Boeken Mortier, een schilder met taal Dichten met donderende orgelkracht Onderweg Vele vervoermiddelen gebruikt de uitgewezene om zichzelf op transport te stellen: de benenwagen op sandalen van autobanden het ijzeren paard, de gouden koets de zilveren regenboogvogel, de bronzen stoomlocomotief die uitgeslagen van achterhaaldheid in het landschap schuilgaat. De schutkleur van de uitgewezene is zijn paspoort met daarin een foto die hem bijna evenaart. Hagar Peeters (geb.1972) door Mario Molegraaf Hoe heet je? Het is meestal een vraag zonder vraagteken. Of namen slechts een paar letters zijn, met niets verbonden. Hagar Peeters is door gaan vragen. 'Ha gar is mijn naam', schrijft ze in haar nieuwe bun del Loper van licht. Een naam, zo vervolgt ze, 'die voor vluchteling of vreemdeling staat'. Hagar, de grote ongewenste, de naam werd een lot. Dat geldt voor Hagar Peet ers zelf als we mogen afgaan op eerder werk van haar. Het gaat beslist op voor Hagar uit het bijbel boek Genesis. Hagar, de Egyptische slavin van Sara, de echtge note van Abraham, ze meende te oud te zijn om nog voor nageslacht te kunnen zorgen. In een ge dicht van Hagar Peeters ziet Sara haar man naar het meisje loeren. Het brengt haar op het idee dat 'hij haar voor deze speciale gelegenheid eens neemt, dan houden wij het kind en op vakantie lo zen we haar in de Sahara'. In het Bijbelverhaal gaat het een beetje anders, Sara krijgt alsnog een jongen, waarop Hagar en haar zoon Ismaël met Gods instem ming worden weggestuurd, met brood en een zak water. 'Te brutaal bevonden ben ik een eeuwigheid gele den verbannen naar de woestijn', laat de Hagar van nu de Hagar van vroe ger overwegen. Ze dicht soms met de bescheiden heid van een triangel, vaker met donderende orgel kracht. Het oude boek wordt door al dat tumult on geveer een actueel spandoek, dreigend en dwin gend. De dichteres staat voor de spiegel en ziet hon derd andere geslachten van ontheemden, nergens thuis. 'Er zijn vele schakeringen Hagar', weet ze. De verschoppelingen in alle soorten en maten wor den opgesomd in een 'Jeremiade van het Avond land'. Maar deze Hagar neemt het niet. Ze eist in het slotgedicht met veel uitroeptekens 'de sleutel van de verboden kamer de code van de computer'. Ze wil 'samen met de machtige vaders op reis', maar ook wil ze 'huilen als een vrouw om alle pijn'. Nog wel Hagar heten, geen Hagar meer zijn, 'laat mij niet aan de zijlijn staan krijsen'. Hoe heet je? Mens, jouw evenbeeld en gelijke. Hagar Peeters: Loper van licht Gedichten. De Bezige Bij, 48 pag., 12,90 euro. PZC Donderdag 6 november 2008 19 De verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog leverden de Vlaamse schrijver Erwin Mortier stof voor Codenslaap. Een bij vlagen woorddronken roman, bezield door de hijgende adem van een wereldbrand. door jaap Coedegebuure illustratie Martien Bos Wat 'godenschemering' betekent, weten we sinds Richard Wagner onder die titel een ope ra componeerde. Het woord heeft een apocalyptische allure en roept het beeld op van een mythische wereld die aan onderlinge verdeeldheid en strijd ten onder gaat. Het begrip 'go- denslaap' is gloednieuw. De Vlaamse schrijver Erwin Mortier, die het heeft bedacht als titel van zijn nieuwe ro man, zal het ongetwijfeld van 'goden schemering' hebben afgeleid. 'Goden- slaap' klinkt milder, maar dat is be drieglijke ironie. Het is voor goden heel wat eervoller om ruziënd ten onder te gaan, dan te vertoeven in dromenland terwijl de wereld in brand staat. Want van een wereldbrand is in dit boek wel degelijk sprake. Mortier neemt ons mee naar de zomer van 1914, het seizoen van de oorlogsverklaringen en veldslagen. Na dat de Oostenrijkse troonopvolger en zijn vrouw in Sarajevo waren ver moord, kwam een kettingreactie op gang die niet alleen de Donaumonar- chie en Servië, maar ook Rusland, Duitsland, Frankrijk, Engeland, België, Turkije, Italië en tenslotte ook Ameri ka naar de wapens deed grijpen, met vele miljoenen doden als gevolg. We krijgen op deze nog altijd onvoor stelbare catastrofe een blik geboden dankzij het autobiografische relaas van de half Vlaamse, half Franse Hélène Demont. Op het moment dat ze de pen ter hand neemt, is ze al zo'n hon derd jaar oud. Dat ze zich terdege be wust is van de rol die de goden in dit geval spelen, blijkt uit een passage waarin ze hen met kinderen vergelijkt. „Hun beider bestaan kent het karakter van een dromerig spel want ze hebben geen weet van de dood. Hun wreedhe den zijn lichtvoetig, hun tederheden bruut. Smelt de oneindigheid van de doden samen met het onbevangene van een kind en wat je krijgt is een gruwelijke godheid." Ondanks haar ho ge leeftijd staan de herinneringen aan de jaren tussen 1914 en 1918 mes scherp in Hélènes geheugen gegrift. Van de vierhonderd ons aangeboden bladzijden nemen ze verreweg de meeste ruimte in beslag. Maar toch is de Grote Oorlog niet haar voornaam ste bekommernis. Evenmin draait haar levensverhaal om de moeizame ver houding tot haar moeder, hoe dikwijls ze daar ook op terugkomt. Haar voornaamste preoccupatie is de worsteling met de taal. Daarmee ver raadt ze zich als een spiegelbeeld van haar schepper Erwin Mortier. Namens hem zegt ze te verlangen naar een on eindig lange zin die alles wat er is in zich opneemt, en eveneens uit zijn naam benijdt ze de schilders vanwege hun 'woordenschat van coloriet'. Schilderen met taal, bladzij na bladzij volpenselen met breed uitwaaierende zinnen, dat is wat ook Erwin Mortier graag doet. Soms zou je wensen dat hij wat minder uitbundig zou toegeven aan zijn neiging tot mooischrijverij, te meer nu hij dankzij die neiging met enige regelmaat dreigt te ontsporen. Zo legt hij in de opening van Goden- schemer zijn heldin de wens in de J ERWIN MORTIER G O D E N S L A A P mond 'de pen om te smeden tot een ploegschaar en een pas beschreven vel weer blank te ploegen, dwars op de re gels, voor na voor'. In dat geval zou ze kunnen omzien 'op een spierwitte ak ker, op de restanten die het ploegijzer naar boven heeft gewoeld: doorroeste emmers, stukken prikkeldraad, bot splinters, een blindganger, een trouw ring'. Dat zal toch geen ruim bemeten stuk grond zijn, denk je dan, als de te ge bruiken ploeg zo groot is als een pen. En hoezo 'spierwit'? De grond lag toch bezaaid met oud roest? Het beste komt Mortiers van pathos doordrenkte stijl tot zijn recht in de passages die de ver schrikkingen van loopgraven en veld hospitalen oproepen. Hier wordt zijn manier van schrijven bezield door de hijgende adem van de alles verslinden de 'Materialschlacht', die Zuid- west-Vlaanderen en Noord-Frankrijk negentig jaar geleden in een desolaat maanlandschap veranderde. Als we in Hélène eens te meer een per- - sonage zien dat is geschapen naar Mortiers eigen beeld en gelijkenis, dan is duidelijk waarom ze een relatie aan gaat met een Engelse oorlogsfotograaf die haar oog scherpt voor de obsceni teit van de oorlog. Samen krijgen ze een dochter met wie ze al net zo'n haat-liefdeverhouding ontwikkelt als met haar moeder. Ondanks de hiervoor vermelde bezwa ren tegen de opgeklopte stijl, mag Go- denslaap een geslaagd experiment wor den genoemd. Het zet de Eerste We reldoorlog niet neer als het decor van een spannend verhaal, zoals bijvoor beeld het geval is in Het lied van de loopgraven van Sebastian Faulks, maar verleent de periode 1914-1918 de allure van een mythe die voor de eigentijdse geschiedenis van Vlaanderen veel meer betekent dan wij Nederlanders ooit zullen kunnen beseffen. Erwin Mortier: Godenstoop. Uitgeverij De "Bezige Bij, 406 pag., 19,90 euro.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2008 | | pagina 19