Drie katse kerkgangers
S
s
en
o
uv
es
Pas na een week
medicijnen en vette
vis raken olievogels
hun stress kwijt
PZC zaterdag 25 oktober 2008
<NI
eó
irt
r>»
C4
U
N
a.
03
o
O
N
00
»rt
N
•cf
O
Jrt
fM
u
00
C3
06
m
iv
03
O
O
fM
CO
in
jN,
00
O
O
rm
có
tn
00
o
O
IM
00
ir>
r»
De inzending voor 'Vertel uw
verhaal' is deze keer een fabel.
Met katten in de hoofdrol. Het is
een Zeeuws sprookje gebaseerd
op een ware gebeurtenis, zegt
Inge Zweedijk. Zij schreef het
verhaal.
Op een zonnige lentedag
kuierden de rooie, de zwar
te en de oude cyper door de
tuin van de kerk in Kruinin-
gen. „Kijk", zei Zwartje, die een scherpe
blik had, „de deur van de kerk staat
open."
„Logisch", bromde de oude cyperse ka
ter, die het dorpsleven op de voet volg
de en altijd overal van op de hoogte
was. „Er zijn schilders bezig, dus die
deur staat open voor de verflucht."
„Goh", zei de rooie, de nieuwsgierigste
van het stel, „laten we eens een kijkje
nemen, ik heb nog nooit een kerk van
binnen gezien, wat doen ze daar eigen
lijk?"
„Ik toon het jullie, volg mij", sprak de
cyper. Omdat hij zelf vond dat hij er in
zijn streepjespak het deftigst uitzag, liep
de oude kater als eerste naar binnen.
„Wraaaw, wat een rare lucht hangt
hier", miauwde de rooie, „zouden hier
soms muizen zitten?" „Sssst", siste cy
per, „schreeuw niet zo, straks worden
we eruit gegooid", onderwijl de katse
kerkgangers voorzichtig richting kansel
leidend.
Daar aangekomen werd het hoog tijd
voor uitleg. De cyper, die altijd net
deed alsof hij alles wist, ging er eens
goed voor zitten en zei op plechtige
toon: „Er wordt hier over God gespro
ken", waarna hij een veelbetekenende
stilte liet vallen. „Waar is die God dan",
vroeg de nieuwsgierige rooie, „ik zie
niks." De cyper, die wat in verlegen
heid gebracht werd omdat hij op die
vraag ook geen antwoord wist, wees
wat vaagjes in de lucht: „Nou daarbo
ven dus. En op zondag staat daar altijd
iemand die verhalen over God vertelt,
over goed en kwaad enzo, nou ja, dat je
aardig moet zijn voor je medeschepse
len en ze moet helpen, zeg maar." „O",
deed de zwarte een duit in het zakje,
„dus geen muizen en vogeltjes van
gen." „Zoiets, zoiets ja", mompelde cy
per terwijl hij interessant omhoog bleef
kijken.
„Moeten wij soms iets bekennen", piep
te zwartje angstig, die het danig be
nauwd kreeg toen zij aan haar laatste
moordpartij in de Kruiningse bosjes
dacht. „Misschien is dat wel een goed
idee." „Eh... juist, geen gekke gedachte",
zei de cyper. „God luistert vast ook wel
naar ons, iedereen kan met hem pra
ten."
Rooie was al op de kansel geklommen.
„Hier is niets te vinden", riep hij naar
beneden. „Waar blijf je nou ouwe, met
je mooie verhaaltjes." De cyper wilde
zich niet laten kennen en sprong, met
de zwarte in zijn kielzog, soepeitjes op
de preekstoel en zei achteloos: „Als je
met God wilt praten, moet je zo ver mo
gelijk naar boven, dan zit je dichterbij,
snap je." Vervolgens beklommen de
drie het klankbord - het houten balda
kijn boven de preekstoel - en wachtten
geduldig op de dingen die komen gin--
gen.
Na enige tijd kwam de koster aanlopen
om eens te kijken of de schilders al vor
derden met de werkzaamheden. Het ge
ritsel op het klankbord hoorde hij niet.
De schilders zorgden voor een constan
te geluidenstroom. Hij hoopte maar dat
het werk aanstaande zondag klaar zou
zijn. Ja, het schoot lekker op, alleen die
verflucht, dat zou wat vervelend zijn.
Die zondag was het druk in de kerk. De
dominee kuchte eens en begon met
zijn preek. Maar wat stond hij toch raar
te schuifelen, zouden zijn zondagse
schoenen soms knellen?
Het viel de kerkgangers op dat dominee
er niet zo ontspannen bij stond als an
ders. Hij keek steeds naar de vloer van
de kansel, daarna weer naar boven en
schoof de kostbare Statenbijbel voordu
rend van links naar rechts. Vervolgens
snoof hij hoorbaar. Zou dominee soms
t
-
een verkoudheidje hebben opgelopen?
Na afloop van de dienst werd de koster
geroepen. Wat was er in hemelsnaam
aan de hand? Zodra de laatste kerkgan
ger de deur uit was, stelde de koster
een onderzoek in. Via een ladder klom
hij richting klankbord en geloofde zijn
ogen niet toen hij daar drie katten zag!
Rooie en de oude cyper buitelden van
schrik naar beneden en vluchtten de
deur uit. Maar zwartje maakte geen aan
stalten om te vertrekken.
Mopperend toog de koster naar bene
den. Dat prachtige klankbord, hét
pronkstuk van de kerk, verworden tot
één grote kattenbak... dat kon zo niet
langer! Goede raad was duur. Plotseling
kreeg hij een ingeving, greep het tele
foonboek en belde de Dierenbescher
ming. De dierenambulance kwam di
rect voorrijden. De mensen van de die
renambulance konden zwartje ook niet
in haar nekvel grijpen. Die had zich,
vanwege alle commotie, in het uiterste
hoekje van het klankbord verschanst.
Na enig overleg werd een vangkooi op
het klankbord geplaatst, met een lekker
hapje erin. Zwartje kon de lucht uit de
vangkooi uiteindelijk niet weerstaan.
Met kooi en al werd de laatste katse
kerkganger voorzichtig naar beneden
getakeld en overgedragen aan haar dol
gelukkige bazin, die haar al enige tijd ge
mist had. En de koster... die kon aan de
grote schoonmaak beginnen!
Of zwartje nog genoeg tijd heeft gehad
om haar gesprek met God af te ronden?
Dat moet ik toch nog eens aan die
rooie en die cyper vragen!
Heeft u eeri Zeeuws verhaal? Vertel het de
PZC. Via uwverhaal@pzc.nl of Postbus 91,
4330 AB Middelburg, of 0118 434014 (Jan
van Damme). Zie ook: www.pzc.nl
door Maurits Sep
Hoeveel het er dit jaar weer
zullen worden, durft Coby
Louwerse niet te voorspel
len. Vijftig? Duizend? En
hoeveel het zullen overleven is al net zo
ongewis. Het heeft ook geen zin erover
na te denken, De Mikke moet zich hoe
dan ook klaar maken voor de opvang
van olievogels.
Alle Nederlandse kustasielen, vijf in to
taal, doen dat altijd rond deze tijd, eind
oktober. Als de najaarsstormen over de
zeeën razen, worden veel vogels, die
dan ook op zee overwinteren, het
slachtoffer van olievervuiling. „Alleen
in het najaar kunnen we de eerste olie
vogels verwachten. Niet in de zomer.
Gelukkig maar, want dan hebben we al
le volières hard nodig voor de andere
vogels die we opvangen", merkt Lou
werse op.
Volgende week worden twee volières
verdeeld in vakken - per volière drie -
die vervolgens weer in nog kleinere vak
ken zijn op te delen, al naargelang het
aantal vogels of hoe groot ze zijn. Olie
vogels die op maandag binnenkomen,
krijgen hun eigen vak, die op dinsdag
ook, en zo verder. Zo blijven ze een
paar dagen zitten om 'uit de stress' te
komen, legt Louwerse uit. Ze krijgen
dan ook medicijnen tegen ontstekin
gen, medicijnen om de olie uit hun in
gewanden te krijgen, veel en goed voer
zoals vette sprot. Alles om op krachten
te komen.
Al die tijd zitten hun veren nog vol olie.
Het wassen kan pas na een week, als ze
hun stress kwijt zijn, benadrukt Louwer
se. „Dan hebben ze de grootste overle
vingskans. Als we ze meteen wassen,
krijgen ze daar ook weer stress van en
dat wordt te veel. Ja, we zijn door scha
de en schande wijs geworden. We vol
gen nu de Amerikaanse aanpak. Daar
zijn ze in de behandeling van olievogels
verder dan hier."
Als de vogels gewassen zijn, gaan ze
naar de 'droogkooi'. Daarna in het bin-
nenbassin, het buitenbassin en meestal
kunnen ze na twee weken worden vrij
gelaten. Dat moment is een lichtpuntje
in een verder zware, vervelende tijd.
Louwerse: „Zodra we alles in orde heb
ben gemaakt voor de opvang van olievo-
gels, moeten we een knop omzetten. Ik
doe dit al ruim 22 jaar, dus ik ben eraan
gewend. Maar zeker de vrijwilligers die
het voor het eerst doen, moeten erg
wennen en vaak even slikken bij wat ze
meemaken. Daarom gaan we mensen
volgend jaar een cursus laten volgen,
waarvoor ze ook een certificaat krijgen
en die ze elk jaar moeten herhalen, zo
dat ze telkens opnieuw goed voorbe
reid zijn op de winter en de komst van
weer veel olievogels."
fotomontage Paul van Belzen
Stichting 'PZC Middelburg helpt'
Rekeningnummer: 40.26.67.794