spectrum 4 PZC Zaterdag 6 december 2008 De beperking omarmd Verlangen, dankbaarheid, angst en nood: door omstandigheden gaan mensen in gebed. Zoals Eveline Helder, die in de vierde aflevering van de serie Het Gebed vertelt over haar zoon, die naast het syndroom van Down nóg een syndroom bleek te hebben. Ze bad om daar wat tegen te doen. „Dan zou ik over Down nooit meer klagen." door Jan Vriend foto Marcel Rob Het was op een wc van het VU-ziekenhuis in Amster dam. Eveline Helder wacht te op de uitslag van een on derzoek. Dat haar baby Flo- ris het syndroom van Down had, kon ze accepteren. Dat hij er ook het syndroom van West (een aangeboren afwijking van de hersenen met epilepsie tot gevolg) bij zou hebben, niet. „In de veilige besloten heid van die wc bad ik met elk woord dat in me opkwam, dat medicijnen konden helpen." Helder werkte als verpleegkundige toen ze bijna dertig jaar geleden haar latere man Geert ontmoette. Nadat ze trouwden, stop te zij tijdelijk met werken om zich volledig op de kinderen te richten. Binnen vier jaar kregen ze drie dochters. De jongste was 5 toen Eveline in 1993 weer in verwachting raakte. Ze was 33 jaar. Na een voorspoedi ge zwangerschap volgde een net zo voor spoedige bevalling. Ze bracht thuis een zoontje ter wereld, dat ze Floris noemden. „Op het eerste gezicht was er niks bijzon ders aan hem te zien. Tot hij zijn ogen opendeed. Ik zag dat er iets niet klopte. Zijn oogopslag was niet helder. Ik legde mijn twijfels aan de huisarts voor. Uit een bloedonderzoek in het ziekenhuis bleek dat het niet goed was. Vijf dagen na zijn geboorte kregen we zekerheid: hij had het syndroom van Down. „We vonden het verschrikkelijk. In een flits dacht ik eerst dat het misschien het beste was als hij dood zou gaan. Want wat kon de wereld hem bieden? De samenle ving van nu eist zo veel. Daar zou hij toch nooit aan kunnen voldoen? Ik voorzag al leen problemen. Ik wilde Floris wel, maar ik wilde dat syndroom van Down niet." Toch drong al snel door dat die twee onlos makelijk met elkaar waren verbonden. „Toen ik hem als een klein kwetsbaar mensje in dat ziekenhuisbedje zag liggen, werd hij me ineens heel dierbaar." Floris was zeven maanden toen ze merkte dat er nóg iets niet in orde was. „Als hij in zijn wipstoeltje zat, maakte hij van die rare bewegingen met zijn armen. Zijn hoofd viel ook steeds naar voren." Tijdens hun dagelijkse middagdutje samen merkte ze ook een verschil: in de eerste maanden zocht hij met zijn handje steeds haar hand op. Als iets vanzelfsprekends. zien omdat hij in een inrichting zat. Ik zat te trillen aan de telefoon. Bij ieder verhaal werd het erger. Onze toekomst leek te ver anderen in een rampenscenario." De enige weg om daar onderuit te komen, verliep via medicijnen. Specialisten legden uit dat er een kleine kans was dat een com binatie van pillen zou aanslaan. „Daar ves tigden we meteen al onze hoop op, maar die vervloog al snel toen er bij een eerste en een tweede EEG-onderzoek geen enke le verbetering te zien was." Een nieuwe medicijnenronde volgde, waarna een der de EEG definitief duidelijkheid moest ver schaffen. „In afwachting van de uitslag, ging ik in het ziekenhuis naar de wc. In de beslotenheid vari het toilet bad ik met alle woorden die in me opkwamen." Ze was protestants opgevoed, maar had af stand genomen van de kerk. „Ik geloof wel in God als synoniem voor liefde, maar de kerk betekende voor mij vooral dat je din gen moest. Toch schoten op dat moment in die wc alle psalmen en bijbelteksten van vroeger weer door mijn hoofd. Ik vroeg ze daar boven of die medicijnen als jeblieft mochten aanslaan. Laat het lukken, zei ik. Dan zal ik nooit meer zeuren over dat syndroom van Down." Het lukte. „Ik kon de dokter die het goede nieuws vertel de, wel zoenen." Kort daarna verdween Floris' handje bij hun middagslaapje weer in haar hand. Ver trouwd, net als toen. Floris groeide op als een gewoon kind van het gezin. Gadegesla gen en beschermd door zijn drie zussen, ging hij naar de 'normale' basisschool. Hoe wel hij de lessen soms moeilijk kon bijbe nen, was het voordeel dat hij vriendjes in de buurt kreeg. Na groep 7 maakte hij de overstap naar het voortgezet speciaal on derwijs. „Eerst was het een pijnlijke stap. Het deed ons zeer dat hij iedere morgen met een busje werd opgehaald. Het onder streepte zo dat hij anders was, maar hij had het meteen helemaal naar zijn zin. Daar gaat het natuurlijk om." Het gaf zijn moeder ruimte aan het werk te gaan als wijkverpleegkundige, wat ze ne gen jaar deed. Inmiddels heeft ze een ei gen praktijk als magnetiseur. Over zijn syn droom van Down heeft ze nooit meer ge mopperd. „Floris is geweldig zoals hij is." Met zijn ontwapenende benadering groei de hij uit tot de spil van het gezin. Waarbij zijn beperking tegelijk zijn kracht is. Hij prikt dwars door nepgedrag of mooiprate- rij. „Hij zegt precies waar het op staat. Toen een van zijn zussen het waagde met een partner aan te komen, die hij niet zag zitten, liet hij dat gelijk merken. Die verke ring is nu dus uit. Al is die jongen gelukkig wel een huisvriend gebleven." Reageren? spectrum@wegener.nl '-)at deed hij in- eens niet meer. JlP' ïaar v'cr~ V i('- den we '|||jmT" oudejaars- W avond bij mijn jjgl yy J broer in Zee- VpHI A land. Hij is neu- roloog. Toen hij Floris die rare bewegin- l gen zag ma- ken, herkende hij die als f* krampen die horeiï bij epi lepsie. Hij raadde ons aan Floris bij het VU-ziekenhuis in Amsterdam te laten on derzoeken." Uit hersenonderzoeken kwam naar voren dat Floris het syndroom van West had. „Thuis kwam de paniek. Omdat ik wilde horen hoe het is een kind met zowel het syndroom van Down als het syndroom van West te hebben, zocht ik via de Stich ting Down Syndroom contact met ouders die zo'n situatie uit de praktijk kennen. De reacties waren om te huilen. De eerste moeder die ik sprak, had een zoontje van 7. Ze was blij dat hij net begon te krui pen. Daarna sprak ik een moeder van een meisje van 10 dat net kon praten. Een der de had haar kind al een paar jaar niet ge

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 94