Vroege hulp helpt!
JEUGDGEZONDHEIDSZORG
Het bekende hielprikje met daaraan gekoppeld een gehoortest in de eerste week na de geboorte,
herhalingsinentingen op 9-jarige leeftijd en, op 13-jarige leeftijd, een bezoekje aan de
jeugdverpleegkundige. (Bijna) elk kind in West-Brabant krijgt ermee te maken. Drie professionals
binnen de West-Brabantse JeugdGezondheidsZorg (JGZ) geven een inkijkje in hun werk.
Tekst en foto's Paula Koster
'Betere prognose
dankzij vroegtijdige
signalering'
'De deur staat
altijd open"
'Vaccineren
beschermt kind
én diens omgeving'
Wie Lianne Kerstens
Functie JGZ verpleegkundige en coördinator neonatale
screening bij Thuiszorg West-Brabant
Vertelt over de hielprik en de gehoortest
„Zodra een baby is aangegeven bij de burgerlijke stand
gaan de gegevens van het kindje via de provinciale entad
ministratie naar Thuiszorg West-Brabant. Binnen een
week komt een van onze vijf gehoorscreeners thuis langs
om een hielprik en een gehoortest af te nemen. Ligt het
kindje de 4e dag na de geboorte nog in het ziekenhuis,
dan vindt de hielprik daar plaats. De gehoortest komt
dan later, als de baby thuis is. Bij de gehoortest zendt
een objectief meetinstrument een geluidssignaal naar het
middenoor dat, als het slakkenhuis goed functioneert,
een miniem signaal terugstuurt. Onze apparatuur vangt
dit signaal op en interpreteert het. Pakt de eerste test
niet positief uit, dan wordt die een week later nog eens
overgedaan. Is ook de uitslag daarvan niet goed, dan
volgt kort daarna een derde test. Daarbij stuurt de appa
ratuur een geluidssignaal via het oortje direct naar de her
senen, vangt het signaal dat de hersenen terugzenden op
en interpreteert dat. Als ook deze test niet goed uitvalt
wordt de baby doorgestuurd naar het Audiologisch Cen
trum in Breda. Daar wordt bekeken wat de oorzaak is van
het negatieve testresultaat. Overigens hoeft een gehoor-
stoornis niet blijvend te zijn. Vroegtijdige gehoorscree-
ning maakt het de arts mogelijk om snel te starten met
de juiste behandeling. Want hoe eerder je ingrijpt bij ge-
hoorstoornissen, hoe beter de prognose. Dat geldt ook
voor de achttien bijzondere ziektes die kunnen worden
opgespoord via de hielprik. Deze ziektes zijn ongenees
lijk, maar snelle en adequate zorg en begeleiding kunnen
het ziekteverloop wel positief beïnvloeden."
Wie Marieke van Loenhout
Functie doktersassistente bij de GGD West-Brabant
Vertelt over de 9-jarigenprik
„In het jaar dat het 9 wordt krijgt in principe elk kind in
Nederland wat in de volksmond de 9-jarigenprik wordt
genoemd. Eigenlijk is het een stereoprik; in de ene boven
arm krijgt het kind de bof-, mazelen- en rodehondvaccina-
tie en in de andere die tegen difterie, tetanus en polio.
De 9-jarigenprik is de laatste in een serie inentingen die
wordt aangeboden vanaf de leeftijd van twee maanden.
Inenten is belangrijk, omdat door de toegenomen mobili
teit van de wereldbevolking ziektes die in Nederland nau
welijks nog voorkwamen toch weer regelmatig opduiken.
Het woord 'aanbieden' geeft al aan dat de inentingen
niet verplicht zijn. Er zijn ouders die er, bijvoorbeeld om
religieuze redenen, vanaf zien. Maar niet alleen het ge
loof speelt in die afwijzing een rol, ook aanhangers van al
ternatieve geneeswijzen zien soms niets in vaccinatie. Kin
deren van wie de ouders zich op zeker moment beden
ken zijn alsnog van harte welkom. De inentingen geven
ook dan nog voldoende bescherming. Toch gaat de voor
keur uit naar zo vroeg mogelijk beschermen, want hoe
jonger een kind is als het bovenstaande ziektes oploopt,
hoe groter de kans op soms heel ernstige complicaties. In
enten beschermt niet alleen het kind zelf, maar ook diens
directe omgeving. Het inentingspercentage ligt hoog in
West-Brabant, rond de 90%. Hoe hoger dat percentage,
des te kleiner de kans op een epidemie. De 9-jarigenvac-
cinaties geven we tijdens massale prikdagen met een op
komst van soms wel 1.000 kinderen."
Wie Eline Heinze
Functie sociaal verpleegkundige bij
de GGD West-Brabant
Vertelt over het 13-jarigen onderzoek
„Alle 13-jarigen krijgen van de GGD het verzoek een
tweetal vragenlijsten in te vullen. Maar niet iedereen zien
we later ook daadwerkelijk op het spreekuur. Mede na
screening van het dossier dat vanaf de geboorte van een
kind door de JGZ is bijgehouden, nodigen we alleen die
kinderen uit bij wie we een zeker gezondheids- of wel
zijnsrisico vermoeden. De school vervult daarin een be
langrijke signaleringsfunctie, die helaas nog niet altijd op
timaal wordt ingevuld. Dat we kinderen juist in de puber
teit graag nog eens ontmoeten heeft alles te maken met
de grote veranderingen die jongeren juist in die fase van
hun leven doormaken. Lichamelijk en geestelijk gebeurt
er in korte tijd enorm veel. Voor sommigen verloopt die
metamorfose vrij rimpelloos, terwijl anderen er flink mee
kunnen worstelen. Ik merk dat veel tieners het fijn vinden
eens met een "buitenstaander" te kunnen praten over
heel persoonlijke dingen. Ouders, vrienden en leraren
staan toch vaak wat te dichtbij om delicate onderwerpen
als seksualiteit, pesten of eenzaamheid mee te durven be
spreken. Door simpelweg een luisterend oor te bieden
en mee te denken met een kind kunnen veel zorgen
meestal vrij snel worden weggenomen. Is meer hulp ge
wenst, dan kunnen wij de schakel zijn tussen het kind en
de school, de ouders of een hulpverlenende instantie.
Het belangrijkst is dat kinderen zich bij ons veilig en wel
kom voelen met al hun vragen. Ze moeten weten dat on
ze deur altijd voor hen openstaat."