spectrum
Lontje van Mattias
is nu een stuk korter
Geen kussen en
knuffels voor Anna
in taboesfeer
Daar hebben ze wel recht opJ
II
PZC
Zaterdag 8 november 2008
•..„J ';'-r4
---
'..V:::-'"'
v-Z."
-- - z.
- ~~"r*
Mattias bepaalt zelf de
lengte van zijn thera
piesessies. Twintig
minuten is zijn maxi
mum. Dan is het ge
noeg. Tijdens het praten krijgt hij het
warm, gaat zweten. Zoekt de verkoe
ling van de propeller. Ondertussen
verslindt hij moeiteloos zes, zeven
chocoladerepen. „Als ik die dingen
weer voor me zie", zegt Mattias,
„schiet ik terug naar een heel klein
mannetje."
Die 'dingen' zijn de seksuele handelin
gen die zijn oudere broer met hem
deed, van zijn 11e tot zijn 13e. Dat klei
ne mannetje zit het grootste deel van
de tijd verborgen achter een stoere,
hippe puberjongen van 15. „Mijn lont
je is wat korter", zegt hij over de ge
volgen van het misbruik. „Als iemand
me bij mijn schouders pakt, geef ik
hem een hengst voor zijn harses." Hij
leunt achterover in zijn stoel en
grijnst stoer. „Maar voor die tijd was
ik ook al een pestventje hoor."
Vraag hem wat zijn broer precies
deed en hij valt stil en kijkt naar de
grond. Dat is te direct. Hij stamelt, wil
het niet beschrijven. Het misbruik
ging twee jaar door, schuldgevoel
weerhield hem ervan het aan zijn
ouders te vertellen. Uiteindelijk deed
hij dat wel. Waarom toen wel? Hij
zucht. „Ik werd er knettergek van. Ik
was het zat. Die pijn van binnen, het
deed ook echt zeer." Letterlijk, be
doelt hij.
Zijn ouders waren 'niet blij' toen ze
het hoorden, vertelt Mattias met ge
voel voor understatement. Zijn broer
kreeg 'flink op zijn donder', maar
bleef nog een halfjaar thuis wonen.
Totdat hij een meisje misbruikte dat
aangifte deed. Nu zit zijn broer vast.
Mattias was opgelucht toen hij weg
ging. „Ik kon weer gewoon door het
huis lopen, maar ergens vond ik het
ook vervelend. Hij was ook mijn
broer, waar ik leuke dingen mee
deed."
Mattias was daarna erg agressief. „Ik
had geen vertrouwen meer in volwas
senen." Het lastige ventje dat hij be
weert altijd al te zijn geweest - zijn
therapeut denkt daar anders over -
werd echt onhandelbaar. Hij moest
het huis uit en belandde in de crisisop
vang. Daar boden ze therapie, om te
praten over het misbruik. „Ik vind het
best", zei hij. „Ik wilde van die herin
neringen af Van dat gevoel erbij."
Erover praten is naar, zegt Mattias.
Maar het helpt wel.
Frank Luttikhuis:
„Sexueel misbruik is geen
privilege van bepaalde
sociale groepen, het kan
iedereen overkomen."
foto Corné Sparidaens/CPD
het niet erg vinden als hij zichzelf op zou
hangen."
Het gezin Rigter gaat binnenkort verhui
zen. Er zijn te veel herinneringen in het
dorp. „Bizar eigenlijk, dat juist wij weg
moeten. Ik fiets elke dag langs dat huis. Ga
1 weg, denk ik dan. Rot op, maar ze doen
het niet."
Het voorbeeld van Stijn Rigter is teke
nend. Seksueel misbruik gebeurt bijna al
tijd in en om het gezin. Een buurman, stief
vader, conciërge, iemand van de ponyclub.
Luttikhuis: „Ouders waarschuwen hun kin
deren vaak niet met vreemden mee te
gaan. Ze kunnen beter zeggen: ga niet met
bekenden mee."
Ellen Rigter had wel tegen haar kinderen
gezegd dat niemand aan hun piemel
mocht zitten. „Maar misschien had ik ook
moeten zeggen: jij hoeft nooit aan ander
mans piemel te zitten."
Ze is ervan overtuigd dat ze nooit hadden
kunnen zien wat er gebeurde. Ook al wil
de Stijn soms niet naar het oppasgezin en
zei hij een keer terloops dat Kees een ver
krachter was. 'Dat kun je niet zomaar over
iemand zeggen', reageerden zijn ouders
toen nog onwetend. Ellen Rigter: „Als je
daarover gaat malen, ga je kapot."
~W" k kom heel krachtig over",
I zegt Anna over zichzelf.
Daar heeft ze gelijk in.
Trots somt ze de goede
.A. kwaliteiten op die haar klas
genoten vandaag van haar noemden.
Open, eerlijk, spontaan en een hele
rits daar achteraan. En de mindere
kwaliteiten? Ze haalt haar schouders
op. „Daar had ik vandaag geen zin
in."
Een van de weinige herinneringen
die Anna nog heeft, is dat opa zijn rits
opendeed en ze een kusje moest ge
ven. Ze moet een jaar of 4, 5 zijn ge
weest. Het was op de gang. Op een
paar meter afstand stond oma in de
keuken.
Anna is seksueel misbruikt door haar
opa en haar vader, maar herinnert
zich bijna niks. Op haar 8e deden zij,
haar broertjes en haar moeder aangif
te tegen de mannen. Toen heeft ze al
les verteld. Sindsdien weet ze er bijna
niks meer van.
Nu leest ze tijdens therapie telkens
een bladzijde van de aangifte. Van de
handelingen die erin beschreven
staan, krijgt ze soms de rillingen over
haar hele lijf, maar de beelden komen
maar mondjesmaat boven. Dat frus
treert. „Kom nou terug", vraagt ze de
beelden. De aangifte is haar enige be
vestiging dat het echt is gebeurd, net
als haar gevoel.
Toen ze haar vader na jaren weer zag,
zei haar gevoel dat het niet goed was.
Al die kussen en knuffels van hem,
die bevielen haar niks. „Daar moet je
bij mij sowieso niet mee aankomen.
Daar hou ik niet van."
De ogenschijnlijk krachtige, spontane
Anna weet dat ze ook minder leuke
kanten heeft. Ze vertrouwt haast nie
mand ('vooral volwassenen niet'), ze
heeft havo/vwo-niveau, maar zit op
het mbo ('ik heb het gigantisch ver
kloot'), kijkt vaak over haar schouder
('vooral 's nachts') en ze heeft vaak
met mesjes in haar eigen vlees gesne
den ('ik vond die pijn lekker').
Ze vecht. Vol verontwaardiging ver
telt ze dat er zoveel kwetsbare mei
den worden verkracht en aangerand.
„Ze zeggen geen reet. Dat is zo dom.
Ze herinneren het zich, kunnen het
aantonen, weten wie het is. Ze zeg
gen niks uit angst."
Anna wil hulpverlener worden. Zelf
is ze als puber ook een keer aange
rand. „Nou, dan heeft zo'n jongen
wel een probleem", zegt ze stoer. Op
de vraag of ze haar vader ooit nog wil
confronteren met zijn daden, ant
woordt ze zonder nadenken: „Liever
neerschieten." Ze vraagt om deodo
rant om het zweet onder haar oksels
in bedwang te houden. Dan zegt ze,
ineens bedaard: „Ik ben wel bang
voor die man, hoor."