spectrum 4 Ze wonnen een kleinkunstfestival, kregen alle lof en de wereld lag aan hun voeten Maar ze verdwenen stuk voor stuk in het grote niets. Vier verdwenen cabaretiers over de onverwachte wending die hun loopbat ham. „Ik bei alle fout gedaan wat J fout kon doen." §i PZC Zaterdag 8 november 2008 Verdwenen cabaretiers door Kirsten van Santen foto ANP Marco Hupkes won in 1993 het Groninger Studenten cabaret Festival. Niet al leen de juryprijs, ook de publieks- en de persoon lijkheidsprijs. Cabaretrecensent, radioma ker en toenmalig jurylid Kick van der Veer weet het nog goed. „Wat was die jongen goed zeg." Die lange, magere dertiger met dat brilletje 'timede verschrikkelijk goed' en was 'heer lijk brutaal'. Van der Veer herinnert zich dat hij een gedicht van E. Du Perron voor droeg alsof hij het zelf had geschreven. Ie dere bronvermelding ontbrak. „Wij juryle den waren natuurlijk niet van de straat en hadden het zo door. Maar dat gaf niets, we zagen Hupkes helemaal zitten. Daar zou den we nog veel van horen. Dachten we." Helaas. De triomf groeide uit tot een neder laag, zoals bij velen. In een land waar zich bijna iedere maand verse cabaretiers aan dienen, de een nog jonger, getalenteerder, meer revolutionair, muzikaler, begaafder of ontroerender dan de ander, valt het am per op dat er ook aan de lopende band jon ge talenten verdwijnen. Toch zijn de verha len van de 'verdwenen cabaretiers' interes santer dan de biografieën van veel gevestig de artiesten. Hun leven nam een bijzonde re wending, met de kleinkunst slechts als. een tussenstation. Neem Hupkes. Na 'Groningen' „kwam er een soort druk op me waar ik niet aan toe was." De verwachtingen van recensenten, vrienden en collega's drukten hem ineens zwaar op de schouders. Maanden later, op Cameretten, ging hij finaal onderuit. „Ik worstelde me door de voorrondes heen en speelde in de halve finale een bomvolle zaal van het Rotterdamse theater Luxor plat, maar in de finale lukte het niet. Een klotevoorstelling. Echt afschuwelijk." Wat ging er fout? Zenuwen. Onzekerheid. Niet rijp genoeg voor het podium, niet sta biel. Hij zocht te veel aandacht en bevesti ging. „Als je echt door wilt breken, moet je focus hebben. Die had ik niet. Ik was met van alles en nog wat bezig, deed er van al les bij: reizen, mensen met hun bedrijfje helpen. En ik had niet altijd inspiratie. Ik moet er echt hard voor werken." Na Cameretten modderde Hupkes nog wat voort, daarna besefte hij: ik ben maar een B-artiest. „Daar zit je dan 's avonds in je stoel, na afloop van een optreden in weet ik veel waar. Met een whisky in je hand naar het testbeeld te staren. Ik dacht: dit leven wil ik niet. Het is zo eenzaam." Hupkes is nu coach voor docenten en le raar geschiedenis. Hij denkt wel eens terug aan zijn glorierijke start en fantaseert soms hoe het zou zijn weer op de planken te staan. „Dat is niet meer dan een bijna ver waarloosbaar kriebeltje." Hij is net terug van brugklaskamp en vertelt over de spookverhalen die hij rond het kampvuur vertelde. „De klas is nu mijn podium." Mark Pekelharing won in 1989 het Gronin ger Studenten Cabaretfestival, met Frank Oosten als het duo Oosten 8t Pekelharing, maar hij verliet het podium al snel. In zijn huidige bestaan als ambtenaar Sociale Za ken initieert hij culturele projecten.„Frank en ik deden alles fout wat je maar fout kan doen", zegt hij. „We huurden geen trainer in, zochten geen impresariaat. We traden nog een paar keer op, maar Frank was tel kens'zo zenuwachtig, dat hij al veertien da gen voor het optreden op het toilet zat. En alleen kon ik het niet." Eén keer probeerde Pekelharing een solo programma bij een studentenvereniging. „Daar begonnen ze met dingen te gooien." Vanaf toen sloeg hij menig zijweg in. Hij werkte als clown, als publieksopwarmer bij RTL4 en schopte het tot 'de hand die een tube lijm uitkneep in een hobbypro gramma'. Toen hij vader werd, was het dui delijk: hij wilde zijn tijd aan zijn gezin be steden. „Ik had nooit de behoefte door te breken. Ik wilde iets maken waar ik achter kon staan, meer niet. Spelen voor tachtig of vijfhonderd man, het is allemaal best." De liefde voor het theater bleef „Zodra ik een aantal mensen samen op het podium een illusie zie scheppen, raak ik in een soort extase. Dat vind ik zo mooi. Het is een vorm van escapisme natuurlijk: in het theater kan alles. Dat theaterding zit in me, daar kom ik nooit meer vanaf" „Tja", zegt Kick van der Veer, die als jury lid veel talent voorbij zag trekken. „Je hoopt dat er toekomst in iemand zit, maar het is een momentopname en je kunt je verschrikkelijk vergissen." Een kleinkunste naar moet een ijzeren discipline hebben. Van der Veer spreekt uit ervaring. Hij won het Leids Cabaretfestival in 1981. „Ik had vleugels die avond, maar die vleugels moet je altijd hebben. Bij mij was dat niet zo. Ik was geen goede artiest. Het ontbrak me aan vechtlust. Als het niet lukte, dacht ik: bekijk het maar. Ik was gemakzuchtig." lijvers in de kleinkunstwereld, zo als Freek de Jonge en Youp van 't Hek, moeten volgens Van der Veer over een 'sportmentaliteit' beschikken. Ze moeten zichzelf de beste vinden. „Het is een kwestie van doorbeu ken. Youp was in het begin niet goed, maar hij ging maar door, net zolang tot hij het kunstje doorhad." 'Doorbeuken' zag Mumtaz Jafri niet zitten. Op zijn 24e won hij alle prijzen op Came retten met NUL, een programma waarmee hij op de Amsterdamse Kleinkunstacade mie afstudeerde. Iedereen wilde Jafri, zoon van een Nederlandse moeder en een India se vader, 'hebben'. „Ik heb het ijzer niet ge smeed toen het heet was. Je moet eigenlijk een ontzettende hoer zijn. Overal je kop laten zien. Ik zei overal 'nee' op. Ik wilde niet in RUR, niet in quizzen. Ik vond dat ik aan mijn principes moest vasthouden. Fout, Je moet overal 'ja' op zeggen." Jafri toerde nog drie jaar rond mét NUL. Daar deed hij zichzelf geen plezier mee. Al tijd maar die zenuwen. Diarree. En een zaam was het ook. „Daar ging ik dan weer. Met mijn hond en mijn techneut in de au to, naar de kleedkamer, naar de Grote Markt en de lokale shoarmazaak." De drank, de drugs, de mannen. „Het was niet gezond. Ik vond cabaret en het gedoe er omheen steeds moeilijker te combine ren met mijn gevoel voor echtheid. Ik wist ook niet meer waar ik de motivatie van daan moest halen." De liefde bracht uit komst: Jafri werd verliefd op een boer uit Wales, die met zijn geiten op een berg woonde. „Ineens wist ik dat een hutje op de hei met een grote liefde altijd mijn droom was geweest. Cabaret was dat nooit. Dat was iets wat ik gewoon kon." m

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 92