemt, klikken onze camera's. Alles
wordt vastgelegd: de bolle militaire petten,
de tankval met schrikdraad waar we door
heen rijden, de oogstende boeren op de
rijstvelden aan weerszijden van de weg,
het laatste checkpoint, bemand door mili
tairen met veldtelefoon en verrekijker.
Dan zijn we er: Panmunjom, de
bestandslijn. De witblauwe
VN-grensbarak oogt idyllisch.
Kom ik hiervoor? Aan de
Zuid-Koreaanse kant is geen beweging
waarneembaar. Dat is zo geregeld, meldt
kameraad Kang. Geen gejoel of gezwaai
van toeristen. Nieuwsgierig betreden wij
de barak. In 1953 werd hier het staakt-het-
vuren getekend. Verouderd meubilair, ver
sleten zeil maar wel recent geverfd. De on
zichtbare demarcatielijn, buiten vormgege
ven door een betonlint, loopt dwars door
de barak. Kameraad Kang beleeft zijn mo
ment. Een paar stappen en hij staat pontifi
caal als stout en trots kind op Zuid-Kore-
aans gebied. Twee meter verderop slaan
twee Noord-Koreaanse soldaten het tafe
reel gade. Armen voor de borst gekruist,
benen uit elkaar.
„Ik ben voor hereniging. Wij Koreanen
zijn één volk, met één taal en één cultuur",
erkent Kang op de terugweg in de bus. Her
eniging is een zaak voor de volgende gene
ratie. Zelf geeft Kang de voorkeur aan een
federatieve staat, met vrij verkeer van bur-
Na twee uur rijden steekt chauffeur Lee
zijn hand op. We naderen de 4 kilometer
lange gedemilitariseerde zone, het gebied
dat beide Korea's sinds 1953 scheidt. Na
1989 kwamen de eerste toeristen naar
Noord-Korea. Sindsdien bezochten duizen
den vreemdelingen met een camera het ge-
fortifïceerde grensgebied. Ik voel me toch
opgewonden, zie reeksen tankvallen (be
tonnen palen die over de weg kunnen val
len) en in het veld gelegde rijen rotsblok
ken. Terwijl de betonnen flats van Kae-
song, de oude hoofdstad, de aandacht trek
ken, wuift kameraad Kang routineus naar
soldaten bij de wegversperringen die om
de kilometer opduiken.
een poort en we staan voor de slag
van het grensgebied. Dag en nacht
men elkaar hier in de gaten, vanach-
hekken met schrikdraad. Niets en nie