wonen 5o
[ca
Het failliet van het
Amerikaanse
design
Valeriaan
Ontwerptalenten
worden aan hun
lot overgelaten'
!D
I
Nooit meer tafeldekken
PZC
Zaterdag 8 november 2008
wonen@wegener.nl
024-3650509
Patrinia Cibbosa.
foto CPD
3*3
O
2
7s
m
i>
Z
O
m
list®:.
Valeriaan is een hoge vaste plant
die je vaak langs de slootkant
en zelden in de tuin ziet. In de
middeleeuwen was dat wel anders, zij
het dat de plant toen in de kruidentuin
werd geteeld en niet in de siertuin.
Toen was Valeriana officinale een van
de meest populaire geneeskruiden. De
plant werd eeuwenlang gebruikt voor
uiteenlopende kwalen, van oogziektes tot wat vroeger 'de ze
nuwen' werd genoemd. Ik kan me herinneren dat zenuw
achtige leerlingen voor hun eindexamen valeriaandruppels
namen, maar voor zover ik weet, komt dat gebruik nu nog
nauwelijks voor.
Valeriaan groeit in het wild in drassige gebieden, samen met
smeerwortel en moerasspiraea. Ook komt de plant op droge
duinhellingen voor. Een enkele maal groeit hij zelfs bovenop
een knotwilg - ook niet bepaald een natte standplaats.
In de tuin stelt valeriaan weinig eisen aan de grond, hoewel
die beter niet te zuur kan zijn. Een zonnige plek is het best,
maar ook lichte schaduw wordt goed verdragen. Vanaf juni
bloeit valeriaan met lila of witte bloemschermen die ge
plaatst zijn op slanke stengels van ongeveer 1 meter lang.
Naast de wilde valeriaan bestaat er een plant die
tuinvaleriaan wordt genoemd. Zijn wetenschappelij
ke naam is Valeriana phu. Bijna altijd zie je deze
plant in zijn goudbladige vorm: Valeriana phu Au-
rea. Het blad van deze gouden valeriaan komt in
maart boven de grond. De felgroengele bladeren ver
kleuren later in het seizoen naar lichtgroen.
Een buitenlands familielid van valeriaan is Patrinia.
Patrinia's komen uit Japan en lijken op onze in
heemse valeriaan, maar dan met citroengele bloem
schermen in plaats van wit of lila. Patrinia's zijn
niet bij iedere kweker te krijgen. Het loont echter
de moeite ernaar te zoeken, want het zijn betrouw
bare vaste planten die gemakkelijk zelf te zaaien
zijn. De hoogste soort is Patrinia sabiosifrfia, een
plant die even hoog wordt als onze inheemse valeri
aan. De bloeiwijze is wat meer vertakt, zodat de
plant een luchtige indruk maakt. Het fijn verdeelde
blad is spaarzaam langs de stevige stengel geplaatst.
De bloeitijd is van augustus tot oktober. De bloemen kleu
ren mooi bij het paars van Verbena bonariensis en het he
melsblauw van Salvia uliginosa, twee planten die tegelijker
tijd bloeien.
Patrinia's zijn gemakkelijk te zaaien, zei ik zojuist, maar dan
moet er wel zaad aan komen. Dat is niet altijd het geval. Na
een koude zomer heeft het zaad geen tijd voldoende af te rij
pen voor de eerste nachtvorst. Wordt er wel zaad gezet, zaai
dat dan zodra het rijp is. Het kiemt dan in het voorjaar en in
het tweede seizoen heeft u al een bloeiende plant.
Een slag kleiner dan Patrinia scabiosofolia is Patrinia gibbosa,
een plant die maar een halve meter hoog wordt en daardoor
in de border meer vooraan kan staan. De bloeiwijze is wijd
vertakt, zodat er een wolk van kleine citroengele bloempjes
wordt gevormd. Vrolijk met oranje dahlia's als achtergrond.
En goed te combineren met siergrassen.
Bij WISE Departmentstore hou
den ze het graag simpel. Beden
kers Geke Lensink en Bas van
Wayenburg bedoelen daarmee
dat producten eerlijk, eenvoudig
en logisch gemaakt moeten zijn.
Ook in de praktijk moet het iets
'simpels' in de goede zin van het
woord uitstralen. Neem de tafel
die 'zichzelf dekt'. Die '50K HPL'
wordt in de fabriek al voorzien
van een roodwit-geblokt motief
Briljant ontwerp (afgezien van
die verre van simpele naam). Of
lijkt dat maar zo? Raak je niet
snel uitgekeken op zo'n blokpa-
troontje? En dan? Een oversized
tafelkleed erover kan altijd. Maar
dan vraag je je toch af waarom je
3.200 euro hebt uitgegeven voor
een schaakbord op je eettafel...
(Tip! Ook geschikt voor boter,
kaas en eieren)
www.wisedepartmentstore.nl
Amerika staat bekend
om knisperend en ge
likt design, zo valt te
zien in tal van films en
reclames. Ook in de
mode (Mare Jacobs) doet het land
mee. En wat te denken van Apple,
dat eerst de computerwereld op
schudde en later met mp3-spelers
eh telefoons indruk maakte.
Maar op één terrein is het al heel
lang heel erg stil. Als het gaat om
meubels, lijkt de inspiratie opge
droogd aan de andere kant van de
oceaan. De laatste hit was mis
schien de bureaustoel Aeron Chair,
ontworpen door Don Chadwick
en Bill Stumpf voor meubelfabri
kant Herman Miller. Maar dat was
in 1994.
Het is niet zo dat Amerikanen
geen oog hebben voor meubel
design. Want dat hebben ze juist
wél. Amerikaanse musea en design
galeries vergapen zich aan wat er
in Europa gebeurt. De New Yorkse
designgalerist Murray Moss staat er
om bekend dat hij dol is op Dutch
design. En afgevaardigden van het
prestigieuze Museum of Modern
Art (MoMa, ook in New York) zijn
regelmatig in Europa te vinden, op
zoek naar nieuw talent.
Maar zo is het niet altijd geweest.
Amerika had zelfs een echte gou
den tijd, als het gaat om interieur
design. De jaren veertig en vijftig
van de vorige eeuw staan bekend
onder de 'stromingnaam' Mid-Cen-
tury modern. Firma's als Herman
Miller en Knoll wisten hun ontwer
pers tot grote hoogte op te stuwen.
Met veel succes. Vèel ontwerpen
uit die tijd zijn klassiekers gewor
den, die nog steeds voor veel geld
worden verkocht - nieuw en twee
dehands. Denk maar aan de
Lounge Chair of de DSR-stoel van
het ontwerpersechtpaar Charles
en Ray Eames. Of de draadwerk
stoeltjes van Harry Bertoia.
Een van de grote, maar stille, krach
ten achter dat designsucces was
misschien wel George Nelson, een
bruggenbouwer tussen Ameri
kaans en Europees design. Hoewel
zijn naam lang niet zo bekend is
als die van Eames en Bertoia, is hij
wel voor een groot deel verant
woordelijk voor hun succes.
Het lijkt dus terecht dat designla
bel Vitra (eindelijk) een overzicht
van Nelsons werk in het Vitra
Design Museum in Duitsland
heeft geopend. De ontwerper zou
dit jaar de leeftijd van 100 jaar heb
ben bereikt.
Nelson wilde eigenlijk zelf ontwer
per of architect worden, maar in
dat vak was tijdens de economi
sche crisis (begin jaren dertig)
geen droog brood te verdienen.
Met een beurs trok hij naar Rome,
waar hij in aanraking kwam met
grote Europese ontwerpers van dat
moment: Le Corbusier, Mies van
der Rohe en Walter Gropius. In de
tien jaar die volgden, maakte
Nelson naam als journalist. Hij in
terviewde belangrijke Europese de
signers. Toen hij in 1944 toevallig
het begrip storage wall bedacht
voor het maken van kastruimte in
tussenmuren, was hij binnen.
De Amerikaanse meubelfabrikant
Herman Miller lijfde hem in. Al
gauw was hij daar designdirector.
Nelson had een neus voor trends,
ontwikkelingen en ontwerpers.
Zelf ontwierp hij klassiekers als de
Coconut Chair (zie foto op voorpa
gina), de Marshmallow Sofa en
een serie (kinder)klokken. Maar
hij deed veel meer: hij schreef boe
ken, contracteerde andere grote
ontwerpers en maakte tentoonstel
lingen. George Nelson was eigen
lijk de nestor, de mentor en de in
spirator van het Amerikaanse de
sign. Na Nelsons dood in 1986
werd het stil. Héél stil.
George Nelson brak als
ontwerper door met zijn
storage wall, een sys
teem waarmee je de
wand kon gebruiken als
opbergruimte, foto's GPD